maandag 28 januari 2019

TINE ZIET (152): Sneeuw


Vorige week liet Lieven Tavernier samen met Room 13 Orchestra ‘de eerste sneeuw’ vallen. Dit tijdens het Nieuwjaarsconcert in CC De Steiger. Begrijp me niet verkeerd: het ging om het alombekende lied dat we kennen in de versie Jan De Wilde. Nu klonk het uit de mond van de tekstschrijver zelf en het zat in een behoorlijk hedendaags jasje. Er kwamen zelfs sambaballen aan te pas. Maar het klonk evengoed prachtig. In mijn gedachten dwarrelden de eerste vlokjes zachtjes op de hoofden van het aanwezige publiek.

Volgens de weerberichten zal het niet lang meer duren voordat het hier ook écht zal sneeuwen. Onze stad maakt zich op voor die sneeuwval en ik zag op internet al enkele berichten verschijnen om de bevolking tips te geven. Om vuilniszakken op een zichtbare plaats te zetten bijvoorbeeld.
Ik ben in gedachten vaak een ramptoerist. Paniek rijmt niet voor niets een beetje op Moniek. In mijn hoofd circuleren nu bijgevolg beelden van diepe sneeuwlandschappen waarin vuilniszakken verdwijnen. Meer nog: tegen dat U dit leest, is Menen wellicht ondergesneeuwd. Ook de weg naar mijn werk en naar het warenhuis werden hermetisch afgesloten. Sneeuw is mooi om naar te kijken en heel even met aangepaste kledij door te lopen. Niet om in te rijden en in te leven.

Nu het nog niet zover is, sla ik volop aan het hamsteren. Want we kunnen maar beter goed voorbereid zijn. Al vergeet ik jaarlijks sneeuwkettingen om onder mijn schoenen te plakken. En pakken strooizout voor op mijn stoep. Lieve deugd, geef ons sambaballen in die sneeuwval om ons heerlijk aan te verwarmen. Geef ons een dappere soepkar met schelle bel die de mensen komt bevoorraden. Geef ons de moed om terug te denken aan die eerste sneeuw die zachtjes viel en daarbij het verlangen tot een sneeuwman. Een ritje op de slee. Maar bovenal de belofte aan een warm en veilig onderkomen voor wie het met die polaire vortex niet redt.  Laat het vrolijk zachtjes sneeuwen, maar niet echt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 25/01/19)

zondag 20 januari 2019

TINE ZIET (151): Leeg

Nu ook een bekende broodjeszaak de biezen pakt, valt dat lege straks nog meer op als we door onze centrumstraten wandelen. Het is een zeer spijtige zaak dat ons centrum een trieste aanblik bezorgt. Er zijn genoeg belegde broodjes te scoren in de omgeving. Dat is het probleem niet. Voor de mensen die er dagelijks hun ontbijtje eten is het vast wel een kaakslag. Maar het is vooral de leegte van een pand dat ons in het gezicht slaat. Waarom trekt iedereen hier weg? Zijn onze bewoners niet hartelijk genoeg? Kopen we te weinig? Zijn de huurprijzen te hoog? Zijn de gebouwen in erbarmelijke staat? Ik weet het niet. Andere steden hebben ook met dit fenomeen te maken. Toch valt de leegstand me nergens zoveel op als hier.

Een leeg pand blijft niet leeg zoals het daarvoor was. Het begint te verkommeren. Er komt onkruid. Waar ooit voortdurend beweging was, is er stilstand en aftakeling. Er worden nog reclames in de brievenbussen gepropt tot de klep het begeeft. En dan nog wordt geprobeerd. Er wordt in de portiekjes geplast. Kortom: het wordt er zo smerig dat zelfs een hond er geen drol zou willen achterlaten.

