vrijdag 31 juli 2015

Groeten uit Menen: Pottendraaien

Als kind ploeterde ik graag in het zand en in de modder. Ik hield ervan om met mijn vingers in de aarde te wroeten om kleine insecten of zo tevoorschijn te woelen. Als het dikke vlinderpoppen waren, stopte ik meteen en liep huilend naar binnen.

Knutselen heb ik echter nooit graag gedaan. Om een of andere reden was ik er ook echt niet goed in. Altijd kreeg ik de opmerking dat ik te slordig was. Of  riep men subtiel: 'Wat is dat?' Momenteel staat er een echt kunstwerkje van mij te kijk in de Giftshop van De Figuranten. Wat het voorstelt? Laat ik dat vooral niet vertellen. Het was wel een bijzonder creatief idee, maar ik heb geen handen om die ideeën uit te werken.

Toen Freze me vroeg of ik geen zin had om deze week een potje te leren draaien, dacht ik aan klei (en bijgevolg aan aarde) : tof! Maar bovenal aan gestuntel: aw! Toch zei ik natuurlijk volmondig ja. Eigenlijk zag ik het mezelf al vaker doen in gedachten. Als oudere Tine. In een huisje in de Ardennen of in Frankrijk. Vraag me niet waarom maar bij pottendraai-fantasieën ben ik altijd ouder en ben omgeven door bomen die hier niet staan. Sommige mensen denken bij pottendraaien aan een romantische film, die ik nog niet zag. 'Ghost.'  Ik ken alleen die ene scène. Maar daaraan dacht ik in het atelier van Freze niet. 

We liepen over het tuinpad naar het atelier. Ze vertelde heel rustig over klei, over wat ze precies ging doen. Ze toonde me voor hoe zij een pot maakt.  Natuurlijk zien die dingen er makkelijker uit dan ze werkelijk zijn. Ik was dus heel erg op mijn hoede toen ik op haar krukje ging zitten. Een handdoek op mijn schoot gedrapeerd: 'Niet tegen de klei, die komt overal te hangen, maar vooral tegen het opspattend water,' zei Freze. In gedachten werd ik een golem, dat kon haast niet anders met mijn onhandigheid.

De klei voelde aangenaam. Zeker met wat water erbij. Het voelde nieuw, maar wel vertrouwd. Ik zou hierbij de vergelijking kunnen maken met een aanraking van een nieuw lijf, maar dat doe ik beter niet. Terwijl dat bolletje klei in mijn handen draaide, kwam er een bizar soort rust over mij. Het was alsof ik door die draaiplaat werd gemasseerd. Doordat je je handen  heel dicht bij elkaar voelt, is het iets dat heel erg persoonlijk voelt. Wat daar gebeurt, gebeurt door mij. Klei voelde in dit stadium niet als een materie, maar als een iets dat groeit, dat beweegt,... En nee, niet pervers. 

Ik beken het maar: ik was in het begin wat overmoedig. Ik bedacht dat ik bijna klaar was. Tot de bal klei dan toch een knoeiboel werd. Ook de tweede moest worden gereanimeerd. Het was pas bij de derde dat het lukte, al moest Freze een paar keer mijn handen vastpakken en helpen om de pot te laten groeien tot wat die uiteindelijk geworden is.

Ik ben er best blij mee en trots. Misschien zien jullie mij nog met kleisporen op het lijf want ik ga nog een keer terug. Vanaf nu heb ik pottenbakkerskleren in mijn schuif. 

Dat ik dit leuk zou vinden, kon ik raden. Alleen niet hier en nu in Menen. Want hé, ik ben nog jong. Ik heb nog zoveel te leren. 











donderdag 30 juli 2015

Groeten uit Menen: Rode Kruis Opvangcentrum

Het heeft een tijd geduurd vooraleer ik wist dat er een opvangcentrum is in Menen. Ik schrok daar zelfs een beetje van. Ik weet dat ik toen het vreselijke woord 'asielcentrum' in mijn mond nam. Een woord als 'asiel' doet mij denken aan beesten. Aan tralies. Aan gevangenschap.

