woensdag 31 oktober 2018

Hoe ik mijn inleefmaand mocht ervaren:

Niet alle uitdagingen die ik dit levensjaar aanga, hoeven leuk te zijn. Zo daagde ik mezelf al sinds 1 september uit tot gezonder leven. Dat leverde me al 8 kg minder Tine op: zowaar een pak! Ik doe naarstig verder en zie hoe ver het me zal brengen. Marcella daagde me dan weer uit om een maand te overleven met het leefloon. Ferme uitdaging om van te leren!

Het leefloon voor een alleenstaande bedraagt momenteel €910,52. Iemand die een gezin ten laste heeft, krijgt €1254,82 en wie samenwoont krijgt €607,01. In ons land trekken gemiddeld 140149 mensen een leefloon. Omdat ik toch met veel vaste kosten zit, koos ik ervoor om de vaste kosten (lening, elektriciteit, water, gas, gsm en internet) en andere binnenlopende facturen gewoon te betalen, maar om mezelf de limiet van €60 per week op te leggen voor boodschappen en dagelijks verbruik. Dat is het bedrag dat wordt voorgesteld in een zogenaamde 'inleefweek'. Sommigen vinden dat veel. Anderen vinden dat belachelijk weinig. Het is een ruim gemiddelde. Ik plakte 5 inleefweken na elkaar en koos zelf voor de maand oktober omdat het de maand is met de Werelddag van Verzet tegen Armoede erin en ik er dit jaar weer in betrokken was. €300 voor één maand dus.

Omdat ik niet wou dat mensen er rekening mee gingen houden, maakte ik deze uitdaging niet openbaar. Ik plaatste geen aankondigingen hierover. Enkel wie op me botste, hoorde het als ik om geld verlegen zat. Om alles goed onder controle te houden, had ik letterlijk elke maandag €60 cash in mijn portemonneetje, zodat ik de bankkaart amper moest gebruiken. Ik hield alle uitgaven mooi bij. Ik tankte een week voor aanvang van de maand mijn dieseltank vol en had wat groenten en fruit op overschot. Een diepvries met reservevoedsel heb ik niet. Extra uitdaging erbij dus was mijn belofte om gezonder te eten/leven.

De eerste week verliep alles nog makkelijk. Ook al kwamen er kosten die niet voorzien waren. Zo sponsorde ik een leerlinge en moest onverwacht ook betalen voor kopies, terwijl die normaal gratis zijn. Dat maakte me toch een kleine €20 lichter. Daarnaast merkte ik al snel dat mijn kat Frieda wekelijks toch ook gemiddeld een zesde van mijn weekbudget afknabbelt. Toch slaagde ik erin om €13,7 over te houden. Ik moet bekennen dat ik op zaterdag een afspraak had met mijn beste vriend, die me de hele avond getrakteerd heeft. Aan hem kon ik dat gerust vragen.

De tweede week moest ik voor mijn werk naar Aalter rijden. Daar zag ik bijna €2 naar de parkeerautomaat gaan. Er was ook een doktersbezoek gepland. Maar gelukkig betaalde het ziekenfonds een paar dagen later al terug. Ik slaagde erin om met mijn budget nog een paar terrasjes mee te pikken. En kijk: ik had op het einde van de tweede week nog €20,54 over. Hier moet ik verklappen dat ik twee dagen ziek was, amper at en ook niet naar een toneelstuk kon gaan. Dat scheelde me extra kosten waar ik op voorzien was.

Week drie werd lastiger. Daarin stonden een proefles yoga en een concert geprogrammeerd. Enkele uitgestelde boodschappen moesten uiteindelijk toch aangeschaft worden. Ook hier slorpte een parkeerautomaat wat luttele euro's, die er best toe doen in zo'n week. Gelukkig voor mijn portemonnee en mijn brandstoftank ging de proefles yoga niet door en moest ik me niet naar Ieper verplaatsen.  Werelddag van Verzet tegen Armoede was zo druk, dat ik niet eens tijd had om te eten over de middag. Het concert zou lastig worden. Mijn ticket alleen al  kostte €11 en dan had ik nog geen drankjes. Ook hier heb ik vals gespeeld: enkele vrienden hebben me een drankje getrakteerd, ook als ik hen uitlegde dat ik geen drankje terug kon trakteren. Doordat ik nog niet helemaal gepluimd was, kon ik op zondag nog eieren, melk en room gaan kopen voor een quiche. Op het einde van week drie liep ik op de jaarmarkt vol fijne terrasjes met €0,27 op zak maar met een volle maag. Bedankt vrienden!

