zondag 28 november 2010

PS 6:

Lieve lieve,

Het is vast geen toeval dat het in me sneeuwt en dat ik daarom aan je denk vandaag.

Er was een tijd dat we samen in een luchtbed lagen op de ondergaande zon.
Dat jij in een flesje paste om mijn nek en ik ondersteboven in de bomen hing.
Je bedacht ons rood en leer. Ik bedacht ons ingepakt in zoute zoenen. We werden samen week alsof het zo moest zijn. Dat moest. Licht, lichter, lichtst. Zo ontmoetten we elkaar telkens weer. Het eindigde steevast met een dichte deur. Jij naar hen en ik alleen.

Op een dag. Ineens. Je sprak van 'ons' en sloot geen deur. Het leek me zo ontzettend mooi. Zoals de sneeuw. Toen vond je toch een raam en sloop terug. Ik deed alsof ik sliep en toen je 's ochtends naast me kroop, voelde het ijskoud.
Zo lagen we dagen in gedachten naast elkaar maar je moest me telkens weer ontglippen omdat je blijkbaar niet kon slapen zonder haar. Ik bleef er kouwelijk onder en hoopte vaker dat je een keer een nachtje bleef. Maar in mijn bevroren slaap verdween je meer en meer. Het zal je wellicht niet verbazen dat ik niet langer meer genoeg had aan één deken. Dat ik uiteindelijk een warmer exemplaar vond dat me de hele nacht omarmde. Dat ik koos om je niet langer te begroeten. Dat ik 'ons' vertrapte tot een ander.

Mij heb je het erg kwalijk genomen. Al sprak je dat niet uit. Je zei dat je begreep. De druk die je op mijn schouders spreidde, vertelde wel iets anders. “Als jij gaat, ga ik met je mee!” Lange tijd wist ik geen raad hiermee. Moet ik dan echt een gat slaan in jouw twee? En wie zegt me dat je me dan écht waar zeker volgt? Begrijp me niet verkeerd: ik vond ons heel bijzonder. Meer nog: ik wéét dat wij uiteindelijk de tijd van ons leven zouden hebben moesten wij allebei alleen waren toen we elkaar hadden ontdekt. We zouden ongetwijfeld het paar gevormd hebben, waarvan iedereen dacht: “dit moest gewoon zo zijn.” Maar dan nog spring ik niet de diepte in om jou te zoeken en te vinden. Noem het lafheid. Noem het vluchten.

Mijn plaats is hier in deze woorden. Niet tussen jouw lippen waar je me steeds zal ontglippen in verhalen over zij die niet besefte dat ik er even was. Liever raak ik het het onbekende. Liever ben ik bemind door wie ten volle voor mij kiest zonder last op mij te leggen. Het is leuker om verrast te worden met een onverwachte vreemde zoen dan nét dat paar lippen op je mond te voelen dat je wél wilt, maar niet durft te benoemen.

Natuurlijk hou ik van je. Wellicht zelfs tot de dood.
Maar mijn liefde wordt liever groter dan het door de bestemmeling wordt gedoofd tot 'nu niet – ooit...'

Zoen
van dat onbereikbare hart van

Mij

x

zondag 14 november 2010

Vissen naar Woorden

Wie gisteren naar Do It Yourself Center in Oostende ging, mocht mij daar ontmoeten met zebra-laarzen en regenjas. Ik viste daar naar de mooiste woorden. Bezoekers mochten die woorden op vissen schrijven en op mij prikken. Hoewel de nuttigste woorden van de dag ongetwijfeld PARAPLU en ZANDZAK waren, bleek dat mensen in Oostende vooral aan andere dingen dachten... De vangst is binnen!
In alfabetische volgorde:

AMOUR - AMUSEREN - AROMA - BUIKGEVOEL - DOEHETZELF - DUIVENTIL - GENTILLESSE - GLAMOUREUS - GOEDLACHS - GOESTING - HEMELSZOET - HARTSTOCHT - HARTVERWARMEND - INHEEMS - KAUWGOMBALLENBOOM - 'K ZIEN OE GEIRE - LEEF - LEKKER DING - LEUTE - LIEFDE - LIEVEKE - OPTIMISME - PROFEET - SERENDIPITEIT - SNEEUW - SUPERSEX - TOTDAT - VAKANTIE - VERLIEFD - VREUGDEVOL - VRIENDSCHAP - WONDER - ZOETEKE - ZONNEBANKBRUIN - ZWEMMEN IN GELUK

Al deze woorden ga ik in één tekst proberen te gebruiken. Zot zijn doet geen zeer!

En mijn mooiste woord? Dat vond ik in de rekken van Do It Yourself Center van Luc. AFDICHTINGSKIT.

vrijdag 29 oktober 2010

PS 5:

Jongetje, onschuldig jongetje,

Nu ben je nog te jong om deze brief te lezen.
Je vindt hem wel, zo vroeg of later.
Zo pienter ben je wel.

Er was een tijd dat ik je aandoenlijk vond.
Je was nog klein en onbeholpen.
En in een spelletje dat je graag speelde, drukte jij op mijn linkertepel,
terwijl alle andere jongetjes en meisjes met hun duim in de lucht duwden en
niet zagen dat ik een rood hoofd kreeg om jouw onverwachte drukken.

Een jaar geleden begon je aandoenlijkheid te keren.
Je bleek een kleine sater in een schaapskostuum.
In een boek dat iedereen kon lezen, schreef je dat ik een varken was.
Je bedreigde me zelfs enkele malen met de hoop op een explosief einde.

Dankzij je bezorgde vader zag ik in dat het niet je bedoeling was.
Je bent nu eenmaal wat pillen van je ouders met je maken.
Jij moet het allemaal maar slikken.

Maar toen je vorige week een hakenkruis op mijn armen kerfde,
mij het concentratiekamp in sleurde met je stalen kapo-blik en
luidop "Leve Hitler" schreeuwde terwijl je hardop wenste "Was jij maar Joods!"
begreep ik dat het nooit meer goed met jou zal komen.

Nog klein monstertje van Frankenstein,
we zullen ongetwijfeld later van je horen.
En weet: met rode vlekken in mijn nek, zal ik dit schrijven tonen.
Je daden zullen niet onschuldig zijn, maar wat je ook zal doen:
Je kan er eenmaal niets aan doen.

Ontoerekeningsvatbaar schattepadje,
een zoen en lieve sprookjes voor het slapen gaan!

dinsdag 7 september 2010

HALTE 6:

trachten niet te buigen
met volle kracht negeren

niet de slappe benen
niet het weekste hart

dat het anders loopt
dat de boom de droom
geen tak een blad beweegt

het geloof in schors en andersom
een iets misschien om wij te waaien
lucht om in de kruin wat licht te zien

dinsdag 3 augustus 2010

Eigen schuld

Je begint met je handen.
Vingers zonder een doel.

Daarna je armen.
Die omvatten slechts lucht.

Dan die schouders.
Waar leunen die op?
En zelfs dat zal verdwijnen.

Een hart dat slechts bonkt
dat het te laat is.
De buik die al voelt vreten.
Een bekken dat wel wou slaan.

Dijen die trillen.
Knieën die week zijn vandaag.
Vanzelf schoppen de schenen naar binnen.

Enkel en enkel.

Die voeten te stevig.
Geen teen om te staan.

Tenslotte de oren die niet wilden horen.
Het haar dat niet schoof.
Het eeuwig en altijd dat denken.
De neus die vaag rook.

Als voorlaatste de ogen die keken.
De lippen tot slot.

Zo vreet je jezelf
(dat het je spijt
dat het je spijt)
op.

vrijdag 23 juli 2010

HALTE 5:

En dan lees je jezelf.

In een wolk. Of een boom.
Als je erop let.

Zelfs het donker is je adem.
Je kijkt in elk blad je blik.