Gedurende de tijd dat ik hier woon, kwam ik vaak in de buurt van het centrum. Ik ging er al eens naar een toneelvoorstelling kijken. Maar hoe gaat het er aan toe in zo'n huis? Wat doet het eigenlijk? Jessie nodigde me uit om eens langs te komen. Ze leidde me rond en ik luisterde met open mond.

Het opvangcentrum dat vroeger een klooster was, biedt een voorlopige thuis. Het is in feite één grote wachtkamer voor mensen op de vlucht. Op een netelige manier arriveerden ze in België. De weg hier naartoe was vaak wreed en onmenselijk. Hoe uitzichtloos moet een situatie niet zijn om die stap te nemen?  Alles achter te laten en kost wat kost een nieuwe plek te bereiken? Ze vragen een verblijfsvergunning aan en in de tussentijd tussen een 'ja' of een 'nee' krijgen ze een plek toegewezen. In dit geval moesten ze naar Menen. 

In Menen is er plaats voor 78 bewoners. Het is een relatief klein centrum.  Als ik er binnenstap spelen er kinderen aan de trap. Ze klampen zich vast aan Jessie. Er vertrekt net een groep mannen om te voetballen. Er heerst een zomerse sfeer. In de ontspanningsruimte speelt de tv, maar iedereen kijkt naar wat anders: het schermpje van de gsm, een computer, naar wij die binnen komen. Er is in de keuken een vrouw aan het koken. De wasmachines draaien. Af en toe wandelt iemand door de gang. 

De volwassenen lijken niet veel te praten. Dat is ook moeilijk: er zijn veel verschillende talen. De kinderen aan de trap ratelen maar door en lachen. Er is geen muziek. Er is een prachtige tuin, daar zit niemand behalve een stenen Maria en katten die in de afvalbak graaien. Er is een biljartzaal. Ik grap nog 'een men's cave'. Maar er staat ook een kappersstoel. 

Wie hier woont krijgt wekelijks wat zakgeld. Wie klusjes doet zoals de gang schoonmaken, krijgt extra. Wie de toiletten poetst, krijgt meer. Er is geen wereldkeuken. Traditionele Vlaamse kost. Geen halal. Af en toe zijn er activiteiten: voetbal, lezingen,... Ze krijgen lessen Nederlands. 

De plek voelt wel als een gezellig huis. Maar voor hen is het nog lang geen thuis. Ze wachten vol spanning in een land dat appelmoes eet met worst. Ze missen en dromen. Ze zijn in een tussenfase terechtgekomen. En ook al is de sfeer niet mistroostig, eerder gelaten: wat gaat er om in hun hoofd? Wat zijn hun verhalen? Waarom zijn ze niet gewoon welgekomen?

Elke vrijdagavond is er 'De Kosmopoliet'. Een wereldcafé. Vanaf 19u is iedereen daar welkom. Onder een drankje kan je er naar muziek van de bewoners luisteren. Er wordt gepraat. Wie gaat er eens (morgen?) met mij mee?

Groeten uit Menen: Grensgeval De Barakken

Vaak doen Menenaren er zelf wat lacherig over. Ikzelf ook wel, dat geef ik grif toe. De Barakken. Meestal klinkt het als een brakke zure brok in de pap.

Voor wie Menen niet kent: de Barakken is een wijk tussen de Leie en de Franse Grens. Vooral de winkelstraat is bekend. In het weekend wemelt het er van de Noord-Fransen die goedkoop emmers tabak komen inslaan. Maar naast de tabakswinkels zijn ook heel veel boetiekjes. Slagers. Bakkers. Chocolatiers. Ik overdrijf niet als je er op een zonnige zondag echt op de koppen kan lopen.

Normaal laat ik er me er niet zo veel zien. Het gebeurt dat ik er bezoek mee naar toe neem, omdat het best wel indrukwekkend is. Bevreemdend zelfs. Mijn tante zei het ook: 'Het is hier drukker dan in Blankenberge!' En dat, lieve mensen, dat wil wat zeggen. Als ik er naartoe ga, hou ik ervan om naar de mensen te kijken. Door de straat marcheert een horde mensen die je doordeweeks nooit in Menen zal zien. Voor mij zijn zij de attractie, niet de prijzen.

