dinsdag 29 september 2020

TINE ZIET (238): Boomverkiezing

 Het is niet gebruikelijk maar in onze stad kan je tot 15 oktober je lievelingsboom nomineren voor ‘De Mooiste Boom van Menen’. Het mag dan wat raar lijken, het laat je in elk geval anders naar bomen kijken. Zelf nomineerde ik er nog geen. Om dezelfde reden die er ook voor zorgt dat ik zelden mensen nomineer: uit schrik te vergeten. Uit veiligheidsoverwegingen zou ik bijgevolg alle bomen willen nomineren. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van deze wedstrijd. Anders is er geen winnaar. Ik herinner me nog altijd levendig de teleurstelling na een creatieve wedstrijd in de lagere school waarbij ik mijn uiterste best gedaan had om iets moois en origineel te maken. De juf zei: “Jullie zijn allemaal winnaars, want jullie hebben allemaal jullie best gedaan. Nu krijgen jullie allemaal een snoepje.” Ik vond om één of andere reden dat ik meer snoepjes verdiend had. Niet dat ik zo arrogant was als kind, maar creativiteit was nu eenmaal een van die weinige vakken waarin ik kon uitblinken. Dat ik daarmee kon uitpakken, maakte het minder zwaar als ik weer niet werd gekozen in de turnles.

Natuurlijk zijn mensen geen bomen. Een boom hoeft geen oefeningen aan de rekstok te doen en  heeft wellicht geen enkele aandrang om wat dan ook te winnen. Al ben ik daar niet helemaal meer van overtuigd , sinds ik in het bezit ben van een boek met de titel ‘Het verborgen leven van bomen’. Ik kreeg het van een vriendin cadeau. In dat boek eigent de schrijver, een boswachter, menselijke eigenschappen toe aan bomen. Zo zorgen ze bijvoorbeeld voor hun zieke buren. Heel boeiend vind ik dat. Zo zou ik het wel makkelijk vinden om te communiceren als bomen met mijn buren. Dan hoef ik niet te zeggen dat ik het niet leuk vind dat ze vorige week een feestje organiseerden. Dan zorgen mijn wortels wel voor een of ander subtiel teken.

 Laat ons de bomen vieren! Welke boom trekken jullie massaal een lintje aan? Welke zuurstofdonor laat jou telkens weer in al zijn outfits vol bewondering staan?

 (verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/09/20)

 

 

 

maandag 21 september 2020

TINE ZIET (237): Kapjesvrees

Onlangs vergeleek ik stoffen mondmaskers met kousen die verdwalen. Hoewel ik eigenlijk genoeg mondmaskers heb, slaag ik er toch in om ze niet meer terug te vinden. Anders dan met verdwaalde sokken, want die vind je meestal nog wel eens terug als je je bed opmaakt, blijven verloren mondmaskers zoek.  Al grappend zeg ik dan dat ze mijn adem beu zijn en dat vrijwillig de benen namen. Anders gaat het met mondkapjes voor éénmalig gebruik. Hardnekkig vind je ze overal terug! Vooral op plaatsen waar ze niet zouden moeten liggen: op straat, in parken, op de speelplaats, in ontsmette klaslokalen. Ik voorspel een herfst met verdacht veel rare herfstbladeren want gedwee neemt de wind de mondlapjes mee. En het probleem is: durft u een exemplaar van iemand anders oprapen? Ik beken: ik durf het niet. Terwijl ik vroeger moeiteloos rommel van een ander op mijn stoep opruimde, ben ik nu bang om besmet te worden.

Ook over de speelplaats lopen om naar het toilet te gaan tussen verschillende lesuren in, blijkt ineens een risico. Zo liep een van de jongste leerlingen vrolijk over de speelplaats terwijl hij naar zijn voetjes keek en plofte op die manier mijn buik in. Had ik het kunnen ontwijken? Nee. Hij was een ongeleid projectiel en ik moest nu eenmaal de speelplaats over om naar de wc te gaan. En hoewel ik mijn lippen op de juiste manier had bedekt, voelde ik iets van paniek in mijn lichaam. Ik zal toch niet? Hij zal toch niet? Hoe vaak betrap ik me er niet op? Veel te veel. Maar evengoed betrap ik me op het oude vertrouwde als ik bij vrienden in de buurt kom. Dan lijkt alles toch ineens wat overdreven.

