zaterdag 10 december 2011

stelt paal en perk (6)


Ik geef het toe. Ook ik streef naar een bepaald schoonheidsideaal.

Al ben ik glamourfree en zijn bepaalde delen aan mijn lijf nooit minder bleek geweest.
Mijn kleerkast begint elk jaar op dit moment te spannen en om de zoveel tijd heb ik een maatje meer.
Maar met wat regelmaat, meer wortels en wat moeite trilt mijn ik dan weer wat minder op de schaal van Richter. Dat ik heel mijn tienertijd beugelde is zelfs van op een kilometer afstand niet meer te zien.
Maar ik ben ik. Mijn spiegelbeeld waardeer ik meestal wel. Ook al ik ben ik soms jaloers op mooie mensen. Al is mijn mooi vaak minder mooi voor anderen om te zien.

Zo hou ik enorm van handen met persoonlijkheid. Van lippen. Van ogen en wimperbogen. Ik hou van kuiltjes in de wangen. Ik hou van open ruimte tussen oren. Van een geest vol fantasie. Van wat zelfspot af en toe. Mooi is ook een sleutelbeen. Een gewassen baard en snor. Een schone neus. Ik hou van een kloppend strottenhoofd. Van een ondeugende blik. Ik hou van frisse oksels. Van zachte stukjes lies. Ik hou van een navel die niet terugstaart. Van een slapend lijf. Een dampend lijf. En dansend.

Laatst zag ik beelden uit Junior Eurosong. De meisjes waren als goedkope hoertjes opgedirkt en schudden met de billen en de borstjes alsof ze hun hele leven nog niets anders van hun moeders hadden gezien. Geplamuurd onder een dikke laag schmink waren ze mooi zichzelf en vooral heel erg Junior. Walgelijk, denk ik. Sandra Kim en Silvy Melodie waren toch nog 'opgesmukt' hun leeftijd.
Een tip: de grootste verrassingen in talentwedstrijden staan trouwens te kijk bij You Tube. De succesnummers zijn 'mensen die er niet glamoureus' uitzien, die opeens wél mooi blijken te zingen. De jury en het publiek zijn in tranen en bewonderend fluiten ze hun waardering uit. Het net-ontgonnen talent krijgt een restyling - zoals een circusaap een pakje wordt aangemeten. En kijk: dan pas tellen ze écht mee in de carrousel die 'in-zijn' heet.
Ook ik had gezien dat onze nieuwe minister van Asiel en Migratie een opmerkelijke verschijning is. Maar ik dacht eerder: "Wat zal deze vrouw het zwaar hebben. Zo'n post en daarbij zo'n lijf. Dat wordt lekker voer voor meneer Hoste." Maar kijk: de helft van onze bevolking is hem al voor. Zonder dat ze nog maar iets kon uitvoeren. Ik hoop dat als Maggie haar mond opent en handelt dat ze ons dan ook versteld kan laten staan. Dat ze toch opeens mooi haar werk kan doen. Al mijn hele leven lang, zie ik 'minder glamoureuze' politiekers. Ook de mannen ontsnappen er niet aan. Een dikke bril op benen, een konijn met blonde haren, een rond mannetje op een elektrische stier,... Wat geeft het eigenlijk? Politiek hoort écht te zijn. Een minister met valse wimpers geloof ik niet. Een échte oogst meer sympathie.

Ten slotte nog dit: eergisteren reed ik achter een bestelwagen van een bedrijf dat aluminium verwerkt. Om hun product te verkopen, plaatsten ze een blote rug inclusief achterwerk van een vrouw op de achterkant van de bestelwagen, zodat ik meer dan tien minuten op dat achterwerk mocht kijken. Mooie billen. Dat moet gezegd. Maar zijn er dan écht mensen die denken: "Wat een billen? En nu vlug mijn aluminium bij deze kont bestellen." Waarschijnlijk wel. Helaas. Alleen is niemand van dergelijke gefotoshopte lijnen in het bezit. Dus hij die ze wil, zal ze zelf nog moeten strijken. Met een aluminium strijkijzer of niet.

Welkom in Neppe-Mensen-Tijd.
We zijn slachtoffers van de stompzinnigheid.

zondag 4 december 2011

Ooit (7)

Ooit geloofde ik dat er mannen zo lenig waren dat ze door een schouw konden kruipen. In dat geloof stond ik niet alleen. Niet alleen de kinderen van mijn klas hielden van diezelfde lenige man. Zelfs mijn ouders, mijn grote broers en zus zeiden dat het kon.

Op een dag in december zag ik de man op televisie: hij stapte van een schip en zwaaide vrolijk met zijn hand. Naast hem liep een man met een lange witte baard. Hij bepaalde wat de lenige man voor ons door de schouw naar binnenbracht. Dus ik zwaaide uit volle borst naar de twee mannen. Wat was ik blij dat ze eindelijk in ons land waren gearriveerd!

Ik zat nog wat na te zwaaien, toen mijn broer de woonkamer binnenstormde. Hij riep: "Sinterklaas is in de straat! Haast je!" Ik dacht: Met Zwarte Piet?" en "Dat is vlug!" en liep zonder jas naar buiten. Een echte waaghals was ik niet, dus ik ging loeren achter het huis of ik hem via de open weide in de straat kon zien. Maar ik zag hem niet. Voorzichtig loerde ik om de hoek, maar zelfs aan de voorkant van het huis was hij niet te zien. Ontgoocheld liep ik naar binnen en ik zag dat de hele tafel bezaaid was met speelgoed en snoep. "Heb je hem dan niet gezien?" vroeg mijn moeder. "Zwarte Piet is hier naar binnen geweest, maar hij zei dat hij nog heel veel werk had en dus niet kon blijven voor een kopje koffie."

Ik vervloekte het feit dat ik als jongste van het gezin als enige Zwarte Piet niet had gezien. De anderen hadden hem allemaal met hun eigen ogen kunnen bekijken, terwijl ik hem alleen maar kende van de foto's en TV. Meer nog: ze hadden hem dus allemaal horen zeggen dat hij nog veel werk had en dus niet kon blijven voor een kopje koffie. Een scherpere aanblik op de tafel maakte me weer vrolijk. Een bijzonder koffertje en mijn eerste en enige schminkpop. Die zie ik nog steeds in het laatje kinderblikken staan. En dat mijn broers en zus handschoenen en portefeuilles kregen. Alsof ze niet meer hoefden te spelen. Maar vooral die vijf paar ogen die me glunderend bekeken met een schijn van: "Dat hebben we toch goed gedaan...!"

En inderdaad. Achteraf ben ik hen nog steeds dankbaar. Want zonder die samenzwering had mijn geloof in lenige liefde niet bestaan.





maandag 28 november 2011

Ooit (6)

Ooit zong ik in zorgeloos met groene polo in een koor. Daar schaam ik me niet voor. We zongen ook missen, maar om eerlijk te zijn zaten we dan stiekem collectief te tellen of de pastoor weer 'geilige gulpen' uit z'n mond liet stromen. In een provincie als de onze was dat namelijk meestal het geval.

Op een dag kondigde onze dirigent aan dat we gingen zingen in de gevangenis van Ieper. Natuurlijk leek ons dat een spannende ervaring. Daarenboven leek het ons ook heel nobel om te doen. Met een bus vol jong en vooral vrouwelijk enthousiasme reden we er heen. Op de bus werd ons verteld dat er daar geen zware gevallen gevangen zaten. Dus we voelden ons opgelucht en warmden onze stemmen alvast op met allerlei vrolijke liedjes en mopjes.

Toen we voor de gevangenis stopten en ik mijn groene polo netjes trok, voelde ik toch een soort angst bij me naar binnensluipen. We moesten over een soort koertje lopen, terwijl er een paar mannen grove dingen naar ons riepen. Dat waren we in onze gemeente niet gewoon. Daarna werden we één voor één gescand en betast om er zeker van te zijn dat ons jeugdkoor geen wapens met zich mee had genomen.

We werden in een soort kamertje gestopt en kregen daar als ik me het goed herinner een drankje, terwijl een cipier ons wat uitleg verschafte. Hij vertelde dat er in de gevangenis onder andere ook verkrachters en moordenaars zaten, die wachtten op hun proces. Zijn toon was verdacht serieus dus we giechelden niet meer. Toen werden we de kapel in geloodst.

We stelden ons op en voelden ons collectief beverig. Ik stond ergens in het midden vooraan. Na de aalmoezenier betraden de gevangenen de kapel. Er zaten geen spijlen tussen ons in, zodat ik me letterlijk voor de leeuwen gegooid voelde. Ik zong die dag behoorlijk benepen en nerveus.

Na afloop zuchtten we en vertelden weer voorzichtig mopjes. Uiteindelijk voelde ik me wel stoer.

Intussen zijn we allen onze groene polo enorm ontgroeid. Ook dat heeft me nog nooit gespeten. Maar wisten wij veel. Hoe konden wij het ook weten? Dat die dirigent die ons toen in die wereld introduceerde, daar jaren later zelf moest wachten op een verdict. Een verdict dat misschien onuitgesproken een flinke gumstreep trok in onze onbekommerde jonge hoofden.