Catherine vroeg me of ik niet mee ging met haar om te shoppen in de Barakken. 'Shoppen? Ik? En dan nog in de Barakken?' Ik stikte bijna in een nootje, ook al waren er wellicht geen nootjes. 'Een outfit voor mij bij elkaar zoeken zeker?' grapte ik. 'Ja, waarom niet! Leuk!' zei ze. Deal dus. Het nootje dat geen nootje was, voelde ongemakkelijk in mijn keel. Als ik door de Barakken fiets zie ik altijd felle fluo-shirts, jeansbroeken die nog niet eens om mijn arm passen, tijgermotiefjes, ritsjes,...  Daarenboven koop ik al jaren bijna alles in een winkel voor grote maten omdat ik in geen standaardpakjes meer pas. Wat zou ik daar kunnen vinden?

Vandaag reed ik samen met Catherine en haar dochter Blanche op de fiets naar de Barakken. 'Dit wordt niets', dacht ik. In de eerste winkel  viel het goed mee. Mooie mode. Echt! Al zat zoals voorspeld mijn lichaam mij niet mee. Maar eerlijk waar: de keuze was bijzonder modieus en verscheiden. Voor elk standaardmaatje wat wils. Ik geloof dat ik toen dacht: 'Maar dit is toch helemaal niet marginaal?'
Excuus daarvoor. Mijn welgemeend excuus.

In de winkel daarna hadden ze warempel wel mijn maat. Voor Catherine wurmde ik me zelfs in een jumpsuit. Het resultaat was in haar blik te zien. Niet dus, wat ik ook zelf wel dacht. Een jurkje stond me wel. Maar ik voelde me er toch wat te ongemakkelijk in. Maar uiteindelijk kocht ik een bovenstukje. Ja, ik kocht!

Daarna gingen we een handtassenwinkel binnen. Wat een mooie dingen! Ik ga zeker daar mijn volgende handtas kopen. Ik kocht er al een schattig portemonneetje. 'Wat een plek!' dacht ik. 'Wat kan een mens zich vergissen!'   Dat was misschien wat te snel gedacht. Het werd toch een kleine calvarietocht om nog kledingstukken te vinden die ik mooi vond en waar ik ook nog eens in paste.

Ik zal het eerlijk zeggen: natuurlijk was er veel te koop waar alleen meisjes van onder de  twintig mee weg komen. We gniffelden om strings in jeans, gebatikte tepels, prinsenkleedjes, hotpants in leer,..  Er waren prachtige hoeden! Een krokodil in chocolade. Winkels waar we met Blanche niet in konden omdat zij te jong was...  Vrienden, wees op uw hoede: voortaan komen mijn cadeautjes uit Menen.

Natuurlijk moesten Catherine en ik een picon drinken. Een pannenkoek met choco voor Blanche. Drinken, kletsen en naar de mensen kijken die voorbij glijden. Ik moet het bekennen: de Barakken hebben veel meer in hun mars dan een brakke zure brok in mijn pap.

Uiteindelijk kwam ik thuis met een portemonneetje, het bovenstuk, een rok en een jurk. Daarnaast kocht ik ook een stokbrood. Ik kocht de beroemdste en lekkerste preparé van Menen, de preparé van Josué! Olé!


En dat ik dankzij dit uitje met Blanche en Catherine wel eens van de Barakken kan gaan houden, dat pakt niemand mij nog af.














woensdag 29 juli 2015

Groeten uit Menen: Menen Wald

Hoe vaak heb ik al niet gedacht: 'Ik moet daar eens naartoe.' Ik was al langs de indrukwekkende poort gefietst, maar toen hing er regen in de lucht... Ik was dan ook heel erg blij dat Dominique me voor mijn reis door Menen voorstelde om mij mee te nemen naar MenenWald,

Als ik bij haar in de auto stap, klinkt de stem van Willem Vermandere uit de speakers. 'De toon is al gezet,' zegt ze glimlachend. We naderen  'Deutscher Soldatenfriedhof Menen 1914-1918' op de tonen van 'duuzenden en duuzenden soldottn'. Ik had dan ook werkelijk geen flauw idee...

