vrijdag 10 mei 2013

stelt paal en perk (10):

Ik ben er zo eentje. Eentje dat liever naar een museum gaat in plaats van uren in het zand te glimmen.  Ik verkies theater boven voetbal. In soldentijd geef ik mijn geld aan boeken uit. Ik verkies een concert in een kerk boven een sauna met vrienden. Waarom zou ik me daarvoor moeten schamen?

In sommige ogen ben ik wellicht elitair snobistisch: omdat cultuur voor mij een motor is. In een eerder stukje over mijn liefde voor de poëzie schreef ik dat kunst voor mij ramen en deuren opent. Dat het mij een uitzicht geeft. Kunst maakt mij licht of biedt mij de mogelijkheid tot langer donker.  Neem het mij af en dat is voor mij een ware beproeving. Om niet te zeggen: mijn doodstraf.

Groot was mijn verbazing toen mijn moeder het laatst had over 'cultuur en volksvermaak'. Dat het de taak van cultuur is om het volk te vermaken. Bizar om dit uit de mond te horen van iemand die twee kinderen heeft met het etiket 'kunstenaar' op hun voorhoofd. Meer nog: ik vond het ronduit choquerend! Pas op, ik neem het haar niet kwalijk. Ze leeft alleen en de angst voor wat er met de wereld moet, groeit.  Ze is bijgevolg vatbaar voor wat ze hoort. Voor haar was het logisch dat een theatergezelschap dat slechts een klein publiek aantrekt, subsidies moet inleveren aan wie de zalen vult! Met haar opgedrongen blik is kunst voor meer publiek veel groter.  In elk geval trapte ze me  persoonlijk met deze woorden behoorlijk op mijn tenen. Ik treed nooit op voor grote volle zalen. Wat ik schrijf, bereikt een klein publiek. En als leerkracht in het deeltijd kunstonderwijs is het nét mijn taak om de leerlingen met de kunstenaar in zichzelf te confronteren. Hoe klein die soms ook is, in mijn ogen is die altijd de moeite waard.

Het is een feit: van kunst kunnen mensen groeien. Elk jaar zie wel ik met eigen ogen hoe iemand verandert door een tekst, een lied, een schilderij,... Meestal gebeurt dat met een boek, muziek, beeld,... dat niet voor massaconsumptie is gemaakt. Met een gedicht. Met een regel die uit de band springt.
Voor mezelf herinner ik me 'Don Quijote' van Herwig Deweerdt. Dat ik als enige van de klas mijn vinger in de lucht stak bij de vraag van de juf: "Wie vond het mooi?" Of toen ik  'La Double Vie de Véronique' in de Franse les bekeek, stoorde ik me niet eens aan het vele zuchten van de medeleerlingen. Ik zat toch helemaal in de film. Flarden zinnen zoals  'Uit het hout van de morgen, uit morgenrozenhout sneed ik een beeld heel licht en smaller dan een lijsterstem een beeld van morgenrozenhout.' schoten als 'sidderende landouwen'  in mijn hoofd toen ik ze hoorde van oudere en bezielde leerlingen. Bezeten was ik door het blauw van Dali. En ik kon beven als een riet bij sopranenhoge tonen.

Al die dingen kosten geld. Schrijvers worden niet per uur betaald. Toneelmakers maken geen winst op voorstellingen. Een idee dat broeit is nog altijd niet te schatten. Daarom is het goed dat er subsidies zijn. Maar met een crisis is alles best lastig om te verdelen.  Ook daarom is het goed dat er commissies zijn die over deze subsidies waken. Dat er gedegen ministers zijn die van cultuur iets meer dan entertainment maken. Onze maatschappij is tegenwoordig al zo gecommercialiseerd, dat wie nog puur en echt is, vertrappeld wordt door huppelende volwassen meisjes en ramptoerisme op tv.

