Ik ben vrouw. Single. Volgens alle statistieken weeg ik
teveel. ‘Maar hé, dik is ook gezellig.’ En bij jou is alles goed
geproportioneerd.’ Heel wat dingen aan mijn lijf zijn scheef en mijn benen zijn
koppige melkflessen. Wie me beter kent, merkt dat ik autistische trekjes heb,
dat ik best wat zorgzamer mag zijn en dat er heel wat angst in mijn broeit. Het
zijn allemaal etiketjes. Ik kan zelf heel wat verrichten om mijn lijf te
verlichten van etiketten. Ik kan daar zelf zo ver in gaan als ik zelf wil. Ik
kan alles wat niet recht is, recht laten trekken. Bruine benen kunnen uit een
flesje komen. Minder buik kan ik een vetopslurpende operatie vinden. Als ik
lang genoeg met een bordje rond mijn nek rondloop, vind ik misschien zelfs nog
een man. Maar ben ik dan echt labelvrij? Ik denk het niet.
Waarvoor dienen ze toch, die etiketten? In mijn herinnering
maakte mijn moeder vroeger rond deze tijd confituur. Meestal was dat
rabarberconfituur met aardbeien. Ze plakte er dan een etiketje op: ‘Rabarber-Frezen’
en de datum waarop ze de potten had gevuld en dichtgemaakt. Meer moest daar
niet op. En wat was dat duidelijk! Nu
moeten we alles differentiëren. Om bij de pot zelfgemaakte jam te blijven. In
principe zou mijn moeder nu ook op het etiket moeten schrijven hoeveel suiker
ze eraan toevoegde, of de rabarber en de aardbeien onbespoten bleven en of de
pectine die ze gebruikte zelfgemaakt was. Wie de jam eet, weet dan precies welk
vlees hij in de kuip heeft. Moet dat nu ook echt met mensen?
Zaterdag vierde ik de verjaardag van Boegie Woegie in de
Wereldtuin. Samen met heel wat mensen van allerlei culturen waren we samen
blij. Wij. Mensen. Blij. Meer hoeft toch niet?
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 23/06/17)
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 23/06/17)