maandag 27 juli 2020

TINE ZIET (229): Pijltjes

In de zomer durven nog wel eens spontane ideeën uit een hoofd hoofd ontspruiten. Zo ging ik maandag onverwacht met een vriendin wandelen in Zonnebeke en omgeving. Ze had gehoord van een mooie route die startte aan het kasteel. Wij dus naar het kasteel. Daar bleken heel veel bordjes uit te hangen. We selecteerden een wandelroute van 11 kilometer en liepen meteen al de verkeerde richting uit. Dat bleek al snel, want het duurde naar ons gedacht te lang voor we een nieuw bordje tegenkwamen. Dus keerden we terug naar het punt van vertrek en liepen alweer de verkeerde richting uit. We konden er hartelijk om lachen. Het bordje was dan ook nogal verwarrend. Uiteindelijk geraakten we op het juiste pad.

Het was fijn te wandelen zonder gps: bordjes zijn veel praktischer. Dan zie je tenminste veel meer van de omgeving. Het viel ons op dat er heel veel verschillende wandelroutes waren die overlapten met onze route. Er waren ook fietsroutes en een ruiterroute. We wandelden door een fijn landschap aan een rustig tempo. Ergens na 11 kilometer geraakten we het spoor precies bijster. We begonnen net onze voeten en onze blaasinhoud te voelen.

Opeens bedacht ik dat het me nog nooit gelukt is een wandelroute te volgen zoals die eigenlijk uitgestippeld is. Altijd mist er wel een bordje of – geef ik toe -  vergeet ik er een op te merken. Ik bedacht dat de weg die je dan maar maakt,  een mooie metafoor is voor een ideale vakantiedag. Door de route net iets anders te lopen, mank ik me nu wel door de dag, maar kregen we ook het lumineuze idee toch iets te gaan eten. Eenmaal in het restaurant aangekomen, botsten we op bekend gezelschap, mochten aan dezelfde tafel bijschuiven en trokken uiteindelijk nog samen naar een plek die wellicht in geen enkele brochure vermeld staat. We klokten uiteindelijk af op meer dan 20 kilometer.

Pijltjes missen in dit leven, kan ondanks de blaren, verfrissend verruimend zijn.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 24/07/20)


maandag 20 juli 2020

TINE ZIET (228): Kamp

Vorig weekend zat ik op de trein naar Gent. Ik zat er in een wagon vol kinderen die op kamp vertrokken. Een kleine nachtmerrie dacht ik oorspronkelijk. Ik vervloekte zelfs zowaar de spoorwegmaatschappij omdat er geen stiltecoupés zijn in België. Tot ik begon te denken aan die fijne tijden waarin ik zelf gewoon op kamp vertrok met de trein. Als lid én als leidster. Hoewel ik de reis nooit graag maakte, was ik wel gewoon graag op kamp. De geur van het gras en de tent. Het wassen in een teiltje. Fijne activiteiten. Of luieren in de platte rust. Bananendozen die opeens gekrompen leken, want mijn kledij paste na al die kampherinneringen niet meer in de doos, zodat ik wel spullen moest achterlaten. De vriendschap. Macramé. De geheime kampcrush. Daar moest ik dus aan denken toen die joelende uitgelaten kinderen opeens allemaal tegelijkertijd naar het toilet moesten. En nog een keer. Vol spanning naar hun kampbestemming. Misschien zelfs al met stiekeme heimwee. En de leiding vol geduld en zin om er het beste van te maken in die kampbubbel. 

“Leidster! Leidster!” brulde een meisje met twee staartjes. De leidster kwam erbij en vroeg: “Je weet toch hoe ik heet?” “Ja, dat weet ik,” brulde het meisje terug. “Jouw naam is Joke maar ik noem je liever leidster op de trein. Zo weet iedereen in de treinwagon dat jij mijn leidster bent.”

Ik dacht aan de ouders die na het uitzwaaien, in de auto wellicht naar huis reden met herinneringen aan hun eigen kampen. Dat ze eenmaal thuis gekomen een grotere stilte opmerkten, misschien zelfs al een gemis. Misschien zou ik als ouder een tent neerzetten in de tuin om me ook op kamp te voelen met voor mijn neus een groot glas wijn. Ook al kan ik het me eigenlijk niet voorstellen soms probeer ik het toch. Wat ik zeker weet is, dat ik blij zou zijn dat er leidsters zijn die Joke heten maar ook gewoon graag leidster zijn en ook:  dat ik mezelf gelukkig kon prijzen niet mee te moeten reizen op die trein.