Dat ik hierdoor een stukje zorgeloze jeugd verschrompelen zag, dat spijt me meer dan ik ooit zal weten.

woensdag 2 november 2011

IM

Vandaag deed ik wat ik al jaren doe: na de drukte naar het kerkhof heen. Alleen stapte ik opvallend trager van steen tot steen.

 Zoals elk jaar begin ik bij de grafzerk van mijn grootouders. Al meer dan twintig jaar kijken ze me lachend aan. En nog steeds zie ik hen in hun slaapkleed onderaan de trap staan. Mijn grootvader vloekend met zijn slaapmuts aan. Vorig jaar verschenen ze al eens in mijn droom met blauwe lippen. Dus ik doe nog altijd zachtjes voor hun stenen bed, bang om hen niet wakker te maken. Op de toppen van de tenen begin ik dan met het bestijgen van de ladder van mijn herinnering.

 Van steen tot steen word ik iets ouder. Ik bekijk de foto's op de zerken als in een foto-album. Ergens op de achtergrond bedenk ik mezelf erbij. "Die meneer kon prachtig knutselen!" of "Die mevrouw gaf me altijd koekjes." bijvoorbeeld. En telkens knutsel ik even of eet een koekje mee. Zo groei ik stap voor stap wat in memorie. Maar de jong gesneuvelde held blijft jong. En die man staat nog altijd op het verjaardagsfeestje van zijn dochter die nu zelf al kinderen heeft.

 Bij elke zerk werp ik een onzichtbaar glazen flesje neer met daarin een herinnering die ik erin geblazen heb met zorg. Herinneringen die niet zullen verschrompeld zijn als ik een volgende keer bij hen zal staan. Het lukt me net als andere jaren best aardig: het maakt me droef maar het houdt me jong in geest. Tot ik natuurlijk onvermijdelijk bij de zerk van mijn eigen vader sta. Ik sta hier niet voor het eerst, maar het is de eerste keer dat ik hem in de zee van bloemen zie. De keien van de kleinkinderen erbij. Ik vertel hem in mijn hoofd dat hij voorlopig nog niet in een flesje past en dat ik hem ontzettend mis. In gedachten zie ik hem knikkend zwijgen terwijl hij naar de wolken wijst. Ik zeg: "Ik moet weer verder."

 Van steen tot steen stap ik mezelf tot nu. En meer dan ooit groeit het besef dat de dood me ouder maakt dan ik ooit al heb vermoed. (stukjes over andere Allerheiligenbezoekjes vind je via deze link.)

donderdag 27 oktober 2011

Ooit (5)

Ooit las ik zoekertjes alsof mijn leven er vanaf hing. Ik dacht: "Wie weet. Het kan. Het mag wel eens gebeuren. Je zal maar nét die ene kans tot leven aan je neus voorbij zien gaan."

Dat iemand een babysitter zocht, dat zou me worst wezen. Dat iemand een tafelblad te leen had, het kon me niets schelen. Maar dat een schrijver in écht handschrift een typiste zocht, dàt was te mooi om niet op te reageren.

Het was in de tijd dat je nog naar een telefooncel moest om contact te maken met de buitenwereld. Dus stapte ik met besliste pas naar een bushokje waar iemand naar een ander land belde dan het mijne. Ik stapte een rondje rond een verkleinde blok en bedacht in mezelf: "Dit is natuurlijk mijn kans! Hier ga ik over van ordinaire trut naar unieke muze. Een maîtresse desnoods. Maar hier ga ik dan!"

Uiteindelijk belde ik met een kleine stem in mij naar wie ik aan de ander kant van lijn had. We zouden elkaar de volgende dag ontmoeten bij hem thuis. Uitzonderlijk vijlde ik mijn nagels, oefende de hele dag met elegante pianiste-vingers en leerde alvast in gedachten de zin: "Verder nog iets, meester?"

Ik fietste in ware secretaressentred naar de deurbel van mijn post-puberale dromen. Een vreemde man deed open. Hij nodigde me uit om in zijn sofa plaats te nemen. Hij kwam niet eens naast mij zitten, maar koos strategisch voor de positie waarbij hij mijn ogen en de rest kon keuren. Me daarvan bewust legde ik mijn handen op mijn knieën en luisterde naar zijn dromen tot een autobiografie. Zijn slordige handschrift zou hem geen enkele prijs opleveren, had z'n uitgever gezegd. Dus zocht hij mij. Ik pochte met mijn dactylo diploma en mijn kennis van de literatuur. Hij met zijn manuscript en zelfs zijn toekomstig filmscenario.

Op het moment dat hij zei dat hij me wou aannemen, sprong zijn smerige bruine teckel op mijn statige schoot. De hond sloeg met z'n staart en begon me te besnuffelen. Maar ik bleef beheerst. Totdat hij z'n tandjes in mijn trui met lievelingsknopen boorde. Verbijsterd omdat hij één van mijn houten knopen had doorgebeten, sloeg ik hem nijdig van me af.

Ik vermoed dat ik daarom geen verdere kans tot tikontplooiing heb gekregen.
Op sommige dagen tik ik uiterst bekwaam in de zoekmachine de schrijver zijn naam.
Maar niemand heeft blijkbaar de test met de gemene keffer doorstaan.




zaterdag 1 oktober 2011

stelt paal en perk (5)


Ik beken. Ook ik ben nu en dan te spotten met een sigaret tussen mijn lippen. Niet als roker. Want als rokers me dan zien, lachen ze: "Jij bent geen roker!" Ik blijk namelijk niet of nauwelijks te inhaleren. Het gaat me eigenlijk louter om de houding. Ook dit geef ik grif toe. Wie dit ongehoord vindt, moet me maar stante pede als 'vriend' schrappen of erger nog: rapporteren (want boventaande foto is extreem schadelijk). Maar niet na dit stukje volledig gelezen te hebben. Afgesproken?

Wat hier zal volgen is geen hulde aan de sigaret. Roken is ongezond. Punt. Roken is ook ongezond voor de omgeving van de roker. Punt. Ook ik verkies om geen sigarettenrook in te ademen als ik boven een dampend bord wortelstoemp met worst hang. Bijvoorbeeld. Over het algemene rookverbod in cafeetjes ben ik dan weer niet te spreken. Ik vind dat ik zelf een keuze moet kunnen maken: een rokerige kroeg of een lavendelfrisse drinkgelegenheid. Als ik op een zondagavond pepe-heimwee heb, wil ik sigaren kunnen ruiken. Op sommige zaterdagavonden snak ik naar de lucht van pijp. Afijn. Dat is niet echt mijn punt.

De heisa. Dat is waarover dit gaat. Het klikken. Dat klikken pikken.
Tegenwoordig is het zo dat je een klacht kan indienen als je in een theatervoorstelling iemand ziet roken. Het is zelfs zo dat er dan een échte inspecteur aan te pas komt om te kijken of de regisseur dat roken wel artistiek kan verantwoorden. Ik vraag me dan eigenlijk af of zo'n theaterganger Madam Pheip in al z'n Neroboeken heeft overplakt. Of hij z'n kinderen een steengoede serie als 'Dag Sinterklaas' zal ontzeggen omdat de goedheilig man daar af en toe een sigaartje rookt? Was hij niet ooit stiekem agent 007 en buitengewoon geïnteresseerd in de ronkende boezem van Carmen Waterslaeghers? Nu ja: het zal wel niet en ik moet niet overdrijven. Roken wordt verboden omdat het de gezondheid van ons 'verstoort'.

Maar wat alcohol? Wat met een gezellige BBQ in uw achtertuin? Wat met computerschermen die onze ogen vermoeien? Wat met de toename aan producten met batterijen? Wat met die scanners die ze nu in onze handen proppen als we sneller en budgetveiliger boodschappen gaan doen? Ik garandeer het U: inspecteur is een job met toekomst. Kleinzierige klikspanen moesten zich vroeger met rookpluimen bedienen maar tegenwoordig hebben ze

zondag 18 september 2011

AANGEBODEN: poëtisch lekkers waar je zelf de deur niet voor uit moet.

Heel recent stapte Tine Moniek weer enkele huiskamers en zelfs een tuin in. Deze keer niet met een monoloog, maar met haar mapje gedichten/teksten. Men kan het al raden: ze heeft de smaak weer te pakken gekregen! Zeker nu ze haar vissenkoffertje weer van onder het stof gehaald heeft.

Wie haar over de vloer wil hebben met haar 'woordenvissen', kan haar gerust zonder schroom contacteren.

Jij zorgt voor een fijne locatie (woonkamer, huiskamer, garage,...) en nodigt een publiek uit.

Tine zorgt voor woord én daad met een gevarieerde selectie uit eigen werk.

Ze vult een programma van circa 30 min.

Maar ze past zich natuurlijk aan aan al uw wensen. Langer of korter kan. Of indien je er bijvoorbeeld een muzikant bij wenst, kan ze dit ook regelen.

Duur hoeft dit allemaal niet te zijn.