Na het openen van de ijzeren poort staat het al te lezen: op dit kerkhof liggen 48 049 gesneuvelde soldaten begraven. 48 049! Dat is wel heel veel Willem! Het is dan ook één van de grootste Duitse militaire kerkhoven. Hier hebben alle doden een naam. Dood is niet anoniem. De plek ligt tussen velden en bomen. Een decor van rust rust op deze dodenakker.

Agnes is ons komen vervoegen. We gaan het kleine ingangsgebouw binnen. Daar vinden we een register waarin bezoekers hun naam kunnen achterlaten. In een speciaal kastje vinden we een tiental boeken met daarin alle namen van de soldaten die op dit kerkhof begraven liggen  We kunnen het niet bevatten dat al die namen hier samen...

Op de grond liggen vierkante arduinen stenen. Op elke steen twintig soldatennamen met hun functie en hun sterfdatum. Daartussen rijzen op bepaalde plaatsen twee kruisen. Tussen de stenen heel veel bomen. We zagen eerst alleen eiken. Maar onderzoek leert dat ook ligusters en tamme kastanjelaars een soort van tranenwoud vormen op het tapijt van zij die vielen in een strijd die nog niet eens zo lang geleden werd gestreden.

Aan de rand van het kerkhof staan af en toe oude zerken. Oude gedenkplaten. Die herinneren ons aan het feit dat de soldaten eerst op andere kerkhoven lagen begraven. Dat ze pas later eeuwige rust vonden in Menense bodem.

Wat opvalt hier: praktisch geen bloemen. Bijna nergens wordt een geboortejaar vermeld. Zodat zij die hier liggen enkel stierven. En wat is het hier koud!

Middenin de dodenakker staat tussen de plaveien, een herdenkingskapel. In die prachtige kapel staan mooie symbolen in bladgoud en mozaiëk. Rond de kapel staan op zerken de verdwenen begraafplaatsen die de soldaten oorspronkelijk bewoonden in hun dood.

We zijn er een beetje stil van geworden. Dan loopt er opeens een man met een fluo-hesje het terrein op. Hij lijkt iets te zoeken. Het blijkt een man uit Moeskroen te zijn. Ik noem hem de bunkerspotter. Hij fotografeert als hobby bunkers die hij met zijn brommertje aanzoekt. Omdat het het einde van de maand is, komt hij maar naar Menen, dat is mooi dichtbij. "Voordelig qua brandstof,' vertelt hij.  Hij vraagt of wij de bunkers weten zijn. Er zijn er hem drie beloofd, maar hij vindt er maar eentje in het veld van de boer. Wij wisten niets van bunkers. Wat opspeurwerk met mijn smartphone leert ons inderdaad dat er vlakbij drie bunkers moeten zijn. Hij loopt het terrein af, de schouders ophalend. Een bunker hoeft toch geen speld in de hooiberg te zijn?

Wij blijven nog even staan. Zoveel doden. Weinig woorden.

Nadat we onze namen in het register achter gelaten hebben, gaan we door de ijzeren poort naar buiten, en kijk: daar stapt de bunkerspotter op ons af. Hij vertelt ons dat hij informatie ingewonnen heeft bij de huizen aan de overkant. De bunkers zijn er niet allemaal meer. Hij reageert ontgoocheld dat hij van zover is gekomen voor slechts één bunker die hij kan fotograferen. Een ander staat blijkbaar te diep in de maïs. Even later kruipt hij bedremmeld op zijn witte brommertje.

Agnes vertrekt op de fiets. Dominique en ik besluiten eens langs de bunker te rijden. Vanuit de auto zien we die opeens opdoemen. We zien tussen de velden een geel fluo-hesje verdwijnen, we glimlachen en verliezen het spoor. We rijden wat rond zonder oriëntatie. We zijn wat bevangen door het gevoel.