Die vogel uit je hoofd fluit wat je denkt.
Woorden van een ander raken jou het best.

Alles anders als je uit je lichaam stapt.
De tijd opeens als open ruimte proeft.

En jij te nietig voor een naam als Ik.

zaterdag 3 juli 2010

Droom 12

Tine Moniek droomde dat de man van wie ze stiekem hield - maar ze had hem in het echt nog nooit gezien - bleek te zijn getrouwd.

Toen ze stiekem hetzelfde deed - ook met iemand die ze niet in het ware leven kent - verloor de man van wie ze stiekem hield zijn lippen. Zomaar. In de supermarkt.

Iemand viel over die lippen. En ja: dat was Tine Moniek.

Zonde

Dat het zo niet hoort dat is een feit.

Naast dat feit ligt het verlangen neer.
Kwispelt aardig met z'n staart en meer.

Zo drinken we vaak te veel wijn.
Zo maken we weer ons hoofd te week.

Voor wie niet voelt de grom, de hap:
het is nooit genoeg te nemen wat zich

op een blad, een mond, een hart, iets anders
aanbiedt als een ding dat meer dan wat er is
en wat er komt te schenken heeft, te slaan.

Dat het is zoals het is en almaar went.
Dat wennen maar niet went, dat hoort erbij.

Het verlangen bijt zich door de waanzin voort.

zaterdag 26 juni 2010

PS 4:

Aan wie er lag,

Misschien ken ik jou. Dat zal nog blijken.
Wellicht ken ik je niet.

Aan je vorm te zien, ben je een vrouw of lichte man.
Ik gok je ouder dan vijftig. Maar zoals ik je zag, weet je dat niet.

Lag je zonder kleren toen men je vond? Lag je in de zon?
Als ik heel hard denk, lag je in een bed alleen te wezen.
Waarom dat beeld? Geen flauw idee.

Toen men je naar binnendroeg, fietsten twee lachende meisjes voorbij.
Ze droegen korte rokjes en geen mouwen.
Hun zomer net begonnen. Zij zagen je niet.
Onbekommerd.

Er was een man die deed alsof hij niet keek. Zijn borst was bloot.
Ik las iets van schrik in beide ogen. Hij fietste sneller dan daarvoor.

Ik reed voorbij met blauwe wagen en schrok om je te zien.
Ze rolden je in doek naar binnen.
Je leek me zo naakt.
Ineens miste ik een kist.

Het was een warme dag vandaag.
Het was je allerlaatste.
En ik was het die naar je zwaaide.
Na de schrik.
Om de hoek.

Je was vast heel moe.
Het gaat je goed.

x

dinsdag 22 juni 2010

Droom 11

Soms hebben katten iets kippigs. Mijn kat kijkt bijvoorbeeld nogal kippig. Vandaar dat ik soms "kipje" tegen haar zeg. Maar soms zeg ik ook 'stom konijn' als ze haar oren heel hoog spitst.

Vannacht legde ze drie eitjes in mijn droom. Uit het ene eitje kwam een kuikentje. Uit het andere een konijntje. Uit het laatste verwachtte ik een kat. Maar toen ze ze opeens: "Katten komen niet uit een ei, domme zeug!" Ik schrok me rot. Ze had altijd al gezwegen. Toen ik me voorover boog om te zien wat er uit het derde eitje kroop, legde ze een pootje op mijn schouder. "Je bent ook lief hoor, schattig padje!"

Uit het derde eitje kwam een naakt meisje.
Toen ik haar goed bekeek, zag ik dat ze op iemand leek. Op mezelf.
"Wacht maar," zei ze tenslotte, "later krijg je veel meer haar!"

vrijdag 18 juni 2010

PS 3:

Lieveling,

Misschien valt het je lastig te bemerken dat ik niet over jou schrijf.

Liever schrijf ik vandaag over mij. Eén keer.
Ook ik leef namelijk. Vertel me niet, dat je dat niet weet.