Afhankelijk van uw verzoek verrijkt zij zich toch meer met warmte dan met geld.

Je bereikt haar best via tinemoniek@gmail.com.

zondag 21 augustus 2011

Lourdesreis als statusupdate: voor wie hier op zat te wachten

*** ziet heel vroege hemelvaartlucht *** vreest voor bejaarden *** is opgelucht dat ze lang niet de jongste is *** hoort de buschauffeur/gids in de microfoon puffen en met de vinger wijzen *** zit meer dan elf uur gekneld tussen Neil Diamond en Demis Roussos *** kijkt naar een film met de titel 'Bernadette' en weet dat die film vijf dagen zal duren *** kan de snelheid van het restaurantpersoneel niet bijhouden *** hoort haar moeder boven de airco snurken *** gaat voor de eerste keer voorbij tientallen bedelende zigeuners die een modernere gsm hebben dan de hare *** beseft dat ze op een andere planeet is *** ziet een nonnetje dat zo uit een film van Louis De Funès lijkt weggeplukt haar autootje op een hellend vlak parkeren *** merkt dat er werkelijk een hele maagdenmarkt bestaat *** niest op Heilige Grond en voelt zich enorm gezegend *** brandt kaarsjes op aanvraag *** is troostende hand *** krijgt iets te eten waarvan de één zegt dat het kalkoen is en de ander konijn en het blijkt kalf te zijn *** mist wijn *** voelt zich zelf een stukje Pyreneeën als ze Lourdes in het klein te zien krijgt *** ziet afschilferende graven en denkt: "zo is het ook met gemis"  *** ziet haar moeder de hand van een oermens zoeken *** is getuige van een nepverschijning *** zit opeens in een wedstrijd als een andere Vlaamse gids over de meute roept:"Kom, we moeten voorbij deze groep!" maar ze is blij dat de forse dame uiteindelijk de strijd moest staken omdat ze in het deurgat van een gevangenis blijft steken *** wist nog niet dat een rolstoel lekke band kan krijgen *** ergert zich aan haar buurman in bus en aan tafel en aan het feit dat ze nog vier dagen naast hem zitten moet *** stapt tot haar verbazing mee in een optocht met overal kaarsjes *** is daar toch van onder de indruk *** denkt: "duizenden mensen met duizenden stille wensen" *** slaapt zich in het zweet *** zit bovenin een dubbeldekker die zich door de haarspeldbochten wurmt alsof de Pyreneeën één groot pretpark is *** doet op een gegeven moment tegen alle principes in toch een schietgebedje *** rijdt door een dorpje dat meer poppen dan inwoners telt *** trappelt tussen de koeienvlaaien op de Col d'Aspin *** is de muzakjes op de bus kotsbeu *** staat op Spaanse bodem en gaat samen met haar moeder als enige van de bus niet mee gaan eten *** ontdekt Bossòst en is blij een keer geen wijwatervaten te zien *** ziet strings boven het hoofd van haar moeder *** eet eindelijk nog eens een broodje *** en de onverwachte tentoonstelling: 'hoe een dorpje creatief om gaat met crisis' en ziet allerlei recyclage-materiaal in de lucht bengelen alsook enkele afgekloven varkenspoten *** denkt blij: "Terwijl de anderen ingetogen Spaanse Port proeven en Spaans Konijn vreten, zien wij hoe ruim honderden jongeren uitgelaten een duik nemen in een gigantisch schuimfestijn" *** zingt op een bankje hardop 'A Horse With No Name' terwijl de Spaanse en Franse automobilisten naar haar knipogen *** past hoeden en stapt ongeneneerd met een gekocht exemplaar op de bus terwijl anderen fronsen met grote pakken Port *** gaat deze keer naar kaarsjes in de regen kijken *** trekt een sprintje als een oud mannetje op wielen haar een vuurtje vraagt *** ziet hoe een grote kaars voor haar uitgedragen wordt *** hoort haar moeder een priester om een gust vragen waar ze zelf volkomen achterstaat *** wordt opvallend veel aangeproken als ze in de buurt van Het Heiligdom staat *** ziet billen in luipaardmotief trapje voor trapje een kruisweg opknielen *** verwondert zich over een handelaar die zijn eigen zeepjes als rommel aanprijst *** stapt voorbij een 'winkel' met embryo's en ziet in het deurgat een oude priester voorlichtingsles geven *** bewondert een grote stenen afbeelding van Theresia van Lisieux waarvoor de eigenaar van de antiekwinkel ongeneerd een jachtgeweer heeft geëtaleerd. Als ze hiervan een foto wil maken, komt de eigenaar haar stampvoetend verjagen *** spreekt de verkeerde moeder aan *** verkondigt haar moeder het geloof in stenen *** krijgt een paarse baret op het hoofd gezet en koopt hem *** stapt binnen in een ondergrondse basiliek die zo groot is als een voetbalveld en die tevens als schuilkelder voor alle inwoners van Lourdes dient *** is overrompeld door de hoeveelheid blauwe zeiltjes op wielen en laat spontaan een kreet van bewondering door de basiliek galmen *** herkent iemand die ze liever niet wil herkennen als dirigent *** trekt haar moeder weg van zoveel confrontatie *** is een uur te vroeg voor het laatste avondmaal *** zit op een terrasje tussen allerlei verpleegsters, nonnen en rolstoelen *** ziet hoe Popeye haar flesje opendraait *** nipt van haar sapje terwijl de muggen haar om de oren slaan *** weet dat ze over vijf uur op de bus naar huis zit *** ziet op de klok dat ze over drie uur weer op de bus naar huis zit *** wordt wakker met de luide tonen van een wake up call en hoort haar moeder tegen de automatische stem praten *** hangt de wallen onder haar ogen dan maar over de oren *** zit in een slapende bus *** doet dan ook maar een tukje *** hoort hoe er gevochten wordt om Troje *** mist de kuiten van Brad Pitt *** leest zich wakker *** ziet hoe haar moeder met drukletters PORNO schrijft *** krijgt een lunchpakket waarin vier zakjes chips zitten *** leert haar moeder wat een sudoku is *** streept dan maar 'bikinilijn' door in haar woordzoeker *** heeft dan maar dag gezegd *** vond thuis tot haar verbazing zeven piepende kittens onder een laken *** liet een vloek weergalmen die ongetwijfeld tot in Lourdes zal geraken.

maandag 8 augustus 2011

stelt paal en perk (3):

Een grafzerk staat niet elke dag op je boodschappenlijstje. Wat is dat een groot geluk. Want buiten het feit dat daar natuurlijk veel emotie bij komt kijken, is het ook moeilijk te verkrijgen. Natuurlijk kan je een grafzerk bestellen bij een begrafenisondernemer. Dat kan best. En daar is eigenlijk helemaal niets op tegen. Maar sommige mensen verdienen een graf dat je maar zelden ziet. Eentje op maat, zeg maar. Dat kan om verschillende redenen. In dit geval bijvoorbeeld omdat je geen natuursteen meer zonder handen van die man kan zien. Dat hij zelfs de bruutste steen kon laten leven. Dus je maakt een tekening. Of je zoekt een model dat in de buurt komt en fotografeert dat. En dan ga je met die schets of foto naar een winkel die natuursteen verkoopt. Je ziet meteen: dit is het niet. Een grote winkelruimte vol tegels en geslepen rotsen. Maar je denkt, terwijl je naar de kokette verkoopsters kijkt: "Ah, vooroordelen... Daar sta je naast je moeder met de foto en die verkoopster. Je doet je verhaal en doet je zoektocht uit de doeken. Je zoekt een steen. Niet zomaar een steen. Dé steen. En zij zegt: "Dàt doen wij al lang niet meer. We zijn modern en doen nu vooral vloer." En dan verwijst ze je naar de koer. Dat we daar eens kunnen zoeken. Daar staan nog resten. Her en der. Eenmaal op de koer zie je keurig en netjes rijen bakken geslepen natuursteen staan. We vragen iemand die daar werkt om raad. Maar hij lacht en zegt: "Ja, dat was vroeger. Maar kijk gerust eens rond." Je kijkt rond en rond. Een half uur loop je tussen de rijen en de heftrucks rond. Maar net zoals verwacht: je vindt niet wat je zocht. Op de terugweg zit je wat kwaad naast je moeder die de foto's in haar hand omklemt en je zegt: "Wees blij, dat we daar niets vonden. Zo'n onvriendelijke steen zou nooit bij hem gepast hebben." En dan zien we opeens een klein oud bordje met daarop 'grafkapper'. Je zegt: "Zullen we?" Je moeder schudt het hoofd. Maar je dringt aan en zegt: "We kunnen het toch eens vragen?" Je volgt het bordje en we zien wat saaie zerken. En dan staan we opeens tussen allerlei resten steen in plassen. Niemand te zien. Dus we lopen door die plassen met die stenen en je denk: "Dit had hij moeten zien..." Hier geen nette rijen bakken. Hier een stapeltje en daar een hoop. We moeten erom stralen. We zien niet wat we zoeken en gaan terug naar de auto. Maar dan denken we: "Laten we gewoon eens aanbellen." We zoeken en vinden de bel. Een mevrouw roept ons binnen. Ze ziet de foto en weet meteen wat ze moet zoeken. Het bureau is stoffig. Je ziet briefjes overal verspreid. Je ziet een paar pantoffels. Je ruikt koffievlekken. Ze neemt de tijd, toont trots de foto's van kapwerk van haar man en brengt ons bij hem. Zijn hemd is half dicht en op sommige vreemde plekken open. Hij heeft een kop die bijna onverstaanbaar spreekt. Zijn handen hard. Hij reageert meteen enthousiast. Hij brengt ons naar een stapel ruwe mooie stenen, die we nog niet eerder zagen en belooft om de bovenste tegen volgende week op te schonen en te kappen tot een voorbeeld dat we dan kunnen bestellen. Hij is merkbaar blij dat hij nog een keer naar hartelust een ruwe vorm mag kappen. "En vind je het toch niet mooi, zit er dan maar niet mee. Dan zet ik hem hier weer neer. En dan bestel ik wel een andere blok voor jullie. Ik zoek voor hem de beste steen." Karakter zoekt karakter. Geslepenheid is leeg.