Even later zitten we op de Grote Markt in Menen. Elk in de zon met onze aperitief onder het belfort. We mogen gezien worden.  We moeten ons niet in bunkers verbergen. Reizen is klimmen en dalen. In klimmen zit innerlijk vertragen en in dalen plezier.









dinsdag 28 juli 2015

Groeten uit Menen: Rondreis op vier benen

Een grote wandelaar zal er nooit van mij worden. Al schuw ik de benenwagen niet. Het is handig als je tijd en zin hebt in wat buitenlucht. Regelmatig laat ik mijn voeten uit. Meestal loop ik vaste routes hier in Menen. Te voet naar de Rijselstraat en terug. Veel verder ga ik meestal niet. Dan neem ik wel mijn stalen ros.  Toen ik de uitnodiging kreeg van Gertjan om met hem te gaan wandelen naar minder gekende hoekjes, was ik bijgevolg toch een beetje argwanend omdat ik dacht aan wat veel kilometers met mijn voeten doen...

Voor ik vanmiddag met de paraplu in mijn handtas vertrek, verander ik nog een vijftal keer van schoenen. Om uiteindelijk toch de schoenen van eerst aan te trekken. Want welk schoeisel heb je nodig? Hoe lang gaan we stappen? Er zijn zoveel minder gekende hoekjes...

Gertjan zit op me te wachten op het bankje voor het stadhuis. Ik ken Gertjan van zien, maar veel hebben we nog niet gesproken. We begroeten elkaar, ik ga naast hem zitten en hij overhandigt mij een brief met daarop een inleiding op het stappen. Ik had kunnen denken: 'Dit wordt een stille wandeling.'  en 'Hoeveel briefjes zou hij in zijn jaszak hebben?', maar ik dacht: 'Oké! Let's go!'

Bij het rechtstaan begint Gertjan al te vertellen. Over het stadhuis. Over een binnenplek, die nog steeds te zien is. Hij overrompelt me een beetje en ik denk nog heel even: 'Oh nee, dit doet me denken aan een excursie...' Ik maak nog een grapje over het feit dat ik geen notitieboekje mee heb. Daarna komen we aan een Christusdoorn. Een boom die me nog nooit eerder opgevallen is met jawel, doornen kroontjes op zijn stam. Over dat Menen nog een bedevaartplek geweest is, maar dat de grot nu dichtgemaakt is. Hij loodst me via villa's (en mysterieuze sterfgevallen) naar een Leie die er niet meer is. Tabak. Een verdwaalde kogelbal. We wandelen langs een zaal die net drie centimeter te klein is voor de Europese competitie langs een oase van groen naar de Leie.

Geen enkele keer heb ik de indruk dat Gertjan iets van buiten heeft geleerd. Hij is geen saaie gids die me vaak doet geeuwen.  Hij vertelt het met een gemak en ik moet me niet inspannen om mijn aandacht erbij te houden, om sneller te stappen. We overbruggen op vier benen de stilte die op het bankje bij aanvang hing. Opeens staan we in een tabakswinkel tussen de potten tabak en de drankflessen, de koffiepads, de oplossoep. Dingen des levens: Converseren over slagers. Grootvaders. Schlagers.

De tijd vliegt. Zonder dat ik het goed en wel besef lopen we op de grens. Een plein dat Frankrijk en België zonder pardon verdeelt. Het is een beetje absurd. Een mooi idee trouwens, om daar eens een film te maken over de verschillen en overeenkomsten tussen nationaliteiten. We lopen een korte afstand in Halluin  tussen de televisie-antennes, langs een uitgebrande fabriek, om via de Leie terug in de vertrouwde Rijselstraat terecht te komen.

Na afloop gaan we nog wat drinken: van wandelen en praten hebben we allebei wel dorst gekregen. Want ik geef het toe: ik heb Gertjan niet alleen laten vertellen. Ik vertelde ook. Natuurlijk.

Opeens was Menen niet alleen een stad maar ook een leven. Twee levens die zonder dat wandelen misschien nooit aan de praat geraakt waren.  Het was fijn om in dat verhaal van Gertjan en de stad mee te stappen. En om de grens van zwijgen en beleefd begroeten samen over te gaan.

Misschien zouden we met zijn allen gewoon wat meer naast elkaar moeten stappen en voelen dat uit zwijgen en stilte een verhaal kan ontstaan.



maandag 27 juli 2015

Groeten uit Menen: Gamen

Als kind had ik het maar zwaar lastig. We hadden een stokoude televisie met twee zenders en veel storingen. Ik had geen Barbiehuis. Maar bovenal geen computerspelletjes. Af en toe mocht ik 'Donkey Kong' spelen als ik bij mijn nicht op bezoek was. Of iets met kikkers 'Frogger'. Ik had al snel door dat ik daarmee moest opletten. Die melodietjes jengelden in mijn oren. Ik kon niet stoppen.