Mijn tijd verdeel ik aardig tussen muren.
Maar tussen mensen ook. Die heb ik lief.
Ook ik sta op en word verliefd. Bijvoorbeeld.
Zelfs ik word door adem aangeraakt. Of heb het zwaar.

Vergeef me dat ik zeg hoe het met me gaat.
Dat is toch wat je doet als je denkt dicht bij iemand te staan.

Je oppervlakkigheid greep me zonet bij de keel en wel door merg en been.
Eerlijkheid gebiedt me dit te zeggen: dat was niet voor de eerste keer.
Liever dood ik ons nu met een snelle veeg, dan dat ik jou nog één seconde met mijzelf verveel.


Lastig valt me dat. En kijk: ik zucht! Excuus daarvoor.
Wees jij voortaan maar in je eigen lucht gezeten!
Je bent jezelf gegund! Echt waar! Je bent geweldig jij!

x

woensdag 16 juni 2010

Rooier

Het heeft niet mogen zijn. Helaas.

U wist het niet, maar ik heb het geweten.
Toen u vorige week niet keek, zat ik te kijken.
Ik zag het gat daar in uw buik en dacht: daar wil ik in.
Niets liever dan u dan om me heen te voelen.
Mee te stappen op uw wegen en me zachtjes af en toe eens om te keren.

Maar ongemerkt een buik inkruipen, is iets wat niet kan.
Dus nam ik dat zaadje uit mijn navel en tufte het een mogelijke boom.
U zat daar moederziel te drinken en ik schoof aan de toog.

Met een snelle beweging gooide ik dat bolletje ik daar in uw glas.
Ik bestelde snel een thee terwijl ik zag hoe u mij dronk en dat ik vanaf nu als boom zou groeien in uw lijf.

Gisteren zag ik u terug met groene vingers en groter gat in buik.
U dronk uw wijn als herbicide.

Ik was blij met mijn alleen.

woensdag 9 juni 2010

Droom 10

Helemaal uit het niets liggen mijn vader en ik op het platform. Het is nacht. We zeggen geen woord. We hebben allebei een spelconsole in de handen. Boven ons een volle maan. Geen sterren. In de slaapkamer naast ons wordt duidelijk het einde van de wereld beslecht. Als de maan drie keer om haar as gedraaid heeft, knikken we naar elkaar en beginnen als gekken op de toetsen van de spelconsole te drukken.

Het geluid in de slaapkamer wordt rustiger. We horen enkel adem. Die van ons dat blijkt. Een stem uit de lucht zegt: "De aarde wint!" De stilte hangt als een laken om ons heen.

"Yes, we can!" zeg ik na een hele tijd aan mijn vader. Hij zegt nog steeds niets, maar ziet er gelukkig uit.

Mjn vader en ik hebben nog nooit een spelconsole in handen gehad.

maandag 7 juni 2010

GEZOCHT:

Wie de laatste kolom op deze weblog leest, bemerkt al snel dat Tine het laatste jaar verdacht weinig opgetreden heeft met eigen werk. Dat komt omdat ze eventjes een podium-pauze inlaste.

Nu kreeg ze onlangs onverwacht de vraag om weer eens op te treden op een festival. Het begon weer te kriebelen. Helaas bemerkte ze dat ze die dag al een afspraak had. Net nu ze weer zin heeft om weer wat publiek aan haar lippen te laten hangen.

Organiseer je deze zomer een poëzie-evenement? Wil je misschien gewoon eens poëzie in je tuin of in je woonkamer? Spreek me gerust aan. Er zijn verschillende mogelijkheden...

zondag 6 juni 2010

PS 2:

Liefje,

Vergeef me mijn lege blik van daarnet. Wie me kent, kent me gevuld.
Dat is je vast niet ontgaan, toen je me na drie zinnen vroeg om m'n jurkje wat naar beneden te trekken. Toen ik zei, dat ik daar geen zin had, dat ik enkel wat wou praten, werd je boos. "Ik ben geen robot, lompe trut!" schreeuwde je met je vingers op je toetsenbord. "Hoe oud ben je eigenlik, troela!"
En je verdween. Wellicht voorgoed.