In week vier waren er oorspronkelijk geen speciale uitgaven gepland. Toch maakte de apotheek me meer dan €8 afhandig. Uitgestelde artikelen zoals tandpasta en WC-papier moesten worden aangeschaft. Dan sta je opeens raar genoeg voor het rek te bedenken of je dat eigenlijk wel nodig hebt. Ook gingen we met de Figurettes opeens vergaderen op café in plaats van te repeteren. Maar ze betaalden me uiteindelijk nog een extra theetje en gaven de overschot van de pot (€0,30) aan mij. Er was een gratis finissage en Openboekdagen bij de Standaard Boekhandel. Ik hielp er zelfs op zaterdag mee met de afwas, zodat ik enkele toastjes kon verorberen en achteraf wat wijn kon drinken. De finissage liep wel uit in een cafébezoek waar ik me ook weer moest laten trakteren en zondag bleef ik met vrienden toch nog plakken en heb ik mezelf met spaarcenten getrakteerd om de vakantie in te zetten. Vals vals vals! Op het einde van de week had ik niets meer over en was dus in het rood gegaan door van mijn spaargeld af te snoepen.

Week vijf leek een makkie. Die duurde maar drie dagen. Het liep al fout op maandag: ik durfde overmoedig boodschappen te doen zonder telraam in mijn hoofd en ik misrekende me serieus. Ik kocht ook een doosje snoep, wat ik normaal niet doe, voor het geval er op Halloween kinderen voor mijn deur zouden staan. Daarnaast ging ik naar de abdij van West-Vleteren en betaalde de benzine van het gezelschap en trakteerde ons op een Tripel. Dinsdag ging ik op bezoek bij vrienden in De Haan. Op de rommelmarkt had ik glazen voor hen gekocht en ik moest die leveren. Omdat het rode lampje begon te branden, moest ik ook tanken. Ik tankte €20. Gelukkig schotelden die vrienden me wel een lekkere gezonde maaltijd voor.  Op woensdag stelde ik me kandidaat om mee te helpen in de Volkskeuken zodat ik voor luttele €2  mijn buikje (te) overvol kon eten. Maar bij thuiskomst zat kat Frieda weer naast een lege verpakking kattenvoer te mauwen en bedacht ik: oh nee, mijn brood is op! Dat maakt dat ik toch ruim €11 boven mijn budget uitkwam. 



Wat het met me deed? Het is best lastig om voortdurend in je hoofd te moeten rekenen. Soms moet ik dat ook doen op het einde van de maand, maar elke dag moeten tellen, geeft stress en zorgen. Vaak voelde ik me moedeloos bij het begin van de week (boodschappendag) of bij een onverwachte kost. Je rijdt anders met de auto. Je hebt zoveel schrik voor pech. Winkelen doe je met je ogen dicht bij speciale aanbiedingen die je eigenlijk niet hoogdringend nodig hebt, maar die je kunnen triggeren naar functionaliteit of zin. Ik bedacht dat €60 per week best te doen is als je enkel moet eten en drinken. Maar het is vooral het leven daarnaast dat kost. Een huisdier. Een onverwachte kost. Een auto. Een hobby. En ik rook niet eens. 

Je sluit je meer op als je geen centen hebt. Je wil ook niet voortdurend getrakteerd moeten worden. Voor een sociaal mens als ik, is dat best confronterend. Voor mijn doen kwam ik amper buiten.Vakantie is een totale ramp met een klein budget. Je vindt wel nog even producten in je kast die je opeens nog op kan eten, ondanks de houdbaarheidsdatum. Om de besparen op brandstof kom je ook niet verder dan je stad en je werk. Je wandelt en fietst wat af. Eén keer per week bleef ik wel mijn moeder bezoeken, die me dan op een maaltijd trakteerde. Gratis events en recepties krijgen veel meer waarde. Of een koffie bij een opendeurdag. Gratis verse soep met brood smaakt opeens veel meer. Gratis tomaten zijn mooi meegenomen! Al zie je je dan wel als een profiteur. Het is ook lastig om gezond te blijven eten met een slinkend budget. Een kant-en-klaar lasagne is goedkoper dan zelfgemaakte quiche. Het is mij al bij al gelukt! En nog iets praktisch: doordat je je betaalkaart amper gebruikt (in vergelijking met anders) durf je de code te vergeten en fietsen met een overvolle winkeltas lukt niet.

Slotsom: dit was lastig en de uitdaging verliep niet helemaal zoals het moet. Teveel kon ik rekenen op traktaties. Ik had veel meer sociaal contact moeten laten. Toch beschouw ik het niet volledig als verkorven. Maar het heeft me enorm veel bijgebracht tussen de oren. Zelf heb ik me nooit als luxemens beschouwd. Ik zag mezelf eerder als spaarzaam en sober omdat ik amper merkproducten koop,  occasioneel kleren koop,  geen poetsvrouw heb, slechts heel af en toe mijn haar laat knippen, mijn lijf niet laat verzorgen en weinig op reis ga. Zo zuinig leef ik blijkbaar niet. Een beperkt budget drukt je met de neus op de feiten: er is te veel te koop en te weinig te krijgen.

Het besef dat zoveel mensen het met veel minder moeten doen en niet op vrienden en familie kunnen/blijven rekenen. Dat er voor hen geen maand november is om naar uit te kijken, waarin je weer kan kopen wat je wil. Het maakt me week en nederig. Ik beloof hierbij plechtig om mijn gespaarde centen van deze maand aan een goed doel inzake armoede in eigen land te besteden.