Hoe het met nieuwe kennissen zal gaan? Dat blijft voorlopig nog even afwachten. Ooit moet ik wel eens die ene ontmoeten. Hij hoeft niet als een ongeleid projectiel in mijn buik te ploffen, maar ik hoop op een blik die zegt: Ik zal toch niet? Hij zal toch niet? En een brede lach achter dat lapje. Want hoe ondoorzichtig stof of papier ook is, een lach blijf je altijd een beetje zien.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 18/09/20)

 

vrijdag 18 september 2020

Week van Dementie: poëzieproject in OLV Gasthuis in Poperinge


Bij het begin van de zomervakantie trok ik op uitnodiging een weekje naar OLV Gasthuis vzw in Poperinge en deed er mee met de namiddagactiviteiten, observeerde en babbelde met enkele bewoners. Bedoeling was om teksten te schrijven die gebruikt konden worden tijdens de Week van Dementie. Het waren vijf intense namiddagen waarin ik in een warme thuis te gast was. De bewoners zijn er omringd door fijn personeel die alles op alles zetten om ondanks de onprettige omstandigheden warmte en liefde uit te stralen naar 'hun mensjes'. Dat was toch duidelijk te voelen. 

Ik maakte een reminiscentie-activiteit mee, waarin herinneringen werden opgehaald aan de vakantie en hoe die vroeger werd 'gevierd'.  De dag daarop zat ik in de geur van kersenclafoutis. Op woensdag was er voor het eerst weer een voorzichtige gezamenlijke activiteit in de cafetaria: Vlaamse kermis. Zelf mocht ik van tafel tot tafel gaan als spelleider van het spelletje met de bekertjes en het balletje.  Op donderdag was er swingo-café, met verzoeknummertjes en op vrijdag hielp ik mee bloemen inkleuren tijdens de handwerknamiddag in de prachtige mansarde. 

Ik probeerde er niet teveel de aandacht te trekken en soms wat van op afstand naar de bewoners te kijken, maar ik had ook aangrijpende en hartverwarmende gesprekken. Wie me in die week contact met met had, kon horen dat ik het best soms lastig had met dit project. Ik was al eerder te gast geweest in WZC Andante Menen voor eenzelfde soort project. Maar eerlijk gezegd  viel het me deze keer zwaarder. Natuurlijk zat Covid-19 daar voor iets tussen: niet alleen zaten er mondmaskers, handgel en ongemakkelijke afstandelijkheid in de weg. Ook tussen mijn oren was ik als het ware aangetast na maanden ophokplicht. 

Vorige week ging ik terug om een twintigtal tekstjes op ramen en deuren te schrijven. Soms zelfs in spiegelschrift... Vandaag deel ik de volledige tekst met jullie, want maandag is het Werelddag van Dementie en start de Week van Dementie. De ziekte 'leesbaar' en mensen met dementie vooral gewoon 'mens' maken is hiermee mijn doel. 

Bedankt, OLV Gasthuis vzw voor jullie uitnodiging! En alle liefs voor wie er woont en zorgt! 





Hier in dit huis ben je niet te gast,

je woont er in een stukje thuis

waarin je samen met al je herinneringen past.

 

“Reizen naar de zon van Saint-Tropez.

Maanden kuste de zon mijn vel.

Mijn bikini moest zelfs niet mee.

Omdat nu almaar minder kan,

voel ik me soms in mijn blootje gezet.”

 

                              “Ik naaide de touwtjes aan elkaar

met veel courage en naald en draad.

Nu zwijg ik meer dan toen ik naaide.

Mijn bobijntje is voorzeker vastgeraakt.”

 

                                       “Mijn man speelde toneel.

Ik zal altijd op de eerste rij

en was zo fier.