Nu ja, rouwig ben ik er niet om. Ik praat nog liever met een doofstomme parkiet. Al zegt die verdacht weinig terug. Voor een parkiet.
Maar ik moest er toch om malen. Ik begrijp maar al te goed waarover het gaat: vlees is het waar je fijnkorreligheid om draait. Al was je vegetariër, het zit jou, mannetje, niet mee. Al dat bloot toch deze dagen. Moest je eens naar buiten gaan, dan zie je het gulzig walsen voor je ogen. Lastig is dat wel. Vooral omdat je het wellicht enkel van je schermpje kent.

Er bestaan hier woorden voor die ik liever niet in mijn mond neem. Maar 'zielig' lukt me nog net. Natuurlijk zijn er vrouwen die niets liever willen dan hun pronte boezem in je ogen prikken. Omdat ze het misschien opwindend vinden. Dat is hun recht. Of misschien wel om je te plagen: je kan er toch niet in real life bij. 's Avonds voor het slapen gaan, lachen ze je gretig uit in het gezicht.

Maar wat ik eigenlijk zeggen wou. Er zijn gratis sites hiervoor. Bij hopen.
Met een simpele muisklik word je op je wenken bediend. Heb je er wat centen voor over, kan het levensecht. Het is the right place, the right time voor wie naar blote geilheid snakt. Een leuke babbel zonder tikfouten is een lastiger geval...

Natuurlijk geef ik grif toe dat zelfs ik de zin in vlees ken. Maar dan ga ik liever naar de dierenwinkel. Dan koop ik na lang wikken en wegen een beest, eigen het me toe en leer het eigenlippig 'liefje' bekken tot ik smeulend sidder van plezier. Maar elk z'n ding. Toch?

Tot slot in deze brief wou ik je toch een puur vriendschappelijke tip geven. Aan je bewegingen zag ik dat je toch stilaan een robot wordt. Je rechterhand maakte enkele verdacht doorroeste bewegingen. Een (k)likje olie aan je pols en elleboog kan wonderen doen.

Adieu Monsieur!

x

zondag 30 mei 2010

Dee-ah dee-ah dee-ah

Dat ze gek is, heeft men haar al vaak verweten.
Maar als verwijt ziet ze dat niet.
Liever gek dan saai of blok beton.

Vandaag zong ze in de regen.
Danste zelfs voor een kanon.
Begreep de lippen naar beneden niet.

Niet regen maakt mensen somber.
Niet de plassen.
Het is je eigen gekke hoofd.

Zij wordt niet nat
als ze dat gelooft.

Totdat wie dat wilt haar slapen kraakt.
Dan is ze tot op wat klopt, doorweekt.

donderdag 27 mei 2010

HALTE 4:

Eens van het pad afwijken.

Niet de pasta vragen maar de stoofpot.
Een zender kiezen die niet in je plooi.
Woorden delen met je nooit zou spreken.
Langer dan je eigen neus gaan zien.

Om dan een nieuwe kleur te zien.
Die misschien niet altijd blijft.

Maar dan is er nog steeds pasta
en een geur die in geval van nood
je benen naar herkenning drijft.

Verdwalen is het einde van de wereld niet.

vrijdag 30 april 2010

Wat ze nu weer aan de hand heeft:

het gevoel in een verhaal te bewegen
zachte hand op schouderblad dat voor
de verandering niet stokt en valt

een tong die zonder stokken een microfoon aantikt
zwakke plek die spontaan meerstemmig oplicht

de adem in haar keel die niet weet wat in en uit
als in een droom haar vingers door de zuignaphuid

en iemand met een blik maar dan net iets anders

zondag 18 april 2010

Droom 9

Ergens zijn op het afgesproken moment.
Op blote voeten grassprieten tellen, omdat wie zou komen, nog niet is.
Opnieuw moeten beginnen. Blijkbaar tel je nog maar tot drieëndertig.
Na 15x 33 heel diep zuchten. Tot je in het bloementapijt verdwijnt.
Je afspraak op zien dagen. De roos boven je hoofd gebruiken als een vlag.
Niet gezien worden. Nooit.
Na 2x33 je afspraak op een boom zien schrijven: ik was op tijd en veel te mooi.
Hem de boom in denken. Dat zien gebeuren. Jezelf dood zien bloeien tot je zweeft.