Bedankt, Marcella!

Trouwens: waarom maken winkeliers in onze stad geen gebruik van de app 'Too Good To Go'? Het lijkt me een uiterst nuttig initiatief tegen voedselverspilling. Maar om zo maar eventjes naar Kortrijk of naar Roncq te fietsen voor een verrassend pakketje voedsel, dat zag ik toch niet zitten...

Met het poëziecollectief 'Soep zonder Zout' gaf ik op 
woensdag 17 oktober armoede mee een gezicht.
Bijna niemand wist dat ik echt ook even
in die schoenen stond. 







maandag 29 oktober 2018

Hoe ik binnentrad in de abdij van West-Vleteren:

Uitdagingen zijn er om met beide armen aan te pakken. Toen Thomas mij uitnodigde om eens met hem naar de abdij van West-Vleteren te gaan, zei ik natuurlijk niet nee. Ik meen me zelfs te herinneren dat ik er zelf aan toevoegde dat het mij geenszins om het bier te doen was, dat ik toch hoopte op een religieuze dienst. Hij daagde me uit om de vespers samen mee te maken.

Eigenlijk was het de bedoeling om deze uitdaging in augustus aan te gaan. Het was een warme zomerdag toen we naar West-Vleteren reden. Onderweg was Thomas aan het woord. Hij vertelde over verschillende kloosterordes. Over de Sint-Sixtusabdij. Over zijn beweegredenen om dikwijls naar de abdij te gaan. Over zijn band met God. We begonnen de uitdaging in 'In de Vrede' waar we ons te goed deden aan een ijsje. Daarna liepen we wat rond het domein. De gemeenschap van de Sint-Sixtusabdij (en daarbij de brouwerij)  is gehuisvest in een prachtige abdij met een bijzondere architectuur waarin oude en nieuwe bouwstijlen in elkaar schuiven.  We waren helaas te laat voor de vespers. Die dag begon de vespers uitzonderlijk wat eerder. Dat was jammer. Daarom bezochten we de permanente tentoonstelling in het Claustrum en verdiepte ik me nog meer in de gebruiken van de abdij. We beloofden om de rit nog een keer te maken.

Vandaag reden we op hoop van zegen naar West-Vleteren. Thomas had voor alle zekerheid toch gepolst bij de abdij of de vespers op het gewone uur zouden doorgaan. We begonnen opnieuw in 'In de Vrede' waar het behoorlijk druk was op een maandagnamiddag. We gingen toch overstag voor een trappist. Mijn eerste Trappist Westvleteren 12, the king of the beers. Het smaakte zeer.

Daarna gingen we richting abdij. Normaal kan je de abdij niet bezoeken tenzij je gast bent en daar verblijft, maar Thomas wist me voor de vespers begonnen langs de gastenkamers, de noodkamer, de gastenbibliotheek en de enige internetkabel te leiden. Daarna wandelden we langs het kerkhof met vers graf naar de kerk.

We waren niet de enige bezoekers. Iedereen mag de vespers komen meemaken. Het is een avondgebed. Daarvoor hebben de broeders al 5 gebedsdiensten gehad. Om half acht sluiten ze de dag met de Completen af. De kerk is heel sober ingericht. Geen iconen of schilderen. Enkel een eenvoudig kruisbeeld, een altaar en het tabernakel. Blijkbaar is er ook een Mariabeeld, maar dat werd niet verlicht. Het is een groot verschil met een gewone kerk, waarin je je aandacht kan laten afleiden door naar de kruisweg of naar een gegraveerde biechtstoel te kijken. We gingen op de eerste rij zitten zodat ik alles goed zou kunnen bekijken.

Een voor één kwamen de broeders binnen in hun gebedskleed. Daarin vallen de mouwen en de kap op. Elke broeder heeft een eigen manier om te bidden. De ene gaat op een speciaal gebedsbankje zitten. De ander gaat gewoon op zijn stoel zitten met de ogen dicht. Er was een monnik in opleiding, dat kon ik zien omdat hij geen wijde mouwen had. Hij had een meer open kleed.

Na het luiden van de klok, klopte de abt op zijn stoel. Hét teken dat de vespers beginnen. Het is een gebedsdienst die wekelijks wordt herhaald. Er komen psalmen in voor met antifonen. Zelf heb ik een katholieke achtergrond. Tot ik het huis uit ging, was ik verplicht om wekelijks naar de kerk te gaan. Ik was zelfs een tijdje lector. Ik ben op zich dus wel vertrouwd met katholieke teksten.  Toch klonken de psalmen raar in de oren. Ik kreeg ze niet over mijn lippen. Ook al zijn de woorden heel poëtisch. Af en toe wordt gebogen door de aanwezigen in de gebedsdienst. Ik boog zachtjes mee, maar niet de volle 90 procent.

De broeder die de voorzang op zich nam, had een fijne aangename stem om naar te luisteren. Een andere broeder las voor uit 'De Openbaringen' over engelen met bazuinen die de wereld konden bespelen en een arend die voor rampen vreesde. Er waren nog voorbeden en een Onze Vader. En er vielen veel stiltes om te kunnen bezinnen. De dienst werd afgesloten in het donker met een lange stilte die afgebroken werd door de klokken.