zondag 7 augustus 2011

Over het oplossen in de dingen

Het vergt moed soms om alleen naar buiten te komen. Als het regent bijvoorbeeld. Of als de plassen in je denken staan. Dan kan je jezelf verplichten een paraplu te zoeken. De druppels van je af te slaan. De deur toch uit te gaan. Niet altijd is dat goed. Natte schoenen stappen eenzamer dan je op pantoffels doet. Zo kan je jezelf de deur uitpraten. Verder nog: de trein op. Omdat je aan je ticket denkt. En de drang tot kijken toen je dat kaartje hebt geboekt. Dus vind je jezelf wat later in het raampje van de coupé. Wie goed kijkt, ziet hier de eerste tekenen van de naderende oplosbaarheid. Vaak wordt dan gedacht dat dat de snelheid van het treinen doet. Maar sla toch niet die bal verkeerd! Dapper stap je later met grotere passen dan normaal een tribune tegemoet. Er is nog plaats. Natuurlijk. Helemaal bovenaan. Dus moet je door de mensen heen om op een laatste rij te schuifelen. Je bent die eerste in de rij en zoekt de middelste stoel. Maar omdat dan de wilde haarbos van je onderbuur in je blikveld prikt, kies je toch de stoel daarnaast. De zaal stroomt vol. Maar de plaatsen naast je blijven opvallend leeg. Onderaan worden stoelen voor extra publiek aangesleept. Het enige wat je kan denkt, is roepen. "Hier is plaats!" Even denk je aan je oksels te moeten ruiken. Of fantaseer je je hoofd vol zwarte builen. Maar dan bedenk je: "Neen, ik zit er niet. Ik zit er pas voor wie me ziet." De theatervoorstelling doet je monkelen, glunderen, blinken, blozen, schrikken, slikken, smelten,... Maar onzichtbaar knijpt geen hand terug of deelt niemand anders je plots opgekomen verdriet. Iedereen merkt wel een rinkelende telefoon op. De meesten horen ook een man in pak in z'n mobieltje roepen. Of dat stel meeuwen op het dak. Maar jij, opgelost tot lege vlek, zit met je handen in je nek de woorden van de acteurs te bevoelen. Je ligt zelfs op hun lippen. Zeker als ze het hebben over een man die geen plaats inneemt. Je voelt je aangesproken. En als de lichten doven voel je de drang om op te staan. Niet om weer tot mens te stollen. Omdat men staand bewondering laat zien. Je doet het. Maar je staat alleen. Met zittende klappende handen om je heen. Dan stap je later met diezelfde grotere passen terug naar het treinstel toe. Gezien worden is niet echt een doel voor ogen maar doet men soms alsof men jou niet ziet? Ben je echt te nietig voor een blik? In de coupé op weg naar huis zit een man die behoorlijk in z'n eentje aanwezig is. Hij roept de hele tijd een naam. Hij schreeuwt en drinkt en bazelt. En jij denkt: "Laat me toch nog even opgelost blijven." Want dat zou je nu van pas komen. En op dat moment staart hij je aan en roept: "Schiettekatte!" En jij denkt: "Ik ben er weer." Om daarna de rol te spelen van de iemand die slechts spiegels ziet.

donderdag 4 augustus 2011

Ooit (4)

Ooit liep ik helemaal alleen onbevreesd door de donkere steegjes van de nacht. Soms werd ik in die steegjes aangesproken. Mijn gezicht schijnt lief te zijn. Zeker als het licht van een straatlantaarn één mijner kaken aait. Nu gebeurde het dat ik op een keer aangesproken werd door een zwarte medemens. (Dat hij zwart is in dit geval van belang, vandaar dat ik zijn huidskleur specificeer.) Eerst schrok ik heel erg, want ik had hem niet gezien totdat hij voor me stond en lachte. Hij sprak me in het Engels aan, zodat ik me even een filmpersonage voelde. En inderdaad: het gesprek dat volgde, is er eentje om op een filmdoek te zien. (We zien een heel klein meisje. Eén straatlantaarn aait haar linkerkaak. Naast haar wandelt een zwarte medemens. Het meisje neemt kleine stapjes. Ze ziet er niet angstig uit.) HIJ: Hi! You're beautiful. ZIJ: Really? I bet you say that to all the girls. HIJ: Yes. I must admit I like girls. But you are really beatiful. ZIJ: Oh. HIJ: Please don't be afraid of me. ZIJ: I'm not afraid of you. HIJ: We have another colour, you know. ZIJ: I know. HIJ: But we have the same blood. ZIJ: Oh. De situatie die er op volgde, was dat HIJ met ZIJ mee liep. Hij vertelde dat hij haar graag als vriendin wilde. Dat ze zo lief was. En schattig. Meer wilde hij niet. Zei hij. "Just friends." Zij, in mijn persoon, naderde haar eindbestemming. En eerlijk gezegd had ze helemaal geen zin om haar adres kenbaar te maken aan de man. Ook niet om een voet tussen de voordeur te krijgen. Dus begon ze zich een beetje zorgen te maken. "Hoe raak ik hem kwijt," dacht ze. Opeens zei hij weer: "I must admit I like girls." Toen flapte ze het er uit: "Me too!" Zijn mond viel open. "I'm a lesbian!" zei ze. Hij verbleekte in het maanlicht. "Oh, you do it with girls?" vroeg hij geschrokken. "Yes!" zei ze. "You don't do it with boys?" "Oh, no!" zei ze met een vieze grimas op het lichtjes beschenen gezicht. En weg was hij. "But we have the same blood..." fluisterde ze hem nog na. Daarna werd deze filmster weer gewoon mezelf. Trots sloeg ik me op de schouder en zei: "Kom, en nu gaan wij iets drinken. Mannen begluren." Die nacht ging ik voor het eerst alleen op café. Dat hadden we wel verdiend.

zaterdag 16 juli 2011

Bête Noire

stelt paal en perk (2)

Het is me deze week twee keer overkomen. Wat mij betreft: twee keer te veel.

Boodschappen doen en dan bemerken dat de winkel waar je geregeld kwam, de deuren definitief heeft gesloten. Natuurlijk heeft het één niets met het ander te maken. Dat ik een regelmatige koper ben, zou eigenlijk moeten betekenen dat er genoeg omzet kan worden gemaakt... Maar goed: de winkel is gesloten.


Er staat niet 'wegens faillissement'. Er staat niet 'wegens scheiding'. Of nog minder 'wegens ongeneeslijke ziekte van de investeerder'. Op zich zijn het mijn zaken niet. Maar wat mijn probleem is: ik hecht mij aan dingen en aan mensen. Als ik bijvoorbeeld om de veertien dagen naar de dierenwinkel ga, weet ik waar de kattenbrokjes in promotie staan. Ik weet dat er een harde bel weerklinkt, als je te dicht bij de kassa staat. Ik weet dat de dame aan de kassa niet zo spraakzaam is. Ik weet geen naam. Zo'n prater ben ik niet. Maar ik geef haar een naam. Maaika in dit geval. Ik weet wat voor schoenen ze draagt op het werk en hoe haar stem klinkt. Dat ze veel zweet. Ik weet aan de manier van scannen of ze goedgemutst is. Maaika was er dus niet vandaag en dat kans dat ik haar ooit nog zie is betrekkelijk klein. Ik moet het met een Maaika minder doen. Ik moet een andere bel gewoon worden en ik moet nieuwe brokjes scoren.


Akkoord: er zijn andere dierenwinkels. Bij de vleet. En er zal een nieuwe kassierster in mijn leven komen. Een Gudrun. Of een Margot. Ik ben nog tamelijk jong en soepel: dus iets nieuws went ook wel. Maar waar m'n ongenoegen om draait is dit: in wat voor wereld leven wij als wij ons niet langer mogen hechten? Mag afscheid nemen dan echt niet meer? Het was menselijker geweest als een boodschapper van de koning in m'n oor kwam fluisteren: "Binnen veertien dagen opent de dierenwinkel niet meer..." Dan was ik voor de laatste keer op dat plekje aan de kassa gaan staan om de bel te horen, dan had ik voor een laatste keer geglimlacht naar Maaika. Ik had haar zachtjes gezegd: "Het allerbeste!" Of "Veel succes!" Ook al spraken we anders niet.


