zondag 15 december 2013

Ooit (26):

Ooit was bewegen voor mij een automatisme. In de vruchtzak bewoog ik zoals elk ander ongeboren kind. En eenmaal in het licht spartelde ik zoals het hoorde: alle ledematen de lucht in trappelend. Zelfs toen ik eenmaal lopen kon, leek niets in mijn verplaatsingen 'anders dan normaal'.

 Het kwam voor het eerst in beeld in de turnles: trillend op een balk, vertoonde ik veel minder evenwicht. Aan de rekstok miste ik elke vorm van soepelheid. Het was bij de bok dat ik voor het eerst geconfronteerd werd met de houterigheid in mij: elke keer stokte ik op één meter voor de bok. De schooldokter had het over een holle rug en stuurde me om oefeningen naar een kinesist, waar ik leerde om met de borst vooruit te lopen. De bewegingsdocente, later, zei: 'Wees trots, je hebt zo'n mooi luchtpunt, Tine!' Maar alle aanmoedigingen ten spijt, raakte ik die borstelsteel in mijn bewegen niet meer kwijt. Wat eens zo soepel automatisch en vanzelf gebeurde, piepte van de ene op de andere dag roestig bij het manoeuvreren. Men begon zich bijgevolg op mijn handelingen te fixeren en zag een probleem van coördineren. Men had het zelfs over blokkeren. Mijn schouders werden er moedeloos verlegen van.

 Soms vergeet ik dat hij er zit. Dan dans ik bijvoorbeeld bijna-sierlijk. Of dan loop ik op straat als een halve dame. Even denk ik dan dat hij verdwenen is. Dat kan toch best, hij kwam ook zomaar op mijn pad, toen ik even niet goed keek. Misschien kan hij ook op die manier verdwijnen.

 Met dit harkerig-zijn heb ik inmiddels heel goed kunnen leven. Al vermorzel ik die klungel in mijn lijf in gedachten minstens vijf keer per dag. Zo verwijt ik hem mijn gebrek aan durven. De zuinigheid in mijn fysieke ondernemen. Mijn hoofd denkt dan: "Eropaf!' maar mijn benen blijven staan of gaan dan net de andere kant op. Die van gemiste kansen en nooit weten wat er was gebeurd als ze toch de kant van mijn hersenen hadden gekozen. Soms denk ik: Had mijn brein die benen, in plaats van dit onhandige lijf, had ik in dit leven tonnen minder spijt.

 Een ander lijf voor mijn gedachten is er natuurlijk niet. Ik kan dan ook niet anders: ik leg me krampachtig bij dit gebrek neer en sla de stok in mij dan maar op de borst. Hij mag er zijn, maar hopelijk komt er toch ooit een houtworm op hem af.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...