Mooi was het te zien hoe de avond valt in de kerk. Hoe de mouwen ritselend om de armen vallen in de stilte van de kerk. De eenvoud van het ritueel. De concentratie. De hypnotiserende werking van psalmen. De rust in de dag. De broeder die ons bij het verlaten van de kerk, de hand schudde. Ik werd niet op slag weer gelovig maar ik voelde een soort verbondenheid.

Ik vond het wel bijzonder om mee te maken. Zonder Thomas was ik hier nooit geweest. Om de abdij 'echt te voelen' gaf hij me de raad om eens in het gastenhuis te verblijven. Het lijkt me wel eens wat als ik die stilte mij wil laten omsluiten. Maar voorlopig lukt me dat nog in mijn eigen huis (als mijn buren me goedgezind zijn).

Bedankt, Thomas!





TINE ZIET (139): Leven


Zondag bezocht ik naast enkele buren kunstenaars ook de jaarmarkt. Je hebt mensen die er niet voor naar buiten komen. Je hebt fans van het eerste uur. Eerder die dag werden massaal honden en paarden gezegend. Maar bovenal was de dag gezegend met lenteweer. Daarenboven is het ook eens fijn om op een zondag volk aan de beide kanten van de brug te zien. Het is boeiend om je daarin te mengen. Zo ving ik onbeschaamd enkele gespreksflarden op. Meestal gingen die over de nasleep van de verkiezingen. Ook ik werd erover aangesproken. Wat ik er nu eigenlijk toch van vond. Maar daarover gaat dit stukje niet. Het gaat over het rondstruinen door mijn stad op zondag. Snuisteren in de koopwaar van de rommelmarkt. De alom bekende geur opsnuiven van wulloks en stokvis. De jingles van de kermisattracties. De charmezangers op de parking aan de Donkerstraat. Prachtige zelfgemaakte hoeden spotten voor De Trompet. Een blik werpen op de volgelopen terrasjes. Uitbaters van kramen misnoegd zien kijken om een matige verkoop. Anderen dan weer zien glunderen. Leeggeschepte snoepbakken zien. Muzikanten in koerskledij. Mooie oldtimers op de Groentemarkt. Food- en drinktrucks. Botsen op bekenden en wat bijkletsen.  Zo leeft een stad.

De avond daarvoor had ik nog genoten van een schitterend reünieconcert van Two Russian Cowboys in ‘De Griek’. Na afloop waren we met een paar naar de Grote Markt afgezakt. Het was al nacht. Niet eens zo laat. Eén iemand van het gezelschap rekende op een taxi om terug naar huis te kunnen. Dat lukte helaas niet. Alle taxichauffeurs in de regio die hij belde, lagen blijkbaar al in bed. Hij probeerde dan maar een lift in de kroeg te versieren. Maar hij verloor daarbij toch de moed en besloot dat hij dan maar de volle 5 km naar huis zou wandelen. Hij zei daarbij: “Vroeger leefde het hier toch meer.”

Ik had hem natuurlijk een slaapplek kunnen aanbieden. Maar zo ben ik niet. Was hij maar op de Grote Markt gebleven, dan had hij met eigen ogen kunnen zien dat het in onze stad ook nog kan wemelen van het leven. Maar dat men dat toch liever in het daglicht doet.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 26/10/18)

dinsdag 23 oktober 2018

TINE ZIET (138): Samen


Terwijl de laatste vergeten affiches ons nog aankijken en enkele verdwaalde deurhangers op de straat waaieren, vieren wij vandaag de jeugdbewegingen. Inmiddels zijn er al zoveel verschillende jeugdbewegingen dat het bijna onmogelijk is om geen lid te zijn. Ze opnoemen zal ik niet doen, uit schrik er eentje te vergeten.

Gisteren vertelde een leerlinge dat ze wel eens een activiteit van een bepaalde jeugdbeweging wou meemaken, om zich dan eventueel ook in te schrijven, omdat haar moeder haar verteld had dat ze daar misschien wel een lief zou vinden. Méér nog dat ze daar misschien zelfs een toekomst op een gezellige boerderij kon vinden.  De ogen van de leerlinge in kwestie blonken. Een andere leerlinge dacht zich ook aan te sluiten. Dit niet om dezelfde reden. Een boerderij had ze immers al. Ze ging voor de kameraadschap. En het bier. Dat gaf ze ook eerlijk toe. Andere leerlingen gaan elke zaterdag of zondag trots in uniform naar hun uitleefmoment. Ze kijken uit naar elke activiteit die de leiding heeft voorbereid. Nog andere leerlingen zijn al leiding. Of bijna. Ze gaan gemotiveerd op nascholingsweekend. Ze komen na een fuif zelfs naar de les. Stuk voor stuk hebben ze enthousiast gekozen voor een enorm groot engagement.