Dat ervoer ik ook later toen ik een computer had. Tetris. Bubble Shooter. Ooit had ik ook op veel te late leeftijd een Neopets-verslaving. Terwijl mijn leerlingen al aan de Gameboy, de PSP, de DS zaten, speelde ik stiekem Neopets, een spel dat zij met hun ogen dicht konden spelen.

Vandaag ging ik langs bij Renaat. Renaat woont in mijn straat. Vaak hoor ik akelige geluiden als ik langs zijn huis passeer. Ik hoef me daar geen zorgen over te maken: Renaat speelt computergames. Hij heeft ook altijd vrienden over de vloer die bij hem komen gamen.  Ik nodigde mezelf voor mijn reisje in Menen bij hem uit.

Met een zelfgebakken cake onder de arm drukte ik op zijn deurbel. Het was muisstil in zijn huis. Ik bedacht dat hij misschien in slaap was gevallen. Ik drukte nog een keer en stopte de cake door het rastertje van zijn voordeur in de hoop dat de geur van de cake hem zou doen ontwaken als dat bel dat niet deed.  Maar de deur bleef dicht. Teleurgesteld ging ik met de cake naar huis. Nu ja, zo gaat dat met reizen. Soms lopen de zaken anders. Ik ging dan maar een boekje lezen nadat ik hem een bericht had verzonden.

Natuurlijk bleek later dat de bel niet was gehoord. Toen ik drie kwartier later arriveerde zaten daar ook Sacha en Olivier op mij te wachten. Blijkbaar zaten ze al zo in het spel dat ze de bel niet gehoord hadden. Ook hadden ze de cake niet geroken. Tast gamen de zintuigen aan?

Renaat heeft een heel groot scherm wat het spelen van computergames heel erg leuk maakt. Wat me opviel is dat de beelden heel erg mooi gestileerd zijn, dat de muziek écht is en dat er geen schreeuwerige gifgroene kikkers in voorkomen.

In films zie ik vaak dat gamers afgebeeld worden met zakken chips en flessen cola. Bij Renaat werd thee gedronken. En cake dus. Terwijl er een kitten vrolijk rond dartelde en een ander zijn buikje warmde aan een game-apparaat.

Het eerste spel dat me werd getoond, is een heel recent spel: Bloodborne. Daarin speelt de speler een soort van monsterjager. Ik wist meteen dat dit iets zou zijn dat me in de greep zou hebben. Het spel is behoorlijk cru. Er stroomt veel bloed. De sfeer is echt duister. Wie wil er nu geen monsters verslaan? Het bleek al heel snel dat ik heel erg onhandig was met het bakje. Ik stuurde mijn monsterjager alle kanten uit, behalve naar de monsters. Maar na enkele pogingen lukte het me toch om enkele monsters te verslaan. Ik weet gewoonweg zeker dat ik dit constant zou spelen, mocht ik dit in huis halen. De drang om almaar verder de trappen op te klimmen en monsters te vermoorden. Er zit duidelijk een gemene jager in mijn lijf.

Een volgend spel dat ik in handen kreeg was een klein toestel met scherm: een PS Vita. Ik dacht: 'Yes, dat zal me lukken.' Het deed me denken aan het toestel van 'Donkey Kong' destijds. Maar ook hier raakte ik geen wijs uit alle knopjes en waar ze nu precies voor dienden.

Daarna deden we nog een racespel: Driveclub. Dat zie ik mijn neefjes ook vaak met heel veel gemak doen. Alleen was dit spel veel mooier uitgewerkt. Het leek of je ook echt in de auto zat. Telkens als de auto ergens tegen aan ramde, schampte, botste zei ik hardop: 'Au!'. Hier ging ik eigenlijk nog veel meer de mist in. Ik bleek die auto helemaal niet te kunnen besturen. Ik troostte me dat met een echte auto rijden  ooit ook niet zo eenvoudig was...