Sommige lezers zullen denken: "O, wat een dramatisch gedoe toch weer!"

Toegegeven: Moniek houdt zo nu en dan van pathetiek. Ze denkt bijvoorbeeld aan Rudy. Rudy woont al meer dan veertig jaar alleen. Alleen met zijn parkiet. Elke week een zakje graan en stokjes bovendien. Elke week een babbeltje met zijn 'Natasha'. Zo noemt hij haar. Ze lijkt op het meisje dat hij ooit had toen hij veel jonger was. Ze ging bij hem weg, omdat hij niet gezegd kreeg dat hij haar graag zag. Nu blijft hij dus weer alleen. Alleen met zijn parkiet. Tijd voor een nieuwe Natasha rest er hem niet. Moest hij het geweten hebben, dat ze hem opnieuw verliet: hij had het gezegd. Al grappend. Dat hij van haar hield. Misschien had 'Natasha' hem dan de stokjes cadeau gegeven. Zat hij nu nog te glunderen naast z'n parkiet.


Maar een tijd en een plek voor zo'n wonder, is er in deze afstandelijke wereld vaak niet.

woensdag 13 juli 2011

Ooit (3)

Ooit geloofde ik dat verliefd zijn échte vlammen kon veroorzaken.

Het was een heerlijke dag in mijn studententijd. Ik fietste in de zon op een fietspad naast tramsporen naar Ledeberg, waar ik toen woonde. Op mijn twee wielen bedacht ik dat er misschien wel liefde in de lucht hing. Waar ik dat vandaan haalde, zal ik nooit weten. Ik bedacht het meestal zonder reden. In elk geval: ik zong. In die jaren zong ik meer op mijn pedalen dan ik fietste...

Ik zong 'Fire' van The Pointer Sisters. Ik was alleen maar zong zelf voor drie. Op het moment dat ik zong: "When we kiss, ooh fire!" flitste er opeens - echt waar! - een gigantische vlam uit een trampaal. Ik schrok me een hoedje en durfde een volle minuut niet meer te zingen.

Volledig van de kaart, stapte ik in Ledeberg van mijn fietsje. Op tafel had mijn huisgenote een postpakket gezet. Ik maakte het open en vond in het pakket een boek van een jongen (waar ik stiekem verliefd op was) met daarin de mededeling dat ik het boek wel even mocht lenen. Omdat ik dacht dat ik die dag heerser was van vuur en vlam, bedacht ik dat het zijn hart was in die doos. Het mijne klopte toen in elk geval voor drie.

Glimmend tilde ik het uit de doos en alles in die stilte zong.
Maar zijn hart zweeg uiteindelijk oorverdovend luid.
En het boek kreeg ik niet eens uitgelezen.

ziet droombeelden (1)

* 09/07/11 - op een parking van een gesloten warenhuis: een konijn.

Aan z'n linkeroor staat een mini-rok. Aan z'n rechtoor staat een schepnet. Hij springt van links naar rechts. Hij wordt niet gevangen.


* 09/07/11 - aan de kassa van een open warenhuis: een cassière.
Ze kleurt helemaal rood en wordt heel onhandig als ze voor het eerst in haar vakantiejob-periode in de microfoon moet vragen naar de verantwoordelijke van groenten en fruit. Het is net stervensdruk in de winkel. Ze sterft een klein beetje. En dat allemaal om een bakje paddestoelen.

* 09/07/11 - aan de leieboorden: een brug die er niet is.
Op het moment dat je een brug verwacht, gaapt een gat. Je denkt: paniek! Hoe raak ik in godsnaam aan de overkant? Ik heb geen zwembrevet.

* 09/07/11 - aan de leieboorden: een noodbrug.
Eerst denk je aan een kunstwerk: een installatie met verborgen camera. Of een flauwe grap. Eens halverwege zakt de brug misschien wel door. Maar je ziet een fietser van aan de andere kant de brug opkomen met de fiets aan z'n hand. Je bestijgt een ijzeren brug die zwaar genoeg is om je belachelijke angst te dragen.

* 09/07/11 - in een bijzonder sfeervol café: een bloempotscherf.

Aan een tafel waar er gezellig gekeuveld werd, valt eensklaps een scherf bloempot op tafel. Het gesprek valt stil. Iedereen denkt in de eerste plaats aan een wonder, maar zegt: "De scherf zat vast al los en viel zomaar." Terwijl iedereen denkt: "Misschien dan toch een wonder."


* 09/07/11 - voor datzelfde bijzonder sfeervol café: een groene onderbroek.

In de straat hangen wasdraden van de ene kant van de straat naar de overkant. Aan de wasdraden hangen kledingstukken en schoenen. Een onderbroek kleurt opvallend groen. Het lijkt bijna je maat. Maar ze hangt te hoog om te grijpen.


* 09/07/11 - aan de leieboorden: een enkeling!

Een vrouw met de handen in de nek. De anderen kijken naar haar. Ze geeft als enige van een hele groep met dit gebaar toe dat ze wel eens dronkenschap veinst om niet te hoeven vrijen.


* 09/07/11 - aan de leieboorden: drama!

Er zijn oranje vestjes. Er zijn blauwe vestjes. Er zijn fluo-jasjes. Jij draagt een oranje jasje en bent gevangene. Je wordt bijna doodgeschoten door de blauwe jasjes. Dit drama maakt mensen aan het lachen tot het woord 'verkrachting' valt.


* 09/07/11 - aan een skatebowl: luchtfiets.

Halsbrekende toeren op een fietsje dat zo licht is dat het lijkt te vliegen. Als het ook werkelijk begint te vliegen: open mond!


* 09/07/11 - in een park: een rode koning.

Op zijn paard. Meer niet.


* 09/07/11 - in een park: een muggenbergrit.

In de lichtstraal van een spot, klimmen de muggen de lippen van dragqueen Tina C op. Haar parodie van 'Purple Rain' is trouwens hilarisch.


* 10/07/11 - in een park: ballonmannen.

Drie grote ballen rollen onze richting uit. Als je goed kijkt, bestaat elke bal uit meer dan honderd ballonnen. De ballonnen worden doorprikt en uit elke bal komt een volwassen man. Stralend.


* 10/07/11 - aan een noodbrug: bakvis met ballen.

Van de noodbrug komt een bakvis mét fiets gestormd. Ze vraagt de weg naar een plaatselijke fuifzaal. Ondertussen krijgt ze telefoon van de jongen waarmee ze klaarblijkelijk een afspraak had. Aan het gesprek te horen, zit hij inmiddels op een andere plek. Het meisje begint hem uiterst beleefd uit te schelden. Zo'n volwassenheid had je nooit achter zo'n meisje gezocht. Jij laat nog steeds met je voeten spelen: en zij weet al zoveel beter.


* 10/07/11 - aan een plein: huishoudelijk geweld.

In elk koppel vallen er woorden. Maar dit lijkt meer. Hij grijpt haar bij de polsen. Ze gilt. Hij sleurt haar mee. Ze heeft pijn. Je moet de confrontatie aangaan: durf je of niet? Je komt niet tussenbeide. Durft dus niet. Je zit met telefoon in de handen om de politie te bellen. In plaats daarvan volg je hen met de auto. SubtieL Als je thuis bent, zit het je niet lekker: via een melding voel je je minder schuldig.


* 10/07/11 - in de keuken: vijf naaktslakken.

Als je niet goed uitkijkt, glij je over hun slijmspoor uit.


* 10/07/11 - in je glas: nooit-meer-slapen.


* 10/07/11 - in een foto-tentoonstelling: twee keer bijna je vader.



Als je goed om je heen kijkt, zie je meer dan het gebeurde...

donderdag 7 juli 2011

Oerbezoek

we zoeken de boom op,

die eens geveld een takje

met veel vruchten leek


we herschikken de bloesems

we kammen wortels glad

alsof we dit al jaren doen


zij geeft een verdwaalde roos een thuis

terwijl ik onverwacht met blote voet

in aarde zink die losser blijkt te zijn


als wij - wij samen - samen zijn

vrijdag 17 juni 2011

Droom 16

Tine Moniek sliep vannacht in een hotel waar

iedereen wakker werd met een scheef gebit.

Behalve zijzelf. O, ironie der orthodontie!

stelt paal en perk (1)

Ik leef op voet van oorlog met die dames in het warenhuis die je van alles in de mond willen proppen of in je mandje willen droppen, alsof ik maar een voedselcontainer ben. Natuurlijk verkies ik lekkere jam boven droog brood. Maar ik hoef geen twee potten en een gratis pot daarboven op. Ook worstjes zijn wel lekker, maar mijn mond staat soms op kaas. Jonge. Geen nieuwe soort die volgende maand niet meer zal bestaan. Al gezien? Tegenwoordig doet men in werkelijk alles mozzarella en zongedroogde tomaat. Het is nu nog wachten op de eerste douchegel in die smaak.