Droom 8

Ik woon nog thuis. Opeens gaat de bel. De man van een vriendin. Hij is kwaad. Noemt me een schande voor het land. Ik ben gesignaleerd in zijn stad met een man aan mijn arm. Niet de mijne. Niet de zijne. Gewoon een man. En de week daarna zat ik zomaar in een restaurant mét wijn en een andere man. Hij slaat me razend in elkaar en roept: "En dan moeten wij maar kinderen maken, omdat jij een hoer wil zijn!" Mijn gezicht bloedt. Mijn kleren zijn aan stukken en in vlekken. Mijn vader troost me met de woorden: "Zou je niet eens vandaag aan een écht leven beginnen?"

Droom 7

Ik heb een auto. Wie niet? Ik rij rustig mijn auto in een ondergrondse parkeerplaats. Daarbij een muziekje. Dan opeens komen van links, rechts, achter en voor de zogenaamde 'autoterroristen'. Ze zetten zoveel vaart en zoveel druk dat mijn auto platgewalst wordt onder hun lijven. Ik kan ontkomen. Samen met alle andere automobilisten van de wereld. We zitten in een vergaderzaal en horen de terroristen onze auto's tot dunne plaatjes slaan en weten dat wij de volgende zijn om te worden uitgerold als omelet. We trillen als een riet. Want een omelet worden om vier wielen dat willen we niet. We eisen een fiets.

Droom 6

Ze kuste in haar droom iemand die ze in het ware leven onuitstaanbaar vindt.

Eens wakker veegde ze met weerzin haar lippen schoon aan het ijskoud venster.
De postbode lachte.

Droom 5

Wie is toch die man die vannacht in al mijn dromen voorkwam?

De nacht van zaterdag op zondag telt voor mij altijd al veel dromen.
Voor het eerst had mijn nacht een rode draad.

In elke droom die ik maakte, figureerde dezelfde man.
Hij had donker haar. Lachte niet. Nooit eerder heb ik hem gezien.
Elke keer zei hij slechts één zin: "Herken je me dan werkelijk niet?" en verdween.

Dan droomde ik weer verder. Werd wakker en dacht: Nee, ik herken je niet... Wie ben jij toch? Ik hernam een nieuwe slaap en stond weer even oog in oog met hem.
Even dacht ik nog: Ik neem een net mee en vang hem, zodat hij langer blijft.
Maar door de mazen van mijn slaap ontglipte hij me keer op keer.

Droom 4

Een mallemolen, zo ervaar ik de laatste tijd mijn dromen.

Ik droom met in mijn achterhoofd dat ik het al eerder droomde.
Mijn stem van bovenuit kan perfect vertellen wat er zal gebeuren.
Alleen verrast het mij dat ik opeens een hand een mond aanbied.
Dat het er niet meer toe doet dat ik middenin een achtervolging zit.

Dat het draait en maalt en almaar verder gaat,
merk ik aan de rimpels in mijn lakens.

Droom 3

Naar het schijnt dromen alle meisjes op een dag van paarden.Vannacht mijn eerste paardendroom.

Overal paarden. Ik moest me door hun poten een weg naar het einde van de tunnel weten te vinden want daar stond om één of andere rare reden mijn handtas onbewaakt. Dat lukte natuurlijk niet. Ik werd tot moes geplet en mijn handtas vloog de lucht in. De paarden leken het grappig te vinden. Mijn moes lachte ook. Groenig.

Ik haat paarden.