Gelukkig wordt er nog met pop-up concepten geëxperimenteerd. Zo hadden we even een tweedehandsboekhandel. Jammer! Dappere winkels zijn er even om dan weer in stilte te verdwijnen. Zo bracht Boegie Woegie tot twee maal toe bruisend leven in leegstaande panden. In het vroegere Griekse restaurant in de Rijselstraat werd de afgelopen maanden ook al veel bewogen. Er zijn concrete plannen om leegstaande panden aan de Leiebrug te gebruiken voor boeiende culturele projecten. Makkelijk is dat allemaal niet. Terwijl in een stad als Kortrijk de pop-up winterbars heerlijk uit de grond lijken te schieten, wordt hier vaak de moed ontnomen. Wie de ballen heeft iets te willen ondernemen aan de leegte hier, komt terecht in een absurde administratieve mallemolen en verliest de moed snel.

Nu de nieuwe schepenen zijn benoemd en alle eden werd gezworen, komt deze tip natuurlijk rijkelijk te laat. Maar men heeft hier volgens mij nood aan een Schepen van ‘Welgekomen’.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 18/01/19)

maandag 14 januari 2019

TINE ZIET (150): Smak


Bij het begin van een nieuw jaar horen traditioneel zoenen. In Menen zijn dat maar liefst vier zoenen! Dat was in het begin aardig schrikken. Heel soms doe ik het nog. Misschien heb ik het al te vaak verkondigd: ik vind het niet altijd fijn om te kussen. Dat heeft vaak niet eens met de ander te maken. Heel soms natuurlijk wel. Maar het is hoog tijd om een misverstand uit de wereld te redden: ik gruwel niet van zoenen. Integendeel: ik hou enorm veel van kussen. Mijn lippen zijn verzot op het bedelen van afdrukken.  Wie ooit in mijn armen lag, zal dat wel weten. Een kwistige zoener: ik!

Wat me weerhoudt om iedereen constant met kussen te begroeten, is het feit dat ik het nooit aangeleerd kreeg om formeel te kussen. En dan bedoel ik dat volstrekt absurde gebaar iemand een pakkerd te geven zonder dat de lippen iets raken. Luchtkussen. Een wang aanbieden als het ware. Zodat ik het maar al te vaak voor heb dat ik per ongeluk de lippen van een ander op mijn lippen voel. Eén van de ergste keren was toen ik een vijftien jaar geleden geheel accidenteel de mond van mijn directeur op mijn mond voelde. Hij had zo’n vieze wrat met haar juist boven zijn lip. Ik geloof dat ik toen pas begon te vermoeden dat ik de daad van het obligaat zoenen wellicht niet zo goed beheerste. Vanaf dat moment ben ik heel onzeker geworden als het om beleefde begroetingskussen gaat.

Ook mocht ik al een paar keer ervaren dat sommige mannen het blijkbaar fijn vinden om me tijdens dat kussen ook nog eens ongewild aan te raken. Iemand op de wang kussen, betekent toch niet automatisch dat een hand dan ook maar een bil of een borst mag aanraken?  Of mis ik iets in die hele zoenetiquette?

In elk geval: ik betrapte mezelf er vorige week voor het eerst op dat ik een wang aanbood tijdens dat jaarlijkse Nieuwjaarsgroeten. En nog een. En nog een. En nog. Goed nieuws dus voor wie het best wel beledigend vindt dat ik soms nog altijd een hand verkies of een afstandelijk knikje. Er is hoop: ik leer! Maar pas op! Het loopt nog lang niet altijd even gesmeerd.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 11/01/19)



TINE ZIET (149): Schieten


Op Kerst hoorde ik schoten in de trein. Heftig klinkt dat. Geen paniek: er werd niemand geraakt. Toch niet in de reële wereld. Een jongen van ongeveer zestien speelde ongegeneerd een schietspelletje op zijn smartphone met zijn speakers aan. Daartussen gaf hij wellicht via videochat luidop commentaar. Ik zag enkele medereizigers geïrriteerd de wenkbrauwen fronsen en ook ik ergerde me mateloos. Als ik meer moed had gehad, had ik hem erover aangesproken maar ik vond geen doeltreffende zin in mijn hoofd die op een fijne wijze vervatte wat ik over zijn gedrag vond. Even dacht ik eraan om wat tegenwicht te geven door zelf ook lawaai te gaan maken. Dat hadden mijn medereizigers vast niet geapprecieerd.  Na een half uurtje verplaatste hij zich, omdat zijn batterij leeg was en hij een stopcontact zocht. De opluchting was te voelen in de hele coupé.  