Nu zit ik hier en hoop dat hij me ziet

zoals ik naar hem keek.

Dan voel ik mij minder alleen.“.

 

Hier schuilt in een lach een ondeugend meisje

dat opeens kwaad kan zijn omdat ze geen koekje kreeg.

 

“Ik heb geen kinderen.

Ik had zelfs nooit een man.

Nu ik meisje ben,

giechel ik de liefde naar me toe.”

                   

“Mijn grote gebaren wenk ik

meisjes naar me toe.

De schaamte die ik ooit

voor hen voelde,

ben ik ontgroeid.”

 

“Een jongen kwam onze nagels lakken.

Eigenlijk vind ik dat niet mooi,

maar waarom zou ik nee zeggen

tegen aandacht van een jonge man?”

 

Hier aait een vrouw soms de muur

alsof het haar in leven houdt.

 

          “Ik leerde mijn man kennen in het Hommelhof.

Mijn ogen blonken bij het eerste zicht.

Nu blinken ze als ik over hem vertel en

over hoe hij me meenam naar zijn boerderij

die ook de mijne werd.

Vrolijk luister ik naar de accordeon en

zoek op foto’s naar wat ik mis.

Gelukkig is er muziek die me herinnert

aan wat er was en is.”

 

“Liever was ik stout dan oud.

Maar sommige dingen

heb je niet zelf in de hand.”

 

“Soms steek ik mijn hoofd naar buiten

om te tonen dat ik er nog ben

en dat ik de zon nog niet vergeten ben.”

 

Hier tokkelt een hand soms

als een spin de tafel op.

Spelen verleert men niet.

 

 “Pietje, ik zie graag schone dingen.

Daarom ben ik ook graag snel.

Ik draag graag krullen in mijn haar en ringen.

Mooie dingen maken mijn ogen fel.”

 

“Zaterdag komen ze me halen met een Rolls Royce.

Dan word ik eindelijk koning van Engeland.

Die ene hierboven heeft me dat verteld.

In mijn paleis zullen mijn voeten en benen groeien,

zodat ik zonder hulpmiddelen voor mijn volk kan staan.

Daarna leer ik vliegen en verdien mijn strepen.

Mijn vrouw weet nog niet van mijn bestaan.

Het kan mij niet anders dan wat hij me vertelde vergaan.”

 

“Je moet fraai zijn.

Dàt is het hoogste goed.”

 

Hier vergeet men wat men eet.

En toch zal het altijd smaken!

  

“Ik ben verdwaald

tussen koffie en boterham

maar weet het niet.

Hoe vaak open ik de kast

en tast

naar wat er niet meer is.”

 

                    “Ik zit hier graag alleen

 om wat te kijken.

Het liefst kijk ik zwijgend

naar mijn dagelijkse pintje bier.”

 

          “Elke taart is lekker.

          Het herinnert aan een feest en

          dat er zoveel mooie dagen zijn geweest.”

 

Hier wordt met bezoek

een verre blik minder wazig.

 

“Ik zie almaar minder.

Zelfs bezoek zie ik niet meer.

Het is een groot geheim:

als men bij me is,

verdwijn ik meer en meer.”

 

“Ik zwijg liever

dan dat ze me

moeten zeggen

dat ik dom ben.”

 

                                       “Weet je, ik ben er eigenlijk niet.

Maar zeg het niet door. 

Anders jagen ze me weg

of moet ik in de gazet.”

 

Hier loopt men zenuwachtig af en aan.

Alle tijd van de wereld maar altijd haast.

 

“Nu ik alle tijd van de wereld heb,

Lijkt het alsof ik overal te laat ben.”

 

         “Mijn hele leven kuiste ik

          en nu vraagt men mij of ik kan breien.

          Ik kan het wel, maar minder goed.

          Misschien lukt het beter na verloop van tijd

          en denk ik aan sjaals in plaats van natte dweils.”

 

                                                                     “Straks neem ik de trein.

Ik wil bij mijn moeke zijn.”

 

Hier zorgt men voor

wie ooit zorgde.

 

          “Vroeger ging ik naar de markt.