Mevrouw, als u me aanspreekt, doe het dan beleefd. En als ik zeg: "Nee, bedankt", wees dan blij dat ik niet van het gulzige soort ben. Zo'n kraampje is in een fractie van een halve seconde leeggevreten. Maar U bekijkt me alsof ik onbeschoft ben terwijl U het was die ongevraagd op mijn vertrouwde winkelpad kwam.


Maar het ergste zijn die dames en heren die voor een warenhuis op wacht gaan staan. Met één of ander te mijden abonnement. Of erger nog: kaartjes, pleisters en balpennen. Ze kleven verontwaardiging op mijn lijf omdat ik bijvoorbeeld geen €6 wil betalen voor een heel ziek kindje. Natuurlijk is een open ruggetje heel erg. Maar ik kom gewoon mijn boodschappen doen. Voor €6 koop ik bijna nog drie broden. Die optelsom is zeker handig eens halverwege de maand. En als je dan uit de winkel komt, wijzen ze je na. Je zou op je broden kunnen wijzen, maar die kocht je natuurlijk niet. Nee, je kocht jezelf een schuldgevoel, dat je nog zal voelen bij een volgende warenhuisbezoek.


Bijna hoop je op een woordeloze bedelaar zonder vaste prijs. Een paar muntjes zouden je al lichter maken. Op zo'n moment vind je er natuurlijk geen en je gaat vloekend heen.

dinsdag 7 juni 2011

Slappe Sla

Op dagen zoals vandaag slakt Tine Moniek sloom aan.


De oorsprong van dat 'aanslakken' is vooreerst te vinden in de sloomheid waarin ze zich graag wentelt op een vrije dag in bijvoorbeeld mei. Ook zit de periode van het jaar er voor iets tussen. De prelude op de zomervakantie is voor haar (en veel collega's) een tijd vol spanning en ontlading: examenvoorstellingen rekken de concentratie vaak uit tot slobberende elastiekjes... en het hart slaat deze dagen zo vaak achterover (van schrik of van ontroering) dat het zware overuren klopt. In elk geval: Tine Moniek hoeft zich niet te excuseren voor haar slome-slak-toestand. Het enige wat ze wél moet doen, is ervoor zorgen dat ze geen schrikwekkende naaktslak wordt. Dat verdienen ogen en vooral blote voeten niet zomaar aan te treffen op de keukenvloer. Daarom wikkelt ze zich op zulke dagen in slappe sla als slagroom. En sla is in dit geval een monkelend blaadje, een kropje traan of sliertje droomkoek.


Zoals de gedachte aan een achtjarig meisje dat onlangs hardop zei: "Ik heb geen borstjes, juf. Dat is enkel vet." Terwijl ze de bandjes van haar topje aaide. Of het kijken naar de hummeltjes kat die door de kamer dwarrelen als een Santa Maria op de woeste baren. Een kleintje. Of het denkbeeldig eten van taart, omdat je dan tenminste nog een smaak kan bedenken waarvan je achterover valt. Er is zoveel om zachtjes in te baden. Een zoen. Een zucht. Een zon. Er is een hoofd dat brandt. Er is een droom die langzaam knispert. Het geluid van de was die tuimelt. Het getingel van een fles op de machine. Het gras dat onder wasknijpers ritselt. Verlangen naar verse lakens en het voelen van die versheid. De geur van rozen op de huid. En de drang naar zout. Wild en bijtend zout. Om zich niet langer slome slak in slappe sla te voelen.

donderdag 26 mei 2011

Droom 15

Ze droomde vannacht dat ze samen met haar broers en zus haar ouders hielp onderduiken.

Toen ze, voor ze voorgoed vertrokken, vroeg waarom ze dat eigenlijk in godsnaam deden, zei haar vader: "We willen samen leven." Nu, uren na de droom, blijft dit door de oren klinken als door merg en been.

dinsdag 24 mei 2011

Sorbet d'Amour

Ooit werd bedacht dat meligheid vanbinnen plakkerige dingen doet en daarom het best tussen membranen wordt vermeden. Dus bande zij de suikeroren uit haar ivoren toren en zeefde zoetjes uit de zee van woorden. Ook stak ze dagelijks glucosestrips - voor alle zekerheid - in neus en beide mooie ogen. Marsepein is lekker, maar geen mens die dit uit eigen wil wil zijn. Zelfs voor enig lieve ander speelt men liever geen homp amandelspijs.

Toen zij op een dag een zoutzak om haar middel plakte en koolhydraten knipte uit haar adem, zag zij opeens zo'n ziel, die als bij toeval samen naast haar in de wolken dreef. In eerste plaats had ze dit samendrijven wel willen vermijden. Ze vreesde voor een angel in haar keel. Maar de imker in haar linkerborst werd klef en strooide riet en bieten in haar praten. Ze konden uiteindelijk het smeulend smelten niet laten. En zie: de zielen werden ziedend één. Wat zij zelf dus niet had verwacht werd waar: dat lippen zoeter smaken als mensen zoemen bij elkaar.

Wie niet geloven wil, kan honing weelderig tussen haar spieren voelen tieren.
Wie een zweempje zoetstof zaait, kan peperkoeken oogsten.
Totdat de ene liefste liefste de ander plooit tot kaf, staat een zij in koninginnebrij en fruiten zij elkaar de hals.


zondag 8 mei 2011

Ooit (2)

Ooit droeg ik rokjes met ruitjes met niets daaronder aan.
Ik was nog klein en had mijn moeder in mijn hand.

Net als zo vaak kwam ik te laat op school. Een lege speelplaats staarde me aan. Maar bovenal hagelde het dikke stenen op mijn blote beentjes.
Ik huilde en mijn moeder trok me over de grijze tegels voort.
Kwaad was ik op de harde regen, op mijn moeder die zo schreeuwde en op de speelplaats zonder dak.

Nat en met rode vlekken in mijn gezicht en op mijn schenen stapte ik het klasje binnen. Het rook er naar de juf en naar haar warme kleren.
De schildpad schuifelde en was net als ik niet droog.

Ik was nog net geen vier maar bedacht mezelf een eerste bondgenoot.
Voortaan kreeg hij mijn sla. Dat smokkelde ik onder rokjes mee. In ruil daarvoor werd ik met huis op rug en zonder ruitjes voorzichtig machtig groot.

woensdag 20 april 2011

Ooit (1)

Ooit had ik een date met een politieman. We spraken af op een bekend plein in Gent. Ik droeg een paarse jurk met bloemen. Wat hij droeg wist ik op voorhand niet. Dus ik zocht naar een kepie. Een snor. Een revolver.

Toen kreeg een telefoon die zei dat hij me zag. Ik vroeg hem om te zwaaien. Ik verwachtte nog altijd blauw. Maar hij had een wit hemd en een jeansbroek en hij bleek niet eens alleen. Hij zei: "Dit is mijn collega. We zijn hier undercover. En eigenlijk bespieden we net een drugskoerier, maar jij leek ons wel de moeite." Mijn bloemen bloeiden trots.

Na amper één glaasje bruisend water en een saai gesprek vertrokken ze richting koerier en bleef ik alleen. Ik dacht aan de gouden handboeien om zijn nek en aan de sullige collega die je in elke politiefilm ziet. Ik dacht: "Oef, ze zijn vertrokken." en bestelde snel wat wijn.

Twee dagen later kreeg ik het verzoek om met hen naar de Ardennen te vertrekken. Ze huurden daar een huisje en wilden me allebei en tegelijk in bed. Even dacht ik aan de spanning. Maar toen dacht ik aan die nek. En dat geen van beiden ooit een politieserie zou halen. Zelfs niet één medaille voor een heldendaad.

Sindsdien hou ik nooit meer agenten van hun werk. Mijn bloemen en ik zouden niet durven.



zondag 17 april 2011

Lentedag als statusupdate: zomaar - het hoeven niet altijd reisjes naar Berlijn te zijn.