Als ik het allemaal opnieuw zou kunnen doen, wat natuurlijk utopisch is, zou ik het beter doen. Ik zou niet afhaken omdat ik niet de dezelfde interesses had als mijn medeleden. Dat heb ik namelijk als twaalfjarige gedaan. Pas zes jaar later werd ik in de leidingsploeg getrokken. Toen was ik twee jaar heel fervent leidster. (Behalve als we moesten gaan zwemmen. Dan bleef ik veilig thuis uit schrik om in het water gegooid te worden.) Nee, als twaalfjarige had ik moeten doorbijten, want dan komen pas de leukste jaren. De jaren van samen verliefd worden. De jaren van samen voor het eerst een pintje drinken. De jaren van samen afzien om op de fiets op een kampplek aan te komen en dan alles klaar te zetten voor de jongsten. Maar vooral de jaren van dat samen.

Als ik opnieuw had kunnen kiezen, koos ik niet meer voor een of andere partij. Ik koos voor samen.




(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 19/10/18)



zondag 14 oktober 2018

TINE ZIET (137): Kiezen

Mijn brievenbus zal na dit weekend weer moeten wennen aan de leegte. Afgelopen weken kreeg ze heel veel foto’s van lachende politici ingeslikt. Ik neem het de lachende politici niet kwalijk: elke stem telt. Het vergt deze tijden heel veel moed om naar buiten te komen en kleur te bekennen. Meer nog: om te verklaren dat je je wil engageren om via een partij een gehele bevolking te vertegenwoordigen in een stad of in een provincie. Als ik kon, stemde ik op iedereen die ik ken. Dit niet alleen om hen na zondag gewoon zonder schuldgevoel recht in de ogen te kunnen kijken.  Ik neem echt mijn spreekwoordelijke hoed voor hen af. Het is uitermate dapper om op te komen in een tijd waarin zoveel met zuur en bitter wordt gestrooid. Maar ook ik zal kleur moeten bekennen. Hetzij veilig achter een gordijn. Ik woon hier inmiddels al zo’n tijd dat ik mensen ‘ken’ uit praktisch alle partijen. En met ‘kennen’ bedoel ik dat ik weet wat ze waard zijn. Vooral als mens dan.

Het viel me op dat ik toch veel verkiezingsdrukwerk op naam kreeg. Dat er ook bij mij werd aangebeld (ook al hoor ik de bel niet als ik op zolder zit). Dat mijn hand extra werd geschud en dat ik vriendschapsverzoeken kreeg van onbekenden die gewoon naar een stem visten in plaats van vriendschap.  Ik blijf erbij: ik neem het niemand kwalijk, want elke stem telt. Ik hoop alleen dat ik na het kleuren van mijn bolletjes niemand tegenkom die ik ‘ken’. Ik herinner me mijn allereerste gemeenteraadsverkiezing. Toen ik me naar de uitgang begaf, stonden allerlei van die bekenden klaar om handjes te schudden. Ik heb toen dapper naar hun schoenen gekeken. Na zondag is het omgekeerd. Dan zullen sommige glimlachjes wat benepen worden. Men zal mij misschien niet in de ogen durven kijken na een karig aantal stemmen. Dat is dan ook het leven.

Hopelijk is woensdag 17 oktober, Werelddag van verzet tegen armoede, wél iedereen met een hart voor onze stad op post om armoede in de ogen te kijken. Want of je nu verkozen bent of niet: kansarmoede, daar kiest niemand voor en zou er gewoon niet mogen wezen. 



(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 12/10/18)

dinsdag 9 oktober 2018

TINE ZIET (136): Vrijwilligers

Wie zondag per toeval in de Barakken was, was wellicht blij verrast. Daar bouwde Barak Futur met ‘Love on the bridge’ een schitterend eindfeestje op het Sint-Jozefsplein. Maar voor dat feestje begon, waren er speeches bij de Leiebrug, er was een trouwceremonie en een feestelijke optocht naar de Sint-Jozefskerk. Daar was er ook een tentoonstelling, een theatervoorstelling, accordeonmuziek. Kortom: sfeer à volonté. De zon zag oorspronkelijk dat het goed was, maar na 15u kwam er toch een koude wind opzetten die de frisse drankjes nog frisser maakte. Wat begon met nazomer, eindigde in herfst.

Wat me altijd opvalt aan dergelijke feestjes is dat er eigenlijk alles welbeschouwd weinig nodig is. Er is een bellenman nodig die het volk op tijd herinnert aan het afronden van een consumptie. Er zijn toiletten nodig. Tafels en stoelen. Een toog met simpele drankjes en overdekt zeil. Een springkasteel. Wat achtergrondmuziek. Zotte ideeën die opborrelen. Energie van wie het feestje trekt.  Maar bovenal zijn er natuurlijk vrijwilligers nodig die willen helpen die dag. Trekkers die trekken.