Droom 2

Vannacht kropen ze uit hun graf. Dat deed me nogal weinig.

Natuurlijk was ik blij ze allemaal terug te zien. Het is leuker aan een volle tafel taart te eten. Maar het leek me maar verstandig dat niet te laten blijken. Blijven konden ze toch niet.

Zij leken op hun beurt ook niet echt tevreden. De taart was stuk voor stuk ...een hapje lievelingstaart. Had ik zelf nauwkeurig uitgekozen. Ze likten ongelukkig hun blauwe lippen. Op de vraag of het misschien niet smaakte, antwoordde meme Martha: "Jatoet, maar we zijn moe - zo moe. Laat ons in het vervolg maar slapen."

Mijn keel gleed langzaam toe.

Droom 1

Deze nacht mocht ik eindelijk binnenwandelen in het huisje van Simonne.

Zij was een bijna-buurvrouw in mijn kindertijd. Omdat ze heel klein was en krom liep, dacht ik altijd dat ze een heks was. Later hoorde ik dat ze oma was en dat ze haar kleinzoon hadden opgegraven. Ze leek me steeds gevaarlijker...
Ze is al een paar jaar dood en haar huisje staat al een hele tijd te koop met gesloten luikjes en hoge distels in de tuin. Als ik eens passeer, zie ik haar in gedachten altijd uit haar deurtje komen.

Vannacht stond haar voordeur open en ik wandelde binnen met knikkende knieën. Het was donker en kil. Ach, het viel allemaal mee. Allemaal lege taartendozen en verse klodders slagroom in het huis. Simonne was vast dat soort vrouw dat elke dag een taart bakte voor bezoek dat nooit kwam... De heks was vast een dotje.

Deze morgen lag haar huis in stukjes neer.

donderdag 8 april 2010

De steen spreekt:

Nooit gedacht dat ik U kon laten roepen.
Of dat dat dan zo makkelijk ging.
En nu staat U hier en de woorden haken als kleine hengsels in mijn keel.
Maar ik wil en zal ze sleuren voor uw voeten. Tot U ze ziet.
Daar gaan we dan. Want veel tijd heeft U vast niet.

(perst en trekt - wurgt en beeft)

Waarom.
Ik.
Altijd.
En.
Waarom.
Nooit.

Vergeef me het zicht. Maar minder rood kreeg ik ze niet te pakken.
En meer woorden? Ik vond er geen.

U weet dat ik van dansen hou. Niet in orde. Niet in vaste vorm.
U weet dat ik vaak lach. Dat is van ver te horen. Dat is echt zo.
U weet ook dat ik lief kijk en dat ook stiekem ben.

Maar U weet dan ook dat iets hier weegt. Dat iets zich door mijn leden sleept.
En waarom begrijp ik niet. Wat deed ik dan verkeerd?

Ik zou tot genezing kunnen smeken. Maar ik aanvaard het lot om zwaar te zijn.
Wat ik dus van u wil weten: Waarom laat u mij dansen als ik voor wie kijkt, blijf staan? Waarom mag ik lachen als dat niet is toegestaan? En waarom toch, kijk ik zo lief naar wie keer op keer mijn botten breekt?

Als ik dit alles weet, denk ik wellicht eens minder dan ik spreek.
Word ik misschien lichter in mijn lijf en in mijn geest.

zondag 4 april 2010

Hoe jezelf te klonen: les 1

Wie alleen de storm trotseert, wordt meer.

Eerst en vooral de rust waarmee je de zaal betreedt.
Het gemak waarmee je naar een doel afstapt. Blokkeert.

Dan maar dichter bij muziek die gaten boort.
Jouw leden stoer. De ogen minder droog.

Het lijf het lijf maar laten. Het slibt langzaam dicht.
Je lacht. Het maakt je blik niet minder zout.

De frisse lucht opzoeken. Daar een blik. Een klik.
Onuitgesproken neem je hem in kielzog mee.
Als de klanken hoogtes raken, stijg je samen uit. Zweeft.
Dit is niet echt. Je bedenkt het. Denkt hij meer?

