Vorig weekend zat ik op de trein naar Gent. Ik zat er in een
wagon vol kinderen die op kamp vertrokken. Een kleine nachtmerrie dacht ik
oorspronkelijk. Ik vervloekte zelfs zowaar de spoorwegmaatschappij omdat er
geen stiltecoupés zijn in België. Tot ik begon te denken aan die fijne tijden
waarin ik zelf gewoon op kamp vertrok met de trein. Als lid én als leidster.
Hoewel ik de reis nooit graag maakte, was ik wel gewoon graag op kamp. De geur
van het gras en de tent. Het wassen in een teiltje. Fijne activiteiten. Of
luieren in de platte rust. Bananendozen die opeens gekrompen leken, want mijn
kledij paste na al die kampherinneringen niet meer in de doos, zodat ik wel
spullen moest achterlaten. De vriendschap. Macramé. De geheime kampcrush. Daar
moest ik dus aan denken toen die joelende uitgelaten kinderen opeens allemaal
tegelijkertijd naar het toilet moesten. En nog een keer. Vol spanning naar hun
kampbestemming. Misschien zelfs al met stiekeme heimwee. En de leiding vol
geduld en zin om er het beste van te maken in die kampbubbel.
“Leidster! Leidster!” brulde een meisje met twee staartjes.
De leidster kwam erbij en vroeg: “Je weet toch hoe ik heet?” “Ja, dat weet ik,”
brulde het meisje terug. “Jouw naam is Joke maar ik noem je liever leidster op
de trein. Zo weet iedereen in de treinwagon dat jij mijn leidster bent.”
Ik dacht aan de ouders die na het uitzwaaien, in de auto wellicht
naar huis reden met herinneringen aan hun eigen kampen. Dat ze eenmaal thuis
gekomen een grotere stilte opmerkten, misschien zelfs al een gemis. Misschien
zou ik als ouder een tent neerzetten in de tuin om me ook op kamp te voelen met
voor mijn neus een groot glas wijn. Ook al kan ik het me eigenlijk niet
voorstellen soms probeer ik het toch. Wat ik zeker weet is, dat ik blij zou zijn
dat er leidsters zijn die Joke heten maar ook gewoon graag leidster zijn en
ook: dat ik mezelf gelukkig kon prijzen
niet mee te moeten reizen op die trein.
1 opmerking:
Een reactie posten