De dag daarvoor zat ik op een ander feest: een huwelijksfeest van vrienden. Daar waren overduidelijk meer voorbereidingen aan geweest. Tijdens het avondfeest stond de bruid met roze schort in de feestzaal. Want zij vond het fijn om voor haar gasten te koken. Gelukkig stond zij er niet alleen voor. Zij had voor dit gegeven gekozen. Het eten smaakte voortreffelijk. Het was best bijzonder om mee te maken.  Maar ook hier werd beroep gedaan op vrijwilligers. Er moest een bar draaiende gehouden worden. Er moest worden opgeruimd. Zelf ben ik daar slecht in. Dat geef ik eerlijk toe. Op feestjes zal je me niet vaak zien helpen. Ik blijf meestal plakken tot ik wel moet verdwijnen voordat ik word opgeveegd.

Nu in de Barakken verdween ik opvallend eerder. Ik was er niet meer bij toen Barak Futur tot Barak Futur Passé werd aangekleed. Ik lag wellicht al in mijn bed te ronken toen die laatste vrijwilligers naar huis vertrokken. Bedankt daarvoor. Zonder jullie was er minder feest geweest.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 05/10/18)


zondag 7 oktober 2018

Hoe ik een woonzorgcentrum mocht ervaren:

Tijdens afgelopen zomer ging ik op verschillende plaatsen Buurtturen. Katrien daagde me uit om dat eens in WZC Andante te gaan doen. Zelf heeft ze mooie herinneringen aan fijne gesprekken in de cafetaria. Ze bedacht dat het mensen wel eens deugd zou doen als ik eens met ze ging praten. Natuurlijk ging ik die uitdaging aan.

Ik kreeg al snel telefoon van enthousiaste Nicole. Zij is er samen met collega Kate referente verpleegkundige dementie. We plakten onmiddellijk de Werelddag Dementie aan het gegeven en prikten drie data vast waarop ik zou langskomen. Op die manier kon ik alle afdelingen bezoeken.

Voor mijn eerste bezoekje had ik een kort verkennend gesprek met Nicole. Ze wou me toch enkele dingen duidelijk maken over dementie. Ze gaf me enkele tips en daarna werd ik aan tafel gezet in de eerste leefgroep. In WZC Andante hebben alle woongroepen de naam van een componist. Zo klinkt er toch symbolisch al wat muziek in het gebouw. Het is een prachtig gebouw. Elke leefgroep heeft een eigen terras. Er is ontzettend veel licht en de woonkamers zijn mooi ingericht.

De eerste namiddag had de ergotherapeute een schriftje meegebracht. Daarin stonden allemaal zegswijzen en gezegden. Ze las het eerste deel luidop voor en de bewoners die aan de tafel zaten, konden die meestal probleemloos aanvullen. Er zaten ook enkele typische West-Vlaamse uitdrukkingen bij. Iets wat voor mij persoonlijk heel bijzonder was, dat er een mevrouw aan tafel zat die mijn ouders en grootouders heel erg goed gekend heeft. Toen ik de naam liet vallen van waar ik vandaan kwam en hoe dat huis op de plek stond van een bekend café, bleek dat ze eigenlijk als kind naast mijn grootouders had gewoond.  Dat was wel heel erg speciaal. Want ik ben helemaal niet afkomstig van Menen. Terwijl ze eerder had gezwegen en niet zo veel had deelgenomen aan de conversatie was ze opeens heel erg babbelachtig. Toen ik later in de gang nog op haar botste noemde ze me bij de naam van mijn moeder.

Ook bezocht ik met Nicole enkele bewoners op hun kamer. Het waren bewoners die niet veel naar de woonkamer kwamen. Ze waren heel erg blij met een bezoekje en vertelden heel geanimeerd. Het was ook fijn de kamers eens te zien. Foto's en schilderijen in een kamer vertellen heel veel over een bewoner en het leven dat ze achterlieten.

De tweede namiddag bezocht ik twee leefgroepen. Met de eerste leefgroep werd er gesproken over oude beroepen en gebruiken uit de tijd van toen. De tweede leefgroep was net klaar met een spelletje bingo. Ze hadden net hun prijzen ontvangen en babbelden nog wat na met koffie.

Bij een derde bezoekje bezocht ik heel kort nog een leefgroep. Die zat nog aan het ontbijt. Ik vergezelde daarna de wandelclub en ging tenslotte nog even naar de laatste leefgroep.

Naar aanleiding van deze bezoekjes schreef ik vijftig korte tekstjes. Soms waren het losse zinnen. Soms waren het geïnterpreteerde citaten. Die ging ik op Werelddag Dementie op de ramen van het woonzorgcentrum schrijven. Terwijl ik aan het schrijven was, kwamen enkele bewoners gluren. Sommigen herkenden zichzelf in de schrijfsels. Soms herkende het bezoek gevoelens. Ook het personeel las nieuwsgierig mee, terwijl het alles in gereedheid bracht voor de activiteiten in de namiddag.

Het was een fijne ervaring waar ik oorspronkelijk een beetje bang voor was. Wat natuurlijk onzin was. Belangrijker dan dat label 'dementie' is het labeltje 'mens'. Zoals ik het personeel ervaren heb en de sfeer tussen de bewoners, lijkt het me zelfs bijna een leuk vooruitzicht om daar zelf te belanden ooit. Al duurt dat hopelijk nog een tijdje. Misschien stel ik mezelf wel kandidaat om in schoolvakanties mee te gaan wandelen in de wandelclub. Dat lijkt me een fijn vooruitzicht.