Hierna er even uit. Toch nog eens een doel opzoeken.
Je schudt een hand. Spreekt plannen uit die jezelf doen verbazen.
Daarna is je contact opnieuw gestoord tot een zucht op het toilet.

Je herpakt je, gooit je in een groep die teveel dronk om muziek te horen zonder oren.
Je vermengt je dan maar met de andere kant van het publiek. Maar ook daar zal je je storen aan de grote monden van het bier. Dan maar in een hoekje. Dan maar weer jezelf opzoeken. Tot in de toppen van de tenen schaamte kweken. Maximaal stagneren.

Tenslotte dan maar je boze hakken de vloer instampen.
Uitgeput een paal aanklampen en zonder boe of ba een goed concert uitlopen.
Omdat wie je was bij binnenkomst, in niets meer lijkt te reageren.

Nergens regent het niet in kop.
Ergens loop je als manke kat de snelweg op.

vrijdag 26 maart 2010

HALTE 3:

Voor wie dat wil:

Zoek en vind de zee.
Niet in de zomer.
Of dan toch niet overdag.

Wandel tussen de tweetjes en de meer.
Bestijg gerust de zachte vleugels van een meeuw.

Wie naar het einde van zijn blikken reist zal zien
dat hij die op de dijk daar zomaar stapt,
niets meer dan dit en enkelvoudig adem lacht.

Dat wie raapt wat golven blazen, ontiegelijk zwaar en zoutig zweeft.

dinsdag 9 maart 2010

Forêt Sans Arrêt

Wanneer de kamer zwijgt, zal alles inktblauw het hoofd inschijnen.
Eén slok wordt een rivier die in elke wortel de wilg laat treuren
tot in de diepste gladde huid van het blad dat straks weer valt.

Het hoeft niet te gebeuren. Het moet niet altijd herfst.

Als er maar ooit iemand op het pad woorden zegt die tot in de kamer groeien.
Als er maar iemand met kleur in deze ruimte blijft die oorverdovend zwijgt.

Het treurt hier bomen als een bos. Wie er toe doet lost langzaam op.

dinsdag 2 maart 2010

PS:

Allerliefste,

Hoe je heet, hoeft niemand anders hier te weten.
En of je leeft, dat is een tweede.
Maar wat ik vragen wou: waar ben je toch gebleven?

Ik begrijp maar al te goed dat je je liever niet laat zien.
Eén paar ogen is genoeg om je uit de voegen te doen groeien.
Dat je niet eens de moeite nam me vanop afstand koel te groeten en dat je zelfs niet in het donker aan mijn huid kwam voelen, vind ik eerlijk gezegd nogal een koude douche. Onprettig zoals dat heet. Vandaar dat ik dus liever breek dan je bij je naam te noemen. Vandaag past er een zak om heen.

En dat je eigenlijk misschien en af en toe wel lief bent, laat ik vanaf dat punt achter mijn zinnen niet meer toe. Weet wel: je mist hierbij de kans om aan het licht te wennen en om meer dan schaamte van mij te kennen. Dat is je recht. Het behoort je toe zoals ik vergeet dat je er even was en naar me keek. Dat we samen gloeiden tot een meer...

Vanaf dit moment ben ik de lafbek in je schoenen.
Je was een niets. Nooit zal iets je nog benoemen.

Zoen!



.

donderdag 28 januari 2010

Gedichtendag 2010

Wat was het hier stil de afgelopen tijd. Ze staat er zelf van te kijken.
Of niet?

Met Gedichtendag in het verschiet kon het niet anders of Tany Minoek was naarstig aan het sabelen met een pen.
Het krankzinnige (dat zegt zijzelf) resultaat is te zien op Poëtische Veerboot.

Bij deze dankt ze de Facebookvrienden die eenzelfde soort grens wilden oversteken. Dat maakte haar opdracht 7 gedichten lichter om dragen...

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....