zondag 28 mei 2017

TINE ZIET (68): Val

Vorige week ben ik na lange tijd nog eens gevallen met de fiets. Dit omdat mijn veter last had van eigenzinnigheid en zich rond mijn pedaal genesteld had. De val was wellicht de traagste en de idiootste ooit. Maar het moment dat je de grond raakt, voel je je toch behoorlijk hulpeloos. Zeker als je fiets bovenop je ligt.  Gelukkig was er ook een voetganger die me zwijgend en daadkrachtig hielp: hij maakte de stoute veter los, zette mijn fiets recht, trok me overeind, checkte of ik kon staan en liep dan in één vloeiende beweging de winkel aan de overkant binnen. Ikzelf verkeerde nog een beetje in shock: een hele Rijselstraat vol druk verkeer en slechts één behulpzame meneer. Dat was misschien het ergste aan mijn knullige val: het besef dat auto’s gewoon voorbijrijden en dat je eigenlijk wel geluk moet hebben als je een klein ongelukje hebt.


Ik viel ook in figuurlijke zin. De jaarlijkse afstudeermomenten zijn aangevat. Als leerkracht, jarenlange coach, hoop je vurig dat leerlingen na al die jaren, glanzend afstuderen. Dat ze niet uit hun tekst vallen. Dat ze niet op hun bek gaan. Dat ze kunnen stralen onder die theaterspots. Gelukkig doen ze dat meestal gewoon. Ze zouden het eens moeten weten dat ik naar ze kijk met een krop in de keel. Hoe wie ooit verlegen was tot over zijn oren, ineens vol zelfvertrouwen een publiek aankijkt. Ik tuimel dan ook een beetje. Een ontroerde trots die me week maakt en me na al die intensieve stresserende laatste weken in een zwart gat laat vallen. Sommige vrienden begrijpen dat na al die jaren nog altijd niet: waarom ik me zo opjaag, als ik het niet ben die op dat podium moet staan. Het is een laatste daad van begaan zijn, ze op een mooie manier laten gaan. 



(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 26/05/17)

maandag 22 mei 2017

TINE ZIET (67): Samen

Vorige week dinsdag belandde ik per ongeluk in de eerste voorronde van het Eurosongfestival. Niet op het podium wel te verstaan. Veilig en hoog op een barkruk. Vrij om alle commentaar te geven die ik wou. Als kind vond ik dit festival iets om naar uit te kijken. Samen met het gezin rond een grote kom chips en frisdrankjes pronostiekjes maken. Hardop lachen met te dikke mannen die door een hoepeltje kropen. Gniffelen om een jurk die meer op een gordijn leek. Zonder gezin vond ik er niets aan. Dinsdag hervond ik dus per toeval hoe fijn het was om er nog eens in groep naar te kijken. De commentaren floepten van de ene kant van de toog naar de andere. Heerlijk hoe ‘een samen’ zoveel meer kan zijn.

Later die week was ik in een kerk om afscheid te nemen. Ik moest rechtstaan, want alle stoelen waren bezet. Dat is geen ramp. Hoe meer mensen, hoe meer troost voor wie achterblijft. Verdriet wordt lichter als je het kan delen.

Zondag zat ik aan een tafeltje om de bezoekers van een beeldententoonstelling in een beeldschone tuin welkom te heten. De zon en vooral het aantal mensen dat de expo bezocht, werkten als een magneet. Voorbijgangers zien groepjes naar binnen- en buitenstappen en denken: ‘Hé, daar is wat te doen!  Gaan we ook eens kijken?’ Met een samen bereik je nog meer samen.


Toch hou ik er niet altijd van. Als je de hele dag alleen bent, moet je soms weer wennen aan een feest in een volle huiskamer waar je amper iemand kent. Of aan een volle kroeg waar je dan één specifiek persoon moet zoeken. Natuurlijk went dat snel. Het is verrassend hoe snel een samen wordt gevormd en uiteindelijk ook even snel wordt ontbonden tot elk een eigen weg. Maar dat er zoveel mogelijkheid is tot een samen, maakt veel momenten zoveel sterker.

(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 19/05/17)


zondag 14 mei 2017

TINE ZIET (66): Moeder

Afgelopen week zag ik zowel in als uit mijn dichte omgeving verschillende exemplaren van een soort die ik soms wel wat benijd. Ik zag er eentje eitjes leggen in een brievenbus, zodat de postbode nu een kartonnen doos moet gebruiken om de post af te leveren. Ik zag er eentje haar jongen beschermen in het oerwoud. Er was een exemplaar met een zware zwangere buik die zuchtte: ‘Kom nu maar!’. Eén moeder was na het puberen van haar eigen zonen pleegmoeder geworden van een kleuter omdat ze moederliefde te over had. Er was een mama die op het communiefeest met de glimlach zo in de weer was geweest in de keuken om al de gasten van haar dochter te ontvangen, dat er voor een week teveel was. Er was een moeke die op de foto ging met haar dochters en dat niet kon zonder monkelen. Eentje liet haar dochter op schoot bijna winnen met een gezelschapspelletje met regenwormen. Eén dacht met heimwee aan haar kinderen, die nu in de papaweek waren. En natuurlijk was er ook wel één die een droom verloren was.

