woensdag 21 maart 2012

Ooit (10)

Ooit was de zee voor me een stil verlangen. Ze stroomde te ver om vaak te zien. Af en toe mocht ik haar ruiken. Meestal in de winter. Dat kwam goed uit. Hoe kouder, hoe minder mensen om haar mee te delen. De wind blies ze dan tot in mijn oren. Later in mijn bed voelde ik me eb en vloed. De zilte van haar rug zorgde dat ik dieper sliep en droomde van zeepaardjes en sterren die je aan geen enkele hemel ziet. Als je groter wordt, wordt alles kleiner. De reis die moet ondernomen, is opeens een ritje en de schelpen te klein om het ruisen van de zee te vangen en in een broekzak mee te dragen. Maar al groei je door, de zee blijft wijds: je kan niet om haar zilte schouders heen. Met daaronder dingen die je steeds vaker liever in het donker ziet. Wie me ooit aan haar voeten ziet, moet weten dat ik in haar nabijheid krimp tot bijna niets. Al is het maar om net als toen stil te verlangen naar datgene dat je zelden ziet. Sommigen noemen het melancholie of stil verdriet, maar ik zie altijd meer het zout in dingen als ik de zee weer heb gezien.

dinsdag 6 maart 2012

Ooit (9)

Ooit wou ik ontdekt worden.
Op de fiets. Of met de ramen wijd open zong ik mijn verlangen de kamer uit. Dat laatste vooral op zondagen met zon en fietsers. Alsof er überhaupt managers zijn die op zondag hun kuiten strekken... Trouwe passanten konden mijn repertoire horen groeien. Wat begon met ABBA en Roxette, evolueerde via Bon Jovi naar The Doors en Nirvana. Vanaf dat moment was het lastiger om mee te zingen. Dus ontwikkelde ik een ander te-ontdekken-talent: brullen en gillen.

 Het startte met een rauwe brul, groeide uit tot een snerpende gil. Dit bijvoorbeeld op totaal ongevaarlijke attracties in het pretpark. Zo'n gil kon best wel eens handig zijn, bedacht ik dan. Als alarm kon ik tellen voor vijf. Maar natuurlijk bleef dit talent onopgemerkt. Mensen keken boos mijn richting uit en knevelden me met hun blik. Wat zou het volgende zijn? Dansen!

 Al is wat m'n lijf doet op muziek nauwelijks dansen te noemen. Het hotst en het schudt. Het schokt en het buldert. Het is wonderbaarlijk ritmisch voor wie dat wil. Hoge ogen trok ik met mijn chickenmoves en mijn ondergronds gewemel. "Nu komt het," dacht ik. En inderdaad: bakvisjes met een Breezer lachten me uit en probeerde me na te doen. Wat natuurlijk niet lukte met een flesje in hun handen. Ook zonder flesje lukte het hen niet. "Ik ben uniek!" glunderden mijn ogen. Maar gevraagd op feestjes om mijn pasjes, werd ik niet. Mijn sterallures werden overspoeld met stil verdriet. Was er dan niets waar ik bijzonder in was?

 Op een dag ontdekte ik met een boek op de trein mijn ware gave. Ik las een boek over extreme koude en mijn gezicht schrok merkbaar van hoe koud het wel kon worden op papier. De mevrouw naast me merkte het blijkbaar op en ze werd nieuwsgierig naar wat ik aan het lezen was. Ze las onmerkbaar mee, maar toen ik de bladzijde wou omslaan, merkte ik dat haar ogen me volgden. Ik hield de pagina voor haar open en wachtte even. De hele rit lazen we samen in het boek. Even dacht ik dat mijn talent dan maar lezen was. Het bleek eigenlijk meer mijn gezicht te zijn dat boekdelen sprak. Mijn grijsblauwe ogen, mijn fronsbrauwen en mijn trekjes om de zachtroze mond. Soms word ik uit een publiek gehaald. Soms word ik erover aangesproken. Soms maakt het mensen vrolijk. Helaas: een talentenshow op televisie schijnt hiervoor niet te bestaan. Mijn talent is dus voor wie het opmerkt ergens onderweg.

 Intussen ben ik blij dat in er in mijn tijd geen YouTubekanaal bestond. Anders had ik zelf nooit ontdekt, waarvoor ik eigenlijk ben gemaakt. Er is ook geen televisie nodig om naar me te kijken. Wie me ontdekt, was ik dus voor. Ik kietel mezelf wel met de vlag en lach van oor en oor.

zaterdag 3 maart 2012

Ooit (8)


Ooit verborg ik woorden onder mijn hoofdkussen. In allerlei maten en vormen. Een uitgeknipte 'desalniettemin' of een slordig opgeschreven 'wentelteefje' bijvoorbeeld. Later werden het liefdesbrieven of kaartjes met soms: "Ik zal er altijd voor je zijn." Ik hoopte dan dat ik die woorden tot in mijn dromen kon horen. Als ik lang genoeg over ze gedroomd had, groeiden ze misschien zelfs als sproeten op mijn huid. 's Ochtends voelde ik dan de rimpels van mijn lakens en bedacht dat het gelukt was deze keer. Tot ik in de spiegel keek. Gedachten zijn zo groot als je nog in dat soort wonderen gelooft.

Ook verzamelde ik foto's van jongens uit de krant. Ik knipte ze ongeduldig uit hun voetbalploeg en kuste hen dagelijks. In de hoop dat ik op een keer hun lippen voelen zou. Maar het bleef altijd bij papier. Toen legde ik de lat wat lager en scheurde wielrenners uit. Ook dat kende geen succes. Zelfs toen ze huilend naast het podium stonden, weigerden ze mijn uitgestoken hand. Terwijl ik in mijn kamer dacht: "Fiets toch snel tot hier. Ik heb geen bloemen maar ik kan ook zonder zoenen."

Wellicht dat ik daarom zoveel jaren later schrijvers boven sportieve mannen verkies. Uit de kranten haal ik ze al lang niet meer en ik kus niet langer monden op papier. Maar als je op een dag mijn hoofdkussen vindt, wees dan zeker dat er daar nog niet zo lang geleden, letters tot in mijn oren gloeiden. Met een woordenman naast mij, kan het wel eens gebeuren dat er zinnen branden op mijn huid die niet vanzelf verdwijnen. Dat ik buiten zinnen nieuwe woorden op me kerven liet.

Wie mij gelooft, mag mij beslist eens lezen op de tast.
Maar schrijven mag je enkel als je tekst op mijn lippen past.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...