woensdag 25 september 2013

stelt paal en perk (11):

'O wonder! 
How many goodly creatures are there here! 
How beauteous mankind is! 
O brave new world, 
That has got such people in in!' 

 (William Shakespeare - uit: 'The Tempest')

 Als ik bovenstaande woorden van Shakespeare herlees, zie ik mezelf als klein meisje op een krukje staan. Mijn hoofd door het zolderraam terwijl ik mijn blik over het landschap laat zweven. Ik roep de woorden uit 'De Storm' met alle dramatiek die ik in me heb uit. Mijn frêle stemmetje waaiert uit over de velden en ik voel me oprecht gelukkig. Ja! Volkomen blij!

 Dat ik als klein meisje de woorden van Shakespeare nog niet kende en dat ik zelfs met een krukje erbij niet door het dakraam naar buiten kon kijken, dat doet niets ter zake. Het doet in elk geval niets af van het feit dat die woorden dit bij me oproepen. Want ooit was ik het wel: oprecht gelukkig en ja, ook volkomen blij. Niet met hoe ik me voelde, maar om wat er allemaal rond mij voor handen was. De zon. Het gras. De bomen. Vogels. U kent het ongetwijfeld wel. Dat hoop ik toch tenminste. 's Ochtends in pyjama over een natte weide lopen om me met een teiltje ijskoud water te wassen: één van de jaarlijkse hoogtepunten in mijn kinderlijk bestaan. Bovenal hield ik ook van mensen. Ik geloofde dat we er samen iets van konden maken en zong dat niet alleen rond het kampvuur. Ik geloofde toen echt. Al klinkt het allemaal zo ontzettend naïef en misschien een tikkeltje banaal: samen is de mens toch een heel pak waard!

 In deze 'brave new world' staan we zelden samen. Woonden we vroeger in een dorp als metafoor, wonen we nu in een denkbeeldig grijs saai flatgebouw: aan elke voordeur een dubbel slot en unieke keuken. We vragen onze buren zelden naar melk of suiker. Meer nog: we kennen meestal niet eens hun naam. Op onze cola of onze chocopastapot hoort onze eigen naam. We zijn altijd bereikbaar met de nieuwste snufjes met gepersonaliseerde beltune. Altijd hip en trendy in de mode. We klagen steen en been omdat ons in onze ogen onrecht wordt aangedaan.We kijken niet eens verder dan onze eigen navel. We zijn zo blij en vrij maar bovenal zo fake! En die vrijheid, lijkt een soort kooi van Faraday: want hoe meer we ons aan ons ego binden, hoe meer afstand met wat er allemaal in deze wereld leeft.

 Dat het uit dat zolderraam niet zo mooi is, zoals ik vroeger wel eens dacht. Dat er heel wat onrecht gaande is. Dat er teveel bloed vloeit dat niet van ons maar van deze wereld is. Daar kan niemand meer om heen. Maar als we nu eens massaal en collectief af en toe op een krukje gaan staan. Of veel beter nog: door een bos gaan hollen. Een grasveld met modder desnoods. En samen de woorden uit 'De Storm' - uit volle borst - scanderen. Laat ons zeggen: twee maal per jaar (het moet doenbaar zijn met onze overdrukke agenda's). Misschien lukt het ons dan ook om er samen wat beter van te maken. Al is het dat ene kleine beetje maar.
Zou dat lukken? Stellen we een Doodle op? Vandaag?

woensdag 18 september 2013

Ooit (25):

Ooit was slapen een straf. Ik sleepte mezelf tegen heug en meug de trappen op, weigerde de kussen en deed niets liever dan me uit de slaap te houden door me te concentreren op de geluiden van beneden. Als ik de rest van het gezin twintig treden onder mij hoorde lachen, kon ik wel huilen: ook dit geluk ging aan mij voorbij. Liggen in mijn bed: wat ontzettend onrechtvaardig! Daarenboven werden mij verhaaltjes beloofd en zoete dromen maar de korrels die het zandmannetje in mijn ogen strooiden waren bijtend hard en altijd veel te zwaar.

 Totdat ik natuurlijk ontdekte dat een bed meer functies had. Het begon met fijne dromen, die mijn slaap met blosjes kleurden. Opeens vertrouwde ik mijn hoofdkussen geheimen toe, die ik zelfs niet met mijn dagboek durfde delen. Terwijl er treden diep gegniffeld werd of gestikt werd in een nootje, raakte ik verstrikt in de zachtheid van mijn lakens. Ook vond ik steeds leuker om mijn zorgen en mijn lijf in de nacht op een matras achter te laten, terwijl ik met mijn hoofd het ene avontuur na het andere beleefde. 's Morgens schroefde ik dan mijn hoofd aan romp en had een hele dag om al die fantastische dromen in gedachten keer op keer te herhalen.

 Intussen is slapen voor mij een nood. Ook al stel ik het graag nog altijd uit. Meestal val ik nét niet om van vaak en hunker naar een kudde verse dromen. Toch luister ik af en toe nog naar wat ik door de nakende slaap zal missen: een krakend bed, een ruige motorrit, een stapje in de wereld,een nachtelijke sigaret... Dan denk ik: er is nog wakkerheid genoeg. Na een wenteling of drie geef ik me dan grenzeloos weer over aan wie mijn hoofd op hol doet slaan.

 Met mijn ogen dicht loopt mijn dag weer leeg. Mijn bed vult spontaan de rekken aan.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...