maandag 27 juni 2022

TINE ZIET (327): Vogelschrik

Vorige week schreef ik nog over de vrolijke flamingo in mij en dat pluimvee in een hoofd toch vleugels in gedachten geeft. Wist ik veel dat enkele dagen later effectief een merel mijn huis zou binnen fladderen. De kans dat de merel in kwestie in deze krant gelezen had dat hij welkom was, is wel heel erg klein. Misschien was er wel een lezer die bedacht: “Wacht, Tine wil pluimvee? Laat dan dat fladderende gevederte maar komen!” Ik mag dan wel in gedachten een zwak hebben voor vogels, punt is dat ik dus als de dood ben voor ze ben als ik ze eenmaal in het echt naast me zie. Ik kan het zelf ook moeilijk verklaren. Ik wijs met mijn vinger naar vroegere nachtmerries.

Het is gelukkig niet zo erg dat ik de straat niet op durf omdat ik bang ben voor overvliegende kauwen. Stop me niet tussen kippen! Laat me toch niet door die verschrikkelijke kooi in Pairi Daiza lopen. Zelfs een stervend vogeltje in mijn hand zorgt bij mij voor ongekende hartritmes. Er is een boek van Patrick Süskind waarin een man verhinderd wordt zijn appartement te verlaten doordat een duif in de gang zit. In ‘The Birds’ van Hitchcock zijn de vogels ook beangstigend. Deze merel, een jong nog, zat met opengesperde snavel naast het kattenvoer en maakte een geluid alsof hij elk moment kon stikken. Versteend stond ik naast hem. Mijn eerste reactie was dat ik hem water moest geven. Dat het beestje misschien gewoon last had van de hitte. Daarna hoorde ik de kat de trap aflopen en moest een manoeuvre doen waarbij die haar nagels in mijn lijf kraste. Gelukkig had ze de vogel niet eens gezien. Dus ze liet zich opsluiten. Het mereljong had intussen water gedronken en wat substantie op mijn vloer achter gelaten en begon ineens wild te fladderen. In paniek stuurde ik een bericht naar een vriendin. Die kwam even later met een paar handschoenen aangefietst. Ze slaagde erin om de vogel als een volleerde vogelverschrikker weg te jagen. Maar de echte vogelschrik, ik geef het toe,  dat was dus ik.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 24/06/22) 

maandag 20 juni 2022

TINE ZIET (326): Kolibrie

Terwijl ik dit schrijf wapperen de vlaggetjes die de zomer aankondigingen al in onze stad. Ik haalde weer geen dag te vroeg de deadline van meer dan 330 rapporten invullen en de zon valt door het dakraam op mijn bureau. Daarenboven hoorde ik dat ik binnenkort de sleutel van mijn nieuwe thuis zal ontvangen. Hoera! Er is warempel vakantiegevoel. Dat voel ik met die fladderende kolibrie in mijn lijf. Dat ik me daar best schuldig over voel als ik verder kijk dan mijn eigen neus lang is. Hoezo mag ik vrolijk zijn in een wereld waarin alles eigenlijk om zeep is? Omdat er tussen alle zorgen en al dat gepieker ook nog fijne dingen zijn, tiens!

Door het dakraam zie ik bijvoorbeeld een ontbloot bovenlijf op een dak staan. Mijn kat kronkelt vrolijk mekkerend haar buikje bloot. In de vaas op tafel staan tulpen. Ergens in de kast ligt een tablet lekkere chocolade. Straks ga ik flamingostruiken ophalen. Zou ik het durven op één been?  En wat een energie bruist er in een volle enthousiaste woordklas! De zon schroeide zondag een driehoekje onder mijn dubbele kinnen. Zaterdag mag ik eindelijk nog eens optreden met De Spleet in mijn stad van afkomst: Waregem. Spontane oplaadpunten zijn het. Zonder schrik voor een hoge factuur of een energietekort. Dingen die doen lachen of waar je heerlijk kan naar uitkijken. Zolang die dingen er zijn, is er alternatieve stroom in mij.

Zaak is om af en toe wat te bewaren. Voor later. Hetzij met een souvenir of desnoods een stukje chocolade. Want voor je het weet miezert het misschien motten in dat lijf. Motten die gaatjes maken in dat licht gemoed. Of wurmen weer wormen door dat opgeruimd humeur. Dat is dan weer een voordeel van dat zomers fleurig vogeltje: het fladdert lang ter plekke, maar vliegt ook vrolijk achteruit.