Daarna kregen 'mijn gameboys' honger. Zoals ze vaak doen, gaan ze na het spelen pita eten. Ik werd mee uitgenodigd. We aten de pita smakelijk op in het gezelschap van Marilyn Manson.

Dit was zeker iets nieuws in Menen. Iets dat ik nooit eerder deed. En wat ik niet snel zal vergeten. Ik hoop alleen dat ik nu niet weer met Neopets start. Of Candy Crush of zo. Dat zijn spelletjes die ik met een bepaald gemak weer uit mijn game-lade zou halen als ik me op een dag weer eens verveel.
Ze zijn belachelijk eenvoudig. Spelletjes. Geen games.

Games zijn toch wel kunstwerkjes. Als je het allemaal maar wat doseert.






Brief aan mijn stad.

(Dit jaar probeer ik elke dag een brief te schrijven. Omdat ik vandaag mijn tweehonderdste brief schreef, wou ik iets bijzonders. Ik schreef hem aan mijn stad. Zoals ik mijn brieven ook anders schrijf. Zonder klad. Vier kantjes met inktblauwe inkt. Maar omdat ik het spijtig zou vinden dat die brief zomaar verloren zou gaan, maakte ik één uitzondering. Na afloop tikte ik de brief ook uit en publiceer hem. Voor wie de brief wil lezen.)



Menen, 27/07/15
Op mijn zolder, 12:06
Jess FM

Gegroet mijn stad,

Vandaag is het een heugelijke dag.  U weet het wellicht niet, maar dit jaar probeer ik elke dag een echte brief te schrijven. Dit omdat ik vaak met enige nostalgie terugkijk naar een wereld die nog niet virtueel was. Vandaag schrijf ik brief 200. En die schrijf ik naar U.

Niet alleen omdat 200 magisch klinkt in de ogen en de oren, maar ook omdat ik vandaag op reis vertrokken ben: een reis door Menen. Een week lang laat ik mij op sleeptouw nemen om U met andere ogen te zien. Dat is toch reizen?

Deze dagen vertrekken mensen, uw inwoners, naar andere oorden. Men gaat naar andere landen om daar andere culturen op te snuiven. Om andere dingen te doen. Om in een andere omgeving een boekje te lezen. Men gaat daar musea bezoeken. Fijn!  Maar ik wil me deze week engageren om deze zomer minstens één volle week dagelijks in een leefwereld te stappen die me niet vertrouwd is.

Zelf woon ik hier drie jaar en een half. Ik vind mij al behoorlijk goed ingeburgerd. Ja, ik voel me Menenaar. Als Figurette Fénoménale, Wereldtuinier, fitnesser, vrijwilliger bij de Figuranten, vaste bezoeker van CC De Steiger, leerkracht SAMW-Menen, bibliotheekganger,… Toch zijn er nog zoveel facetten die voor mij totaal onbekend zijn en wellicht ook zullen blijven. Daarom mijn initiatief.

Op het programma staan onder andere gamen, enkele toeristische wandelingen, shoppen in de Barakken, een potje draaien, een bezoek aan het opvangcentrum, meepresenteren bij Jess Fm, vissen… Ook ga ik op 10 augustus een dagje meewerken in de wasserij van Veerkracht 4. Want ik sta open voor nog andere dingen. Ook na mijn weekje in Menen. Daarom leek het me wel fijn om U mijn tweehonderdste brief te schrijven, want met U wil ik wel vrienden zijn.

Veel vrienden en familieleden vinden het nog altijd vreemd dat ik hier kwam wonen en hier blijf. Het is iets geks met uw naam. Veel mensen trekken hun neus op als ze ‘Menen’ horen. Om eerlijk te zijn, vind ik dat een beetje bizar. Want wat is er in hemelsnaam verkeerd met Menen? Ik zou het eigenlijk niet weten.

Oh, Menen, ik woon hier graag. Echt! Ik hou van uw inwoners. Ze zijn zo mooi eigen.  Men durft uw straatbeeld wel eens grauw te noemen. Dat doet me soms een beetje verdriet. Daarom vind ik het fijn om vrienden hier af en toe mee naar toe te slepen. En ze moeten het telkens toegeven: je woont hier goed. En dat is ook zo. Dit is het fijne aan een stad waar iedereen aan zijn/haar trekken komt. Voor mensen die van feesten houden zijn er Wieltjesfeesten, carnaval, heel veel leuke buurtfeesten, Breughelfeest,… Voor wie van muziek houdt is er Grensrock, KOTweekend,… Kunst is er ook. Dit jaar zag ik werk van plaatselijke kunstenaars, maar ook van James Ensor en Joseph Beuys! Wat men mij ook zegt: Menen leeft!