Toen ik niet meer wist

wat ik nodig had en kocht,

kwam ik naar hier.”

 

                    “Wij zijn stille vrienden.

We zwijgen bijna altijd.

Behalve als we winnen.

Dan zijn we blij voor mekaar.”

 

 “Ik weet zo weinig meer.

En wat ik weet zal ook verdwijnen.

Maar ik ben er nog.

Nog steeds.

Dat mag men niet vergeten.”

 

Hier tonen foto’s aan de muur

wat we hadden willen bewaren.

         

“Je eigen kinderen overleven

daarvoor is het leven niet gemaakt.”

 

“Ik voel me niet meer zoals ik was.

En dat maakt me soms wel bang.”

 

                              “Heel mijn leven spitte ik.

Nu spit ik enkel in herinnering.”

 

“Toen ik stierf,

werd ik herboren.

Als ik weer zal gaan,

gebeurt het andermaal.”

 

Hier zijn de mooiste kamers die in het hart

van wie er werkt en draagt op handen.

 

                                                                                    Tine Moniek 

                                                                 


maandag 14 september 2020

TINE ZIET (236): Woordkeuze

Terwijl ik dit schrijf kleurt de lucht grijs. Van de zomer is weinig te merken. Mijn kuiten snakken weer naar jeans en de verwarming ronkt af en toe al zachtjes in mijn oor. Het zal niet lang meer duren voordat Koning Herfst ons weer gretig zal bedekken met een fameuze lading herfstbladeren. En hoewel we nu slechts een minuut verder zijn, word ik opeens verblind door een ferme zonnestraal door mijn dakraam. Als ik een weervrouw zou zijn, zou ik dit weer ‘wisselvallig’ noemen. Maar ik ben geen weervrouw en dat is maar goed ook. Dus noem ik het weer dan maar ‘verrassend’.

Een woord als ‘verrassend’ biedt perspectief: ik laat me graag verrassen. Wie van jullie niet? ‘Wisselvallig’ klinkt voor mij als een lelijke regenjas, die toch regen door laat. Kortom: de keuze van de juiste woorden is geen sinecure. Na maanden van in mijn kot zitten en bubbelcontacten, is het best weer wennen aan collega’s en leerlingen om me heen. Om eerlijk te zijn, is het vooral wennen aan al die woorden weer. Eigenlijk voerde ik al maanden vooral een ‘monologue intérieur’, zoals dat in mijn vak heet: een innerlijke monoloog. En opeens zijn daar dialogen en groepsgesprekken. Woorden bedoelen niet automatisch meer wat ze in mijn hoofd bedoelen. Ze komen uit een ander hoofd en kunnen bijgevolg een andere betekenis hebben. Weer rekening moeten houden met wat anderen rondom mij denken dus. Is dit herkenbaar?


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/09/20)

Tine Moniek presenteert: DE SPLEET

Tijd voor een nieuw speeltje! Vanaf nu ben ik te boeken met deze band: 





DE SPLEET opent zich met een zompige kreet. Teksten van Tine Moniek ondersteund door producersduo NVE en WL. Klef, vuns en voos splijt de scheur gedwee op een bedje van hitsige popmuziek. POPO (pop/poëzie) Nu al legendarisch.

Onze facebookpagina en ons instagramaccount wachten vol spanning op een achterban en optreedmogelijkheden! 

zondag 6 september 2020

TINE ZIET (235): Aanstekelijk

 Het is een mooie traditie geworden om op de eerste officiële schooldag om 7u de wekker te zetten en op mijn bed te luisteren naar die typerende stilte die de wereld lijkt te vullen. Ik vergelijk het graag met het zogenaamde Sinterklaasgevoel. Alles in blijde verwachting van het opstaan der blije kindervoetjes. De spanning die op dat moment in de straat hangt, gloeit zelfs door de dakpannen. En dan als in een sneeuwbaleffect: beetje bij beetje ontwaken de kinderen, terwijl de muren van onze kaartenhuisjes een zucht van verlichting slaken. De ouders ook, gok ik. Net als ik. Eindelijk terug naar school! Deze keer klonk het vrolijker dan afgelopen jaren. Dan hoorde ik nog gejengel en puberaal gevloek. Er was iets om me te verkneukelen.  Nu hoorde ik eigenlijk alleen maar huppeltjes en liedjes. Een vrolijke fietsbel. De stemmen van mijn volwassen buren klonken zachter. Deuren werden eens niet dicht geslagen. Het leek  sapperlootjes bijna de eerste dag van de zomervakantie!