Wat is er toch met pluimvee in een hoofd? Dat je met die vleugels die wij spijtig genoeg ontbreken lichter wordt?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 17/06/22) 

maandag 13 juni 2022

TINE ZIET (325): Afgeschreven

Als er iets is wat de pandemie me heeft geleerd is het ‘selecteren’. Bewuster kiezen voor mensen en dingen. We moesten het in eerste instantie zelfs van de overheid doen. Het werd ons opgedrongen. We hadden een zeer kleine bubbel op te vullen en stonden opeens voor de keuze: wie staat eigenlijk het dichtst bij mij? Aan wie heb ik nu eigenlijk het meest? Met wie heb ik meer plezier? Wie vertrouw ik het dichtst bij me in de buurt? Die selectie had echter ook gevolgen. Levens kronkelden verder en hindernissen werden genomen in een kleine kring, die na een tijdje ook wel behaaglijk begon te voelen. Té behaaglijk om iedereen ineens weer toe te laten. Ik zal daar vast niet de enige in zijn. Soit. Het vraagt ineens soms moeite om bij anderen te zijn. Vooral als die anderen onbekenden zijn. Zo moest ik afgelopen weken al twee keer een beetje slepend naar een feestje. Onterecht. Het bleek telkens erg fijn om er te zijn.

Het leren selecteren heeft echter ook voordelen. Vooral nu ik in een fase van het leven ben waar ik me van spullen moet ontdoen en weer wil investeren in andere dingen. Ik schipper naarstig tussen containerpark en tweedehandssites: een thuis moet worden leeg gemaakt en een ander huis moet worden ingevuld. Dit in een tijd van wikken en wegen. Ik moet bekennen dat het nooit eerder zo simpel was om spullen op te geven.  Met gemak ontdoe ik me van papieren herinneringen. Meubels met sentimentele waarde worden nu ook opgegeven.

Spullen zijn gelukkig geen mensen. Een containerpark voor verlepte vriendschap is er niet. Dat is misschien maar goed. Anders woonde ik ongetwijfeld inmiddels zelf daar. Hier zit ik tenminste nog tussen de bananendozen en de plastic boxen. Tussen verlangens en verleden. En als ik word gekozen: op een aardig feestje waar ik altijd weer even in moet komen.  Dankbaar dat ik werd geselecteerd in een wereld vol ‘afgeschreven’.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/06/22) 

maandag 6 juni 2022

TINE ZIET (324): Grensgeval

Vorig weekend bevond ik me samen met een vriendin in een compacte lodge op een camping in Luik. Hoewel ik niet echt een grote kampeerder ben, voelde ik me er na wat onwennig gespartel toch behoorlijk op mijn gemak. Niet alleen omdat alle bezoekers er Nederlandstalig waren, maar ook omdat er in mijn kleine teen nog iets is overgebleven van mijn tijd in de jeugdbeweging waarin we ons tien dagen prima amuseerden zonder echt comfort. Zowel de uitbaters van de camping als de meeste kampeerders waren Nederlanders. Het was pas toen we er enkele uren waren dat we tot het besef kwamen dat we in gebied waren dat vorige zomer overstroomde.  Het was te merken aan de  randen van onze lodges. Aan de vochtige kelder van het Italiaanse restaurant, aan de herstellingen her en der en zelfs in de ondergrondse grot van Remouchamps rook het nog vochtiger. Maar hardnekkiger dan die lucht, was de arrogantie van een groepje campinggasten dat het luidop had over de lelijke dikke pensen van zwangere vrouwen en de schande dat er in het Italiaans restaurant dat ik eerder vermeldde geen Engels werd gesproken. De gratis limoncello die ze ondanks hun onterechte geweeklaag hadden ontvangen, maakte ze precies nog grover.

Wie me echt kent, weet dat ik geen hekel heb aan Nederlanders. Integendeel. Meer dan eentje veroverde ooit mijn hart. Dit viertal bezorgde me echter plaatsvervangende schaamte. Terwijl ik  later op het campingtoilet zat, hoorde ik  twee van hen jammeren over het gebrek aan luxe. “Echt vakantie, dit!” schalde de ene met de stijltang door de sanitaire blok. “We hadden beter kunnen zonnen op de Balearen in plaats van weg te zinken in dit stinkende gat!” Ik gromde tussen mijn tanden iets over respect en na wat inwendig gesakker liet ik al mijn ingehouden remmen los tot een ferme plons. Dat werkte! De volgende ochtend reden ze weer naar huis terug.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 03/06/22) 

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....