Hieronder de zinnetjes die te lezen zijn in de gang van Andante.

Graag wil ik Katrien bedanken voor de uitdaging. Nicole, Kate en het hele personeelsteam voor de fijne enthousiaste ontvangst en de bewoners voor hun fijne wijsheid, blinkende ogen en schone verhalen!



*
“Ik ben er nog,
maar mijn gedachten spelen
af en toe verstoppertje.”

*
Hoe hier vaak op een hoofd wordt getikt,
als men iets niet goed meer weet.

*
Wandelen met de wandelclub
is soms terugwandelen in de tijd.

*
Dit is een groot huis
waarin vergeten wordt
geaaid met warme handen.

*
“Liever woonde ik hier niet,
maar dit voelt wel al als thuis.”

*
Hoe liefde hier soms stiekem wordt gevonden
in handen onder tafel en gegiechel.

*
 “In ons hoofd ruist of sneeuwt het soms.
Eerst een beetje en langzaamaan wat meer.
Dat maakt ons verward.
Maar ons hart wordt net als
ieder ander graag verwarmd.”

*
Hoe in een hoekje van de living
altijd wel een stille getuige zit
die zonder woorden deelneemt
aan het  gesprek.

*
“Ooit zwom ik veel en snel.
Nu schiet er zo weinig van mij over
dat als ik nog zou zwemmen
zwom ik uit mijn vel.”

*
“Ooit had ik een hit die noemde
“Geef mij een pint.”
Nu zing ik zonder orkest de
mensen in mijn omgeving welgezind.”

*
Hier kennen wij nog onze zegswijzen en gezegden.
We vullen ze in spreekkoor aan.
Maar vraag je ons hoe oud we zijn
twijfelen we zwijgend.

*
“Ooit had ik een café.
Iedereen kwam graag bij me over de vloer.
Maar sinds ik hier woon, blijft men van mij weg.”

*
“Ooit verkocht ik kleren in een shoppingcentrum.
Ik hielp veel dames aan een kleed.
Nu helpt men mij.”

*
“Ooit had ik een man die soms bleef plakken op café.
Ik was toen ongerust en kwaad.
Nu zit ik soms aan de Leffe, maar mijn man
keert nooit meer weer.”

*
Hoe ogen opeens gaan blinken
omdat iemand over een vroeger praat
Dat bij je past. Ineens.

*
Hoe een dochter een moeder wordt
of soms ook een vrouw.

*
 “Ooit droegen wij met fierheid een pelerine.
Nu kent men dat niet meer.
Maar het is niet omdat men het niet kent,
dat wij geen warme schouders missen.”
*
‘Horen, zien en zwijgen.’
Dat deden wij ons hele leven al teveel.

*
“Ooit paste ik in een schoendoos.
Nu lijk ik al veel groter, maar elke dag
krimp ik meer ineen tot boon.
Op een dag ben ik niet meer te zien
en gaat het leven door.”

*
“Ooit vond ik mijn man met een droge haring.
Wie had dat ooit gedacht?
We trouwden op de kermis en hadden veel bekijks.
Toen kregen we een zoon die we veel te vroeg verloren.
Nu ik alleen en eenzaam ben, voel ik nog steeds verdriet.
Want die zoon bleef jong, ik niet.”

*
Hoe paarden hier soms nog hinniken
met de namen Blesse en Baai.
Hier zet men in gedachten nog kruiskens
voor het slapengaan.

*
“Ooit zagen wij ’t keunevintje
met keunevellen over zin hidong.
Sille Pappe was zin naam.
Zin beroep bleef niet bestaan.”

*
“Ooit was er een koster die veel meiskens zingen deed.
Vanboven en vanonder.
Zelf zong ik nooit. Nog niet.
Hij had eens moeten durven!”

*
“Ooit zat Madame Feys op een
pônnen stoel in de messe.
Ze leefde rijk van al die
Mensen die uldern dust gingen lessn.”

*
“Ooit danste ik met mijn vrouw
de jive op een concours.
Dat was toevallig.
We wonnen niet, maar verliezen
bestond niet als wij samen dansten.”

*
 “Ooit werd ik tegen de gilet geplakt
bij een uitdagende tango.
Ik plakte zo goed dat we
dan maar trouwden.
De lijm bleef lang bewaard.
Tot de dood ons scheidde.”

*
“Ooit gingen wij naar school op klompen.
Dat was toen heel normaal.
Later pas kwamen er schoenen.”

*
“Ooit was er geen televisie.
Pietje Praline was de eerste die er een had.
We gingen met z’n allen kijken.
Dat was een waar gebeuren!
Sinds die dagen kijken we vaker naar
een bewegende bak
dan naar elkaar.”

*
“Ooit had je zeteltjes in de cinema
waarop je wel aan elkaar moest zitten
voordat de film nog maar begonnen was.”