Vergis jullie niet. Ik ben zelf een juf. Maar dat na de gewone schooluren. En ik ben dat graag. Ook al is dat begin eigenlijk niet dat begin waar we op hoopten. Het is tenminste een begin. We mogen weer. Niet voluit. Maar het mag! Dat doet goed. Echt. Ondanks de maatregelen. In mijn vak zal ik heel erg creatief moeten zijn. We zullen een heleboel missen en de automatische piloot moeten uitschakelen.

De dag daarvoor zag ik na maanden de collega’s weer terug. Zeer bevreemdend was dat eigenlijk. Allemaal achter mondmaskertjes en in de grote zaal van het cultureel centrum. Met lege zeteltjes voor, achter en naast ons. Omdat onze geplande teambuilding tot twee keer toe niet kon doorgaan, kregen we een goodiebag van ons lief feestcomité. Daarin vonden we een portie lekkere zoetigheid. Maar frappant was toch het flesje Corona Extra en de kleine gezellige cactus onderin de zak gewikkeld in bruin inpakpapier. Prikkelen en prikken. Dat zullen we! Zoetjesaan en met alle voorzichtigheid ondanks dat vermetel en stekelig besmettelijk wezen!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 04/09/20)

dinsdag 1 september 2020

TINE ZIET (234): Affectie

 Zondag mocht het eindelijk weer! Dan mocht de band waar ik in zit nog eens optreden. Het was van februari geleden. We veranderden intussen veilig in onze bubbel onze sound en onze naam. Voortaan gaan we als DE SPLEET door het leven. Die naam doet nogal wat wenkbrauwen fronsen, maar wie ons hoorde zondag, snapt wel waarom we onszelf die namen gaven. Het was ontzettend fijn om weer eens voor een echt publiek te staan. Ook het publiek vond het overduidelijk goed om weer wat naar een optreden te mogen kijken. Dit op gepaste afstand en met mondmaskers. Eerst was er een interview met Valérie Tack en Marieke De Maré, twee schrijfsters die allebei debuteerden bij het begin van de covidcrisis. Het was een enorm boeiend gesprek dat af en toe een klein buitje moest opvangen. Maar de zon kliefde de wolkjes doormidden, zodat het uiteindelijk heel erg warm was op dat geïmproviseerde openlucht- podium. We straalden allemaal in die natuurlijke spot.

 Naast het optreden zelf deed het ook ontzettend deugd om me weer te mogen opdoffen, al maakten de zogenaamde coronakilo’s het misschien wat minder flatterend allemaal. Dat was duidelijk op enkele foto’s te zien. Op diezelfde foto’s zie ik overigens dat ik niet de enige ben met dat probleem. Het was zo bijzonder om weer eens samen te zitten en elkaar terug te zien. Op gepaste afstand. Dat spreekt. Al blijft het lastig om met die anderhalve meter te blijven denken. Vorige week kreeg ik een brief van een hele goede vriendin die me als de beste kent. Daarin schrijft ze dat ze zich herinnert dat ik geen knuffelaar ben en dat ik bijgevolg wellicht geen affectie mis. Ik vond dat frappant te lezen. Ik zal haar vandaag terugschrijven dat ik de huidige afstandelijkheid zo enorm vervloek. En dat ik niets liever zou willen dan knuffelen. Urenlang. Dat ik het voorlopig puur met mijn kat doe. En gelukkig ook met woorden. En een blik. Heel graag ook met een microfoon. Al is dat laatste misschien een tikje loeiend hard. Graag zien. Waar zijn die handjes?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/08/20)

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....