*** staat op met een dijbeen in haar oor *** gromt een sms terug dat hij beter kan zwijgen *** doucht de zandkorrels van haar lijf *** ontbijt met de kat op de printer *** blokkeert bij een stukje Komrij *** geeft haar fiets de sporen *** zorgt voor een leuke soundtrack bij haar kapsel *** grijpt een bejaarde bijna bij de kraag omdat hij de doorgang naar haar trein belemmert *** hijgt uit met Yann Mantel *** hoort een kleuter wel meer dan dertig keer jammeren: "Moeten we hier niet uit?" en denkt hierbij liefdevol: "Als je mama nu niet ophoudt met kennismaken met haar buurman en eindelijk eens naar jou luistert, schop ik haar er nog niet uit." *** schaamroodt om de masturbatie-scène onder haar ogen *** krijgt slecht nieuws dat er geen is *** heeft blijkbaar abnormale oorschelpjes want ze blijft moeilijkheden ondervinden met de doppen van haar mp3-speler *** schrijft iemand iets over koekebrood en rozijnen *** bedenkt dat ze de smaak hiervan erg mist *** schrikt van het feit dat het romanpersonage 'zomaar' van geslacht verandert en stelt haar lezersblik in vraag *** haalt opgelucht adem als ze leest en herleest dat een achtienjarige jongen zomaar op een dag ongesteld kan worden *** speurt tree voor tree naar haar afspraak *** wandelt de Kunstberg op *** wandelt de Kunstberg af *** wandelt de Kunstberg op *** toont voor het eerst dit jaar haar Lerarenkaart en schrikt van de foto *** is niet welkom voor het feestje in de Bozar *** krijgt zonder het betalen van een gids een deskundige inleiding op het werk van Luc Tuymans *** komt onverwacht naast Tuymans zelf te staan maar vlucht weg voor de camera *** wandelt tussen nieuwe kleuren en onverwachte lijnen *** ziet kinderen kunstwerken op een spontane en sublieme manier natekenen *** kijkt uiterst gefascineerd naar de compilatie filmbeelden en weet nu al dat ze over een rare vrouw met vogel gaat dromen *** zoekt de schildpad *** mag met haar gezelschap geen koffie drinken in de Bozar Brasserie omdat je dat niet keurig met mes en vork kan doen *** merkt dat vegetarische broodjes een uitgestorven diersoort kunnen zijn *** schrikt van de rozijnen in haar brood, maar mist de koek *** drinkt een sapje dat duurder is dan wijn *** koopt bijna een verlovingsring op een marktje in Brussel, omdat ze met lente-dagen als deze wel zou kunnen trouwen. Maar de gedachte aan alle dagen pollen kussen, doet haar geldbeugel terugdeinzen *** krijgt een strook goedkoop parfum op haar snor gesmeerd *** staat in Brussel Centraal en denkt: is dit nu centraal op de landkaart? *** dankt Lies *** moet ineens bedenken wat ze donderdag gaat doen, maar staat volledig met haar blauwe schoenen in het zonnige heden van nu *** is een pageturner *** hoort door de oortjes van haar soundtrackmachientje heen een hedendaags gezin het noorden zoeken *** moet beslist onthouden dat ze moet opzoeken of er een crematorium bestaat dat wassen lichaamsdelen verbrandt als lopende herinnering aan doden *** betrapt de kaartjesknipper op een hummeltje *** ziet hoe pluizen dansen op muziek *** fietst gezwind de haren uit de oren *** ziet dat reigers ook zondagsdieren zijn *** twijfelt maar fietst door *** ziet een trouwring die niet langer om een vinger zit *** luistert met haar moeder naar een ruimteschip dat landt terwijl die zegt: "Dat ik dat nog mag meemaken!" *** stelt blij vast dat de ooievaar boven haar dak nog wat extra rondjes maakt *** maakt zichzelf en de zwangerkat gelukkig met het inschakelen van het croque-apparaat *** en een hart dat opspringt *** en een hart dat zucht *** kan voortaan vetjes kussen *** smaakt naar appel-kers *** verkoopt bouwmateriaal alsof het geen herinneringen zijn *** zeeft uit deze dag ambrozijn uit het venijn.

vrijdag 15 april 2011

Insomnia

In een nacht als deze vaart de reddingssloep niet uit.
Dus hoe het hoofd van sloop tot sloop een plaats verovert
en hoe de lakens stormen in de benen plooien, alle hulp is overboord.

Je kan een kapitein bedenken die je roer een plotse wending geeft
of wat inhoud als beschuiten lozen. Het helpt geen steek: dit is geen droom.
Je slaapt nog steeds geen golfje en de sterren zijn voor jou te hoog.

Als de zon je oorlog met het duister staakt,
voel je vissen uit je ogen kruipen.
Je kijkt hen na en gaapt de gaten uit je slaap.

woensdag 13 april 2011

Overwoekerd

We kennen middagen met zon. Dat is niet iets nieuws. We zitten niet alleen. Ook middagen in een tuin zijn ons niet vreemd. Maar neem nu dit vertrouwde en los daarin het verlangen als ongemak dat alleen betrokkenen kunnen zien. Althans dat is de stille wens van minstens één hoofd in die tuin. Wat de andere betrokken hoofden denken, is voor die ene natuurlijk niet te zien. Maar naar wat wederkerigheid mag men in dit gegeven zeker hopen.

Dan zwelt door een ontweken blik een honger als woeker aan. Uit een terloopse glimlach schiet een bloem uit knop. Wat handen willen raken, verbeeldt men zich als lange takken, wat ze raken: één kloppende rode vrucht. En wat niet wordt gezegd, krijgt wortels in de voeten. Kortom: de tuin groeit met dit gevoel gigantisch uit z'n voegen. Geen snoeier kan dit groeien aan. Barst de groene bolster uit elkaar?

Totdat die één verdwaasd uit de stoel opstaat, een jas aantrekt, een deur dichtslaat. Gewikkeld in te veel klimop, neemt men uit angst voor teveel aan bloeien, het willen uit elkaar. Men gaat verder met het verlangen in het haar tot nog een tuin. En de durf het ongemak daarin als vriend te begroeten.

woensdag 6 april 2011

Filmpje om te bewaren

Soms op een enkel moment in het leven valt toeval naast je neer als een oude vriend. Het komt er dan op aan om die vriend te omhelzen met alles wat in je beweegt.

Zo kan het zijn dat je na een lange dag onder een open dak naar huis rijdt. Boven je hoofd de wolken met daarin datgene wat je mist. Een vader soms. Bijvoorbeeld. Ik zeg maar iets. Dat je dan eenmaal thuis besluit een tak van zijn lievelingsboom te snijden en daarmee naar het kerkhof fietst.
Eenmaal daar de zon als rode verf over de bomen in de verte zien glijden. En wat het allemaal nog mooier maakt: dat je na het afdekken van de tak twee duiven tegelijk ziet opstijgen. Naast elkaar. Hun vlucht klinkt alsof ze gewend zijn aan het vleugel-vleugel-vliegen. Dat je dan huilt, dat is de schande niet. Omdat er verder niemand is, bedenk je of je een lied durft zingen. Hij moest vaak lachen om je zingen. Je zong al jaren niet, lijkt het. En bij het voorzichtig hummen, de zon een duik zien maken. Zo een mooie die je zelden ziet.

Dan besluiten om je fiets te nemen en langs de bomenrij te fietsen met het water aan je voeten. De hemel valt op je schouders als een warm deken. Niemand anders op dit prachtig schilderijtje zien. En dat je steeds wat luider zingt. Je voelt de eerste regendruppels niet. Eenmaal boven: de lofklank van een stille trompet.

Adem halen en bedenken: wat hou ik van die oude vriend!

dinsdag 29 maart 2011

Perelaar

Ik dacht je vandaag een ladder in een boom.
De bloesems met de eerste wespen om je oren.
Een zwarte kat onderaan je gewortelde voeten.
En jij als kind, met handen die de wereld van
bovenaf bevoelen tot je armen aarde wroeten.

Wankel niet de bijna-vruchten uit de oude takken.
Heb geduld: de zomer zal je zonder schroom bezoeken.
Met wankele schrik zal ze je tree voor tree beklimmen.
De groene vruchten als alles wat ik heb in kleine handen.
Dat jij hier was bent zal valt in geen vogel te ontkennen.





zondag 20 maart 2011

Volle maan

Het was in die nacht dat de maan zo groot en rond was dat ze de hele wereldbol had kunnen bedekken als een gigantisch gouden laken, dat mensen overal op straten en uit ramen hun dromen uitlieten, als waren het veelkleurige wollen schapen.

Kijk! Achter de hakjes op de kasseien wolkt duidelijk verse adem. Op de knieën van de armen springen vrolijk betere tijden aan. En zie: de man aan tafel denkt: laat ze toch blijven. De vrouw wandelt in haar hoofd al op zijn huid. De ruiten uit. De meisjes op het bankje kijken de rozen uit de handen van de verkoper. De snor aan de toog gluurt tot achter de gordijnen van haar bloes. Eén schurftige barman huilt de wolf in hem naar buiten. En dat ene koppel blijft de wens ophopen tot een drie. Een vier misschien. Of vijf.

Alleen wie sliep of zichzelf de ogen overlapte, zag enkel nacht en droomde niet eens een lichtpunt in gedachten.

maandag 14 maart 2011

Gemis

gisteren nog sloeg ze
haar hak in het graf
aaide zorgzaam viooltjes

onder zijn muziek strijkt
ze oude jassen tot niets
ruikt als in films aan de kraag

ze wandelt in passen
beslaapt zijn vorm in het laken
dooft zelden het licht op gezicht

de pauw op haar hoofd
schreeuwt naar de zon

hoe alles begon
tot nooit meer


Droom 14

Tine Moniek ging als kind ooit bij haar oma logeren, maar vond het daar niet zo leuk omdat ze teveel peperkoek moest eten. Toen wenste ze zichzelf ziek om van de peperkoek verlost te zijn.