*
 “Ooit werd Kortrijk gebombardeerd.
Dat konden wij hier dan zien.
Grote vuurbollen schoten voor onze ogen.
Via gaten in de kelders waren alle buren
met elkaar verbonden.
Die verbondenheid werd dichtgemetst.”

*
Hoe ‘de stille waterroos’
nog bloeit als zij
hem zacht en trots
uit haar lippen tovert.

*
Hoe men kloppen op de tafel
negeert om met een glimlach
door de dag te komen.

*
Hoe de vrouw in de hoek begint te vloeken
en blikken rond een tafel elkaar versterken
tot een complot zo stevig als een kathedraal.”

*
Hoe Jefke de hond de bewoners
laat kwispelen als ze zelf een staart
zouden hebben gehad.

*
 “Ooit moest ik uit mijn woning
vluchten zonder kleren.
Ik kwam hierheen en ben er nog.
Hiervoor keek ik enkel nog naar televisie.
Hier draag ik kleren van een ander,
maar ben hier ooit alleen.”

*
Hoe men hier soms duikles krijgt,
bij het nemen van een bad.

*
Hoesten is hier soms gewoon
wat aandacht vragen.

*
“Hoe de wereld zo snel verandert
en wij moeten maar mee.”

*
Scholen met nonnen waren zoveel strenger.
Kwam dat door de Heer?

*
 “Ooit speelde ik op een hofstee.
Nu speel ik bingo achter ramen.
Hoe graag ik ook buiten kwam,
ik blijf liever op mijn kamer.”

*
Een soutien wordt hier overbodig.
Wat ooit zwol van trots
wordt nu losjes zonder gêne
in de gaine verstopt.

*
Hoe men blij kan zijn met soep.
Dat zie je niet zo vaak meer.

*
Hoe die ogen stralen
omdat een arm wordt aangeraakt.

*
Hoe looprekjes als stoel worden gebruikt.
En een babbeltje als adem.

*
Hoe fierheid in een kapsel past.

*
 Hoe mannen soms weer jongens worden
en meisjes soms weer dames.
In een vingerknip
en weer terug.

*
Hoe een winterjas op de gang
verdwaalt op zomerdagen.

*
Hoe wielrennen een kamer vult
omdat het beweegt.

*
Hoe aan een tafel wordt gezwegen
omdat de woorden bijna op zijn.

*
Hoe lastig het soms is
de zon te zien
als je zoveel mist.

*
Dat het personeel op handen draagt
is vaak ook wederzijds.
Hier draagt men elkaar met zorg
tot een laatste adem.

 Tine Moniek
21 september 2018






maandag 1 oktober 2018

TINE ZIET (135): Orgaandonor

Zondagochtend was ik één van de 146 inwoners van onze stad die zich ging aanmelden als orgaandonor. Niet met de bedoeling om er dit stukje over te schrijven. Ook niet ter wille van één of ander televisieprogramma. Ik weet niet of ze wat waard zijn, die organen van mij. Maar als ik er iemand mee kan redden, waarom niet? Ook al kon het al veel eerder, gewoon op het stadhuis: het kwam er aldoor maar niet van om me te laten registreren. Nu ik eens thuis en wakker was op zondagochtend, nam ik van de gelegenheid gebruik om me richting rij te begeven. De wachtrij was nog kort. Achter me zag ik meer en meer volk arriveren. De jongedame achter de balie en de stadssecretaris hadden het er maar druk mee. Een koppel dat achter me stond aan te schuiven was almaar in de weer met een of andere app op hun smartphones. Voor hen ging de rij niet snel genoeg. Ze zuchtten af en toe als ze niet op hun schermpjes keken. Maar je zal maar een jongen zijn die op een ruilhart moet wachten of een meisje dat gered kan worden met een nier. Zou de tijd niet veel langzamer verstrijken?

Er is een tijd geweest, dat geef ik toe, waarin ik dacht: men moet mij helemaal compleet laten, als ik dan terugkom in een ander leven, heb ik tenminste nog alles op een rijtje. Die tijd is voor mij voorlopig voorbij. Niet dat ik stiekem niet meer op een ander leven hoop na mijn dood. Karma evolueert dan toch gewoon mee?

Eigenlijk is iedereen in België bij wet al kandidaat-donor. Als je niet geregistreerd bent of niet uitdrukkelijk hebt laten noteren dat je weigert organen te donoren, moeten je nabestaanden beslissen, mocht de vraag zich voordoen. Ik kan me voorstellen dat zij dan wel andere zaken aan hun hoofd zullen hebben. En zullen ze wel weten wat ik het liefste wou? Dat ik een groot hart heb, is geweten. Ook dat ik het wil delen. Maar dat ik het wil wegschenken als het in mijn lijf niet meer tikt?

 Wie weet word ik ooit weer zo aan mijn ingewanden gehecht dat ik ze mee wil nemen als ik uit ga varen. Dan moet ik zorgen dat ik dan op tijd naar de juiste dienst ben geweest voor men mijn lijf gaat leeghalen. 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 28/09/18)

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...