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 17/07/20)

maandag 13 juli 2020

TINE ZIET (227): Zeehond

Dit weekend zag ik eindelijk nog eens het strand. Dit in het gezelschap van twee volwassen leerlingen die het inmiddels zo lang vrijwillig met me uitgehouden hebben dat ik gerust van vrienden kan praten. We gingen al hun talrijke academiejaren uitzwaaien en kwamen zowaar in een zandstorm terecht zodat de activiteit ook uitwaaien werd. Onze kleren, onze oren en mond vulden zich met zandkorrels terwijl we een blik wilden te werpen op een zeehond die lag te chillen aan de pier. Ik vond het een bevreemdende situatie een zeehond in vrijheid te zien met naast ons een mevrouw in fluohesje die het publiek op een afstand moest houden. Natuurlijk begreep ik dat die dame er stond. Het was ook noodzakelijk: ondanks de felle windstoten wilden velen dichter bij het beest komen. Het was eerlijk gezegd wennen aan het idee dat de zeehond misschien in grotere vrijheid leefde dan wij in deze tijd.  Dat zegt natuurlijk alles. Ik ben het blijkbaar zo gewend om zeehonden in hoepeltjes en in grote zwembassins te zien dat het me zo verwonderde hem daar te zien. Confronterend is dat.

 Een dag na mijn kustbezoek zat ik aan een tafel in een woonzorgcentrum in Poperinge alwaar ik een week een schrijfproject doe. Ik zat er met bewoners met dementie samen voor de namiddagactiviteit alwaar herinneringen opgehaald werden aan vakanties. Er moest stevig worden gehengeld. Velen aan de tafel wisten niet eens meer dat ze ooit nog op reis geweest waren. De zee en Lourdes deden bij de meesten wel een vaag belletje rinkelen. Voor de rest was het deftig spitten in die reis in memorie. Toen ik later aan sommigen vertelden dat ik naar Oostende was geweest en dat ik daar een zeehond had gezien, keek een verpleegster me met een blik vol ongeloof aan. De mevrouw naast me giechelde en de mevrouw rechtover me zei met veel overtuiging: “Zie je wel! Ik heb het altijd gezegd! Maar niemand wou me ooit geloven!” waarna ze de kamer uit trippelde als een vrolijk fuchsia meisje.

 Als ik ooit vergeet, hoop ik op dat beeld van zeehond in mijn hoofd. 


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/07/20)


maandag 6 juli 2020

TINE ZIET (226): Afval

Gisteren zag ik mezelf bij het oud papier liggen. Het was een rare ontdekking. Nu ik op de zomerbrochure ‘Boulevard Solar’ van onze stad prijk, ben ik ook letterlijk weg te gooien. Het feit dat men mij samen met andere topambassadeurs bij het oud papier zet, was nog niet mijn grootste schok. Wel dat de hele gevarieerde zomerprogrammatie, die eigenlijk een dag eerder pas in de bus was beland, moedwillig weggegooid werd alsof het een kaartje van een of andere louche autohandelaar onder de ruitenwisser betrof. Ik stel me dan voor dat iemand denkt: “Een zomerprogramma, dat hebben we toch niet besteld?” Of dat men tegen elkaar zegt: “Wil jij iets doen in onze stad deze zomer? Nee? Ik ook niet.” Of “We zitten al zo lang binnen, laat ons nog maar even gezellig binnen blijven.” Ik weet dat ik het niet zo cynisch moet bekijken. Misschien zijn het gewoon mensen die twee maanden in hun tweede verblijf aan de kust gaan wonen. Dan kan ik me best voorstellen dat ze wel wat anders te doen hebben dan een zomerbrochure te lezen van een plaats waar ze toch niet zullen verblijven. 

Begrijp me niet verkeerd. Natuurlijk is iedereen vrij om weg te gooien wat hij of zij wilt. Zelfs mij. Zeker op een manier de betamelijk is. In een stapel oud papier die keurig is vastgebonden. Die wordt maandelijks zomaar opgehaald. Of desnoods verfrommeld in een vuilniszak. Of rechtstreeks naar het containerpark. Maar nu het zomer is, slingert er opvallend her en der weer veel te veel afval rond. Wat is dat toch met mensen? Op het Vander Merschplein bijvoorbeeld is het weer de moeite. Ook op andere pleintjes en in parken lijkt het tegenwoordig weer een stort. Kunnen die sluikstorters niet gestraft worden met nog een paar extra maanden binnenblijven? Of een taakstraf in het containerpark desnoods? Geldboetes schrikken ze blijkbaar niet voldoende af. 

Bedankt, Groene Ridders! Jullie hebben het er maar druk mee! Zeker met al die komende activiteiten. Dat het hier fijn zomeren is, is een groot stuk aan jullie te danken! 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 03/07/20)

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....