Menen wordt bovenal gekleurd door wie er woont. Vergeef mij als ik het zo schrijf, soms lijkt het een bont allegaartje. Stuk voor stuk mensen voor wie ‘echt-zijn’ past. Authentiek. Eigen.

Natuurlijk leef ik niet in een roze wolk. Ik zie ook wel miserie. Ik zie zwerfvuil. Hondenpoep. Verloedering. Onkruid. Gebroken glas. Maar geef eens toe, waar ziet men dat niet?

Met dit schrijven wil ik U laten weten dat ik U eigenlijk wel graag zie. Dat mijn vrienden U ook almaar liever zien. Dat ik mij graag in u nestel. Dat is me hier, jawel, serieus thuis voel. Het is in uw straten dat ik een andere Tine ben geworden. Een actievere en socialere Tine (al is daar nog altijd werk aan).  Ik heb hier zelden grauwe en grijze gedachten. Meer nog: soms huppel ik uw zebrapaden over.

Ik dacht dat U dat ook wel eens wou lezen. Want geef toe: we zeggen zo weinig lieve dingen. Zeker niet over een stad.

Hopelijk mag ik me hier blijven thuis voelen. Hopelijk vervreemd ik niet opeens omdat ik op een dag wakker word in een stad die ik toch niet ken.

Hopelijk stopt ook op een dag die negatieve bijklank als ik uw naam over de lippen laat komen. U bent Gent niet. Geen Antwerpen. Geen Brugge. U bent MENEN.

Graag wil ik u toch nog een tip geven: zie het niet al te groots.  Ga na dit schrijven niet met uw neus in de wind lopen. U bent Knokke niet (net zomin ik geen godin). U bent niet een stad die U misschien soms liever wil zijn. Blijf uw inwoners in de armen sluiten, kietelen,… Sluit hen niet uit. Want zonder hen verdwijnt het kleur, gaat U af. Hou het groen levendig en laat kinderen U als kinderen beklimmen, bespringen, behinkelen,..

Nooit eerder schreef ik een brief aan een stad. Maar ik deed dit graag naar U. Omdat U mij neemt zoals ik ben. Bedankt daarvoor.

Ik wens U nog een fijne zomer!

Hartelijk,

Tine                                                                                     12:50


vrijdag 17 juli 2015

Groeten uit Menen

Het is weer volop vakantietijd. Mensen gaan weer naar andere landen op reis om andere culturen op te snuiven en om in andere werelden te logeren.

 Ik zou me graag engageren om deze zomer één volle week dagelijks in een leefwereld die me niet vertrouwd is te stappen. Dit graag in mijn eigen stad Menen. Ik woon nu bijna vier jaar in Menen en vind mezelf al goed ingeburgerd. Maar er zijn nog zoveel facetten die ik niet ken.

 Omdat op reis gaan, ook gewoon in eigen stad kan. En om wat vooroordelen uit mijn hoofd te doorstrepen.

 Neem jij me graag mee naar een geloofsritueel dat ik niet ken? Kan ik een dag meedraaien op een werkvloer die me totaal vreemd is (let op: ik wil meehelpen, maar niet je werk overnemen)? Kan ik met je mee naar de countryclub?

Stel me gerust iets voor. Wat voor jou gewoon is, kan voor mij iets nieuws zijn. Een ervaring. Als het me een uitdaging lijkt, zeg ik volmondig 'JA'. Van elke ervaring schrijf ik een stukje op mijn weblog. Dus misschien kan ik op die manier ook andere Menenaren op reis laten gaan in eigen stad.

 Ik ga op reis in Menen van maandag 27 juli tot en met zondag 2 augustus. Wie neemt me mee? Verspreid dit nieuws gerust. Mailen kan via mijn virtuele postvak.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...