Toen ik twaalf jaar geleden naar deze stad verhuisde, verklaarden mijn familie en vrienden me gek. Ze dachten toen al dat ik naar de marginaalste stad van Vlaanderen verhuisde. In de loop van al die jaren heb ik ze kunnen duidelijk maken dat ik hier op mijn plek ben. En dat hier de meest fantastische opportuniteiten voor me liggen.
Met de jaarlijkse ludieke verkiezing van marginaalste stad,
laait het stof weer gretig op. Veel Menenaren vinden het een grote grap en
stemmen zelf voor onze stad. Anderen roepen inwoners op om zeker niet op Menen
te stemmen, wat gegarandeerd nét extra stemmen zal opleveren. Ook al gaat het
hier louter om een kleinschalig online initiatief, er wordt wel degelijk