Een dag later zat ik op een kerstconcert van Wervik. Dit bij onze jongste leerlingen uit Klankkriebelklas die er voor het eerst fier gingen optreden. Het eerste half uurtje zaten we in het publiek. De dirigent van de jeugdharmonie bewoog zijn handen soms onbewust als luchtgeweren. Dat was de opmerkzame leerling naast me niet ontgaan. Guitig kopieerde hij de handbewegingen van de dirigent en fluisterde er zachtjes “Pang! Pang! Pang!” bij. Hij schoot almaar wilder om zich heen. Wellicht kwam dat ook door de zenuwen. Gelukkig mochten zijn klas toen optreden en was er daarna pauze of het had geen haartje gescheeld of de hele zaal had het gezien. Men had het wellicht niet echt goed begrepen, want alleen wat kinderlijke fantasie heeft die schietbeweging in het dirigeren herkend. Maar de irritatie zou niet zo groot geweest zijn. Er is een groot verschil in schieten bij jongens van zes en van zestien.

Echt heftig wordt het pas als het om levensecht schieten gaat. Als het nu op mensen gaat of bijvoorbeeld op een zeldzame papegaai. Hopelijk is het een minder schietgraag jaar dat begin deze week uit de startblokken schoot.  

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 28/12/18)

woensdag 2 januari 2019

TINE ZIET (148): Lezen


Het is gebeurd! Zondag heb ik voor het eerst in mijn leven mijn eerste en grootste liefde hartsgrondig vervloekt. Ik heb geprutteld en gezanikt over elk boek dat ik daarvoor met zoveel aandacht en bewondering in een of andere boekhandel heb uitgezocht. Ik heb luidop de e-reader op mijn blote knietjes aanbeden en ja, heel soms heb ik me moeten bedwingen om een boek niet door de kamer te gooien en dat laatste dateerde toch al van meer dan vijftien jaar geleden toen ik voor mijn opleiding een boek moest lezen dat ik nog niet eens zou gebruiken als onderlegger.

Doordat verbouwingen in mijn huis stof achterlieten en daarmee werkelijk mijn hele bibliotheek verpakten onder een grijze laag moest ik persoonlijk elk exemplaar uit het rek nemen en één voor één stofvrij maken. Voor iemand met veel meer dan duizend boeken kan dat tellen. Vooral de poëzie moest eraan geloven. Al die kleine bundeltjes waarvan ik me soms niet eens meer kon herinneren dat ik die woorden in mijn bezit had! Ik geef het toe: zondag heb ik mij mijn liefde voor gedichten beklaagd. Mijn minuscule boekjes met theaterteksten. Mijn gulzigheid naar zinnen van een ander. Ik heb heel even spijt gehad van het feit dat Annie MG Schmidt en Guus Kuijer iets in mij hebben aangezet: een almaar groter wordende leeshonger, een leesvuur dat niet te blussen is. Waarom kan ik niet zoals de meesten boeken zomaar weg doen? Waarom wil ik die dingen persé in mijn bezit hebben?

Omdat ze er voor mij toe doen. Omdat het ritueel van pagina naar pagina te glijden me goed doet. De geur van de inkt, de geur van het papier, zelfs stoffig en vermuft, katapulteert me terug naar mijn eerste bibliotheek met de nonnetjes en de stinkende kachel. Op zondag haalde ik boeken, op zondagavond waren ze al uitgelezen. Avonturen van Pietje Puk en Billie Turf. Ik las ze niet: ik absorbeerde. Reizen doe ik meestal niet met een vliegtuig, maar vaker met een boek.

En nu ik dit schrijf, weet ik het weer: elke rug was het afstoffen waard. Ik zou het zo opnieuw doen en ze nog eens alfabetisch én op kleur sorteren! Maar verbouwen? Laat het uit!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 28/12/18)

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...