Ik hoorde verhalen over bevallingen. Over miskramen. Over het zo-graag-willen, maar niet krijgen. Over loslaten. Over vasthouden. Over trots. Over exemplaren die misschien niet altijd goed kunnen zorgen. Het moederschap, het is me wat!

Ik ben er geen. Maar toch heb ik een stiekem moederhart. Voor leerlingen, voor neefjes en nichtjes die me stilaan ontgroeien, voor huilende baby’s achter mijn muren. Voor mijn eigen moeder, die dit stukje alweer zal uitknippen en in een schrift zal bewaren. Voor mijn kat waarvoor ik af en toe een stukje uit mijn eigen bord bewaar. Voor mezelf als ik met buikpijn ga slapen.

Eigenlijk heeft iedereen wel ergens een moeder in zijn hart. Voor allemaal een fijne moederdag!

(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 12/05/17)


maandag 8 mei 2017

TINE ZIET (65): Station

Eén van de grootste ergernissen die momenteel door de Meense straten gonzen, zijn toch de spoorwegwerken en vooral de belabberde planken onder de spoorwegtunnel die het voor fietsers makkelijk zouden moeten maken om de overkant te bereiken.

Zelf doe ik er alles aan om de overkant met de benenwagen te overbruggen. Van dappere leerlingen die dagelijks de moed hebben om via deze weg met de tweewieler naar school te gaan, hoorde ik dat het er vaak aanschuiven is. Van fietsende vrienden hoorde ik dat ze liever een hele omweg maken om de planken te vermijden. Met eigen ogen zag ik een vrouw met een winkeltrolley halsbrekende toeren uithalen om de oversteek van haar warenhuis naar haar huis te maken.  Ik durf me niet voorstellen hoe dat met kinderwagens moet. Gelukkig zijn er nu camera’s aan het station, die dit allemaal vastleggen. Mocht er een ongeval gebeuren, staat alles op band… Of staan ze nét niet op de spoorwegtunnel gericht?

In mijn hoofd wennen de werken maar niet. Vaak rij ik nog de kant uit die afgesloten is. Het is een goede oefening in concentratie om toch de juiste richting uit te rijden. Wat zal het in onze stad weer opgelucht ademen zijn als de werken achter de rug zijn. Iedereen zal weer op tijd op school of op z’n werk zijn. Alles zal opnieuw zijn gewone gang gaan. De verzuchtingen worden dan naar Wervik opgeschoven als ik me niet vergis.  

Op de tanden bijten. Dat is het enige wat we kunnen doen. Geduld hebben. Daarna ontspoort ons goed humeur niet meer. De treinen zullen weer als voorheen rijden. En wij? We zullen wel weer wat anders vinden om met veel chagrijn te mijden. 

(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 05/05/17)

maandag 1 mei 2017

TINE ZIET (64): Geven

Terwijl zaterdag schitterende bloemen en lekkere hoeveproducten de Grote Markt zullen vullen, in de inkomhal van het Stadhuis de Woonmarkt wordt georganiseerd, wordt er op de site van Wimbledon volop gegeven op het Geefplein. Hoe vaak doen we dat eigenlijk nog? Geven?

Vandaag reed ik helemaal naar Gent omdat een vriend zijn aanzienlijke collectie boeken ‘te geef’ had gezet. Ik verklaarde hem gek. Ten eerste omdat hij zijn boeken, die hij altijd heel erg kostbaar vond, zomaar weg doet. Hij gaat verhuizen naar een appartement en boeken nemen nu eenmaal (te veel) plaats in beslag. Hij noemde ze zelf schamper ‘stofnetten’. ‘Waarom verkoop je ze dan niet eigenlijk niet?’ vroeg ik. Hij antwoordde dat dat allemaal gedoe is. En dat is het misschien ook. Nu staat een grote hoeveelheid muffe dozen in mijn woonkamer. Deze week ga ik ze zorgvuldig bekijken, de dubbele exemplaren en de boeken die ik niet hoef eruit vissen en mijn eigen mini-bibliotheek dan maar herschikken. De boeken die ik niet wil zal ik ook op mijn beurt wegschenken.


We zouden het met z’n allen meer moeten geven. Maar het staat zo raar. Zo zetten mijn buren soms voedingswaren op hun vensterbank te geef. Of zie ik kastjes en ander meubilair voor de voordeur van sommige huizen staan met daarbij het opschrift: ‘gratis’. Zolang het niet op sluikstorten lijkt, vind ik dat eigenlijk een mooie zaak. Al moet ik toegeven dat ik in eerste instantie wel wat wantrouwig ben als me zomaar iets wordt aangeboden.  ‘Ik moet nu iets teruggeven’, denk ik dan. Of ‘Er zal vast iets mis mee zijn.’ Ik vervloek mezelf soms daarom. Als je zomaar iets krijgt, krijg je vaak naast het simpel goed, een warm gevoel van vriendschap en solidariteit. 

(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 28/04/17)

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...