Cultuur mag voor mij dan wel een basisbehoefte zijn, realiteit toont dat het voor velen slechts ontspanning is. Terwijl het (vaak onbewust) mensen vormt.  Ik ben een product geworden van mijn opvoeding en erfelijke elementen. Maar al die kunstzinnige ervaringen maakten mij nog mijer. Wie een boek leest, wordt verbaal en mentaal veel rijker. Als ik naar sociaal-artistiek theater ga, krijg ik meer respect voor wie in mijn straat woont. Tentoonstellingen geven mij nieuwe achtergrondafbeeldingen in mijn dromen. Muziek maakt of kraakt mijn dag. Of ik nu naar amateurtoneel ga kijken, naar een musical, een muziekfestival, een expo in mijn buurt of in Parijs,... De vraag zou niet mogen zijn: "Hoeveel volk was er?" maar "Maakt het mij als mens wat rijker?"  Met dit in hoofd, kan men best een subsidiepot spijzen.

Toen ik vandaag over cultuur nadacht, passeerde een lijkwagen in de straat. Hij bleef steken tussen twee verkeerd geparkeerde auto's. Even vreesde ik voor het lot van mijn gedachte.  Na wat klein discreet tumult, lukte het de wagen toch om zijn rit verder te zetten. Hij reed de zon in. Verdween.  Maar altijd, altijd keert hij weer.

donderdag 9 mei 2013

Ooit (23)

Ooit was ik vanzelfsprekend.

Schaamteloos ging ik met andere kinderen spelen en was ik toch opeens alleen: ergens was iemand nog allener. Daar begon ik dan een nieuw spel mee.  In het slechtste geval deelde ik mezelf in twee of meer. In mijn eentje was ik de juf  én de hele klas. Ik was verkoper en de klant. Dat ging vanzelf. Op die manier kon ik mij altijd amuseren.

Hoe het gebeurde, ik weet het niet, ik denk dat het de bril was of de beugel. Of de combinatie van de twee. Wellicht ook het huilen om de rekstok.  Ineens werd ik opvallend niet gekozen. In de turnles stond ik lang tegen de muur. Het was gedurende die wekelijkse minuten, die als uren voelden, dat ik bedacht niet zo vanzelfsprekend meer te zijn.  Met die stenen in mijn rug, voelde mijn zijn in elk geval een heel pak koeler. Wie mij had moeten kiezen, verloor. Spelen werd een soort van vechten.

Ook al speelde dat soort vechten zich alleen in de turnles af (voor heel wat andere dingen werd ik wel enthousiast gekozen),  in mijn hoofd was het toen voorgoed voorbij met onbezonnenheid. Alvorens ik spontaan bij een groep ging staan, bedacht ik dat ze me niet hadden gekozen. Had ik wel het recht om zonder uitnodiging naar daar te gaan? Was mijn aanwezigheid wel gewenst?
Ik weet wel, die turnleerkrachten bouwden aan conditie en sportiviteit, maar ze snoeiden door hun jarenlange selectiemethode behoorlijk in onstuimigheid.

 Inmiddels woon ik al meer dan 14 maanden op een nieuwe plek Een nieuwe stad. Hier geen turnverleden. Ik draag het nog steeds: dat gefnuikt gymverleden.  Ik leerde al heel wat mensen kennen en voel me hier best goed. Maar zie ik ze met anderen, durf ik niet zo goed bij hen te staan. Dan voel ik me opdringerig en ongewenst.  En begin bij voorbaat al te zweten. Dat duurt meestal een glas of twee. Dan kan ik er wel tegen. Gevat zou ik dan elke bal wel kunnen vangen. Op de balk van spreken geen trillende benen meer.  Alleen de bok blijft knap lastig. Daar kan ik na al die jaren nog steeds niet lichtzinnig mee spelen.

Triptiek Moniek: Tweede Paneel

  Begin vorige zomer werd ik 'verkozen' tot nieuwe seizoenscolumnist van Cultuurcentrum De Steiger. In december 2023 verscheen het t...