Die nacht werd ze door deze nachtmerrie gestraft: Ze was op een feest. Iedereen feestte vrolijk maar keek vals naar haar. Tine moest op het applausteken de zaal van licht voorzien. Bij het eerste applaus lukte het niet om de schakelaar in beweging te krijgen. Bij harder applaus ook niet. Het applaus groeide uit tot een agressief gejoel met extra boze blikken. Bij het ontwaken uit de droom, ging het applaus gewoon verder. Ook bij het weer in slaap vallen, dreunde het bonkend op haar slapen. De volgende ochtend was het stil. Alleen had ze nu de mazelen...

Het applaus sluipt deze dagen weer vaker tussen de slapen. Al weet ze niet waarvoor ze wordt gestraft. En de peperkoek en de mazelen zijn op... Toch?

Droom 13

Tine Moniek lag vannacht in een groot afgelegen huis in een bed naar de televisie te kijken. Opeens kwamen twee verdachte mannen binnen. Ze hadden wapens en lachten haar uit. Op haar nachttafel lagen vreemd genoeg een paar scharen. Ze zei de mannen: "Wacht even!" Ze pakte één der scharen en zei: "Ik doe het zelf wel!" Daarna sneed ze haar haar van het hoofd. De mannen keken verbaasd toe hoe de plukjes de kamer vulden. De ene riep luid: "Papa!" en de ander deed in z'n broek. Niet van het lachen.

zaterdag 12 maart 2011

Te kijk

Oog in oog met zand te staan.
Niets meer. Niets minder.
Door de knieën gaan met de
hoop die ene steen te vinden.

Uiteindelijk richting branding lopen.
Eén rechte lijn naar open zee.
Je voeten door je natte schoenen voelen.
Een worp of twee. Meer stenen heb je niet.

Tenslotte een hoofd in beide handen houden.
Niet dat ene dat je van je sokkel blies.
Je eigen ogen naar binnen zien.
Terwijl die op de dijk slechts vissen ziet.

Een zucht.
Een snik.
Meer niet.

PS 7:

Lieve vake,

Ooit was ik nog niet geboren. Maar jij was er natuurlijk wel.
Zo is dat als je dochter wordt. Een vader is nu eenmaal ouder. Dat maakt hem net zo wijs.

Hoe vaak vond ik je niet gewikkeld in je zwijgen?
Stiekem kroop ik soms in je oor om te horen wat je in die stilte dacht.
Je dacht aan boten op het water. Aan rivieren als een oude dame.
Ook dacht je wolken in ons praten, een levensader in een steen.
Wanneer je zweeg, werden je gedachten in je adem opgelaten.
Soms vertrouwde je ze zelfs met krasse woorden toe op oud papier.
En wat je niet zei, was gewoon aan jou te zien.

Als ik aan je denk, denk ik vooral aan mooie dagen.
Die waren er genoeg. Je ogen blonken veel.
Zoals die enkele keren dat ik met je danste.
Jij leidde statig trots met rechte rug. Na al je fiere draaien, bleef ik wazig staren naar je passen.
Het duizelde mij en jij was in je sas.

Een paar weken geleden startte er onverwacht een wredere dans.
Hoe jij ook je voeten plaatste, een bodem vond je niet.
Je vocht heel dapper tegen het veel te snelle ritme en wij moesten je duizelingwekkend vlug laten gaan.
En hoe moeilijk we het ook vinden, vandaag en hier, we zullen straks statig trots met rechte rug over jou blijven praten. Zodat het beeld in allen wordt bewaard dat jij, die ons met moeke bouwde, een wijze stielman was.
Niet alleen met handen, maar ook in hart en ziel.

Ik hoop je nog vaak te zien.
In je blauwe kiel met veren.
Je hoofd voorovergebogen.
Een muts. Een pet of gewoon je wilde grijze haren.
Met in je ogen trots om wat je met je hele lijf en leden en al je liefde maakte.

Rust zacht.

maandag 14 februari 2011

Liefdesbrief

Mijn mooi lief,

Toen ik ooit vertelde over oude liefdesbrieven zuchtte je diep: 'mij heb je nooit...'. Dat klopt. We zien elkaar de hele tijd en als er naast die tijd wat te zeggen is, sms'en we elkaar gratis. Of toch tenminste heel goedkoop. Bijgevolg weet je inderdaad niet hoe mijn letters krullen bij het schrijven van jouw naam en hoe ik tot te veel witregels kom bij het benoemen van gevoel.

Maar nét vandaag, wil ik toch de moeite doen om in dit spierwit blad te kruipen en je met woorden vol met liefs te besluipen. Niet omdat het er opeens toe doet: Valentijn is het voor mijn part elke dag. Jij beroert me. Dat is het waarom ik doe.
Jij leest zelden woorden in een brief. Liever praat je oog in oog en onomwonden. Jij vindt me alle dagen zoet. Ik zeg het vaak: ik jou de ene dag wat zoeter dan de ander.
Vandaag schrijf ik je mijn liefde toe. En dat die waarschijnlijk nog een tijd zal blijven duren.

Nooit had ik het in mezelf gezien: ik bij jou en jij bij mij. Zelfs niet na die eerste keer. Waarom ik je die avond nog terug opzocht, ik vroeg het me af de ochtend daarna. Alles wat je had, lag daar op een hoopje. Geen geheim maakte je daarvan. Eerlijk gaf je zelfs je grootste mankementen toe. Ik bedacht je eerst heel zielig. Dat geef ik eerlijk toe. Het leek me saai om steeds een man te treffen die geen geheimen voor me had. Ik delf zo graag in redens.
Ik ontdek zo graag een list tot strijden maar bij jou stond mijn lust tot dromen met wat er was opeens op zelfde voet. Dat wende moeilijk, dacht ik. Alsof ik hoger was, dan hoe jij me was verschenen.

Maanden later bedenk ik nu: jij geeft me pas. Alles wat jij bent is beter dan wat me ooit in dromen is verschenen. Omdat jij jij bent in je hele lijf en leden. Je voelt mij en mijn naasten meer aan dan wat de meesten denken te weten. Wat ik voor je voel, is meer dan voor eender wie in het verleden.
En nét vandaag mag dit wel eens op papier aan jou worden gezegd. Meer nog: zelfs anderen mogen dit voor mijn part gerust eens weten. Niet dat zij er wat toe doen, zo tussen jij en ik.

Men denkt zo vaak dat liefde zoals in boeken is. Dat wie dit mist, verloren is.
Maar nét vandaag schrijf ik dat er meer te vinden is, dan voor wie verder kijkt dan eigen neus. Dat een hart ook vragend groeit.
In droom weet jij me als enige te bevoelen.
En bovenal: dat ons – net zoals wij in lakens – uit de voegen groeit en dat dit me nog nooit of nimmer heeft gespeten. Jij behoort me toe. Meer dan dat je ooit met deze brief zal weten.


Mijn lief, ik draai te zuinig met mijn pen als ik mijn liefde voor jou wil verwoorden. Dat spijt me niet. Elke dag wat mooiers aan jou te geven. Daar ga ik voor in dit leven.

Zoen,
Zoet!

(Deze brief verscheen op 12/02/2011 in Nina, weekendbijlage van Het Laatste Nieuws)

donderdag 10 februari 2011

Verzoek

Ook al lijkt het anders,
uw bestemming is bereikt.

De muur is nieuw alsook
de grauwe kleur en wat
je hoort dat hoort er bij.

Stap gerust naar binnen.
Weet dat ogen kunnen breken
maar niet voordat ze zien

dat stenen kunnen groeien
met wat je dacht te vinden.

Treed verder, kom binnenin!

donderdag 3 februari 2011

Schok

Idioot te denken dat wij nooit
de witte jas te zien krijgen.
Terwijl we wachten valt een ooit
tussen onze oren en al ons voeten.

Bij dat vallen hoort een snik
die door muren schuurt en bonkt.
We denken het nu opeens te zien:
een man haalt ons op. Wij schrikken.

Wat we zien is met geen honderd,
geen duizend witte jassen te omvatten.

donderdag 27 januari 2011

de nacht hangt in
zware doeken te drogen
als de zon omhoog
de ogen wrijft

we zijn er nog

wat een droom was
kijkt ons wakker:
blijft.

dinsdag 11 januari 2011

2011

Mijn fantasie wordt wakker op een matras in water.

Rondom mij: de stikdonkere oceaan van eeuwige slaap.
Boven mij: het aanhoudend getik van druppels op een raam.
Straks overspoelt een zondvloed mijn voeten en meer.

Tijd om me om te draaien.
Spartelen doe ik straks wel.
Eerst nog even op gedachten drijven.
Verdrinken doe ik al heel mijn wakker leven.

Ik heb zin in taart.
Eén stukje taart.
Hemelse zachte taart.
Eén stukje maar.
Iemand deed me watertanden...

Iemand gaf de wereld een jaar om gelukkig te besteden.
Maar voorlopig ga ik nog niet naar beneden.
Drijven maakt me blijer dan me aan de diepte te moeten geven.
Tweeënvijftig weken om reikhalzend met open armen te overleven.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...