maandag 28 juli 2014

ZOMERZAND: DAG 28

Nadat ik ooit één spiksplinternieuwe auto veel te kort in mijn bezit had, geef ik auto's graag een tweede of een derde (zelfs een vierde) leven. De auto waar ik nu mee rijd, is er eentje die ik nooit zelf zou kopen. De meesten mensen schrikken als ze mij in combinatie van mijn auto zien: alsof zo'n klein onhandig vrouwtje niet in een grote auto hoort. Terwijl de kleinste mannetjes hun gestalte schaamteloos op vier wielen trachten te compenseren. Enfin: de auto waar ik nu mee rijd, is een erfstuk. Toen mijn vader begin 2011 is overleden, mocht ik het stuur dat veel te weinig onder zijn handen had gesleten, overnemen. Mijn vader was een bange chauffeur. Hij hield niet van lange reizen. Zijn eigen laatste reis, duurde wellicht om die reden ook heel kort. Als ik in die auto rij, lijkt het altijd alsof hij toch nog een stukje met mijn veel langere avontuurlijkere ritten meereist. Dan zie ik in gedachten vaak dat hij zich angstig aan iets vasthoudt. Of dan zeg ik wel eens luid: 'Zo, dat je hier zo met je auto zou komen, had je dat nog wel gedacht?' Vandaag moest ik iets doen, waarvoor ik al een tijdje vreesde: voor die auto van mijn vader het doodsvonnis ondertekenen. Teveel kosten aan zijn ingewanden. Teveel gevaar op de weg.

Het meisje had een vader. Zoals elke meisje. Dat is niet gek. Of vreemd. Of buitengewoon. De vader speelde ooit in een fanfare. Zelfs nog een heel tijdje toen het meisje daar al was. De vader glom trots zoals zijn instrument als hij de straat op mocht. Marcherend. Het meisje stapte heel kort ook even voor hem uit als trommelaar. Even trots en glimmend. Maar niet lang daarna, werd de fanfare uit elkaar gehaald. Het trommelkorps ontbonden. De vader moest met gebogen hoofd de fanfare verlaten voor groter talent dat op zijn stoel kwam zitten. Vanaf die dag glom hij wat minder. Het meisje vond vlug iets anders om bij te blinken. Maar de vader was meer gehecht en trotser. Er blonken tranen in zijn ogen als hij de klank van blazers op de radio of op zijn grammofoonplaten hoorde. Meer dan vijftien jaren luisterde hij niet meer. Hij kon het niet meer. Dat durfde hij niet. Maar toen hij opeens opa was, had hij een auto met CD's. Met de ramen en het dak open, reed hij met fanfaremuziek rondjes op het terrein. De kleinkinderen zwaaiend en toeterend uit de ruiten en het dak. Hij lachend trots om zijn zelfgekweekte fanfare die hem nooit zou uitfluiten. Zoals dit verhaaltje begon: het meisje had een vader. De vader die verdween. Maar het verlangen te marcheren en bij muziek te glimmen bleef.

Ga ik dit nog doen? Ik zal wel nog ooit een auto moeten achterlaten of afgeven. Maar nooit meer een auto van mijn vader. Als klein eerbetoon en grote hommage rij ik deze laatste dagen met fanfaremuziek rond. Hij moest eens weten...

Meer info over deze rubriek? Klik hier.


Geen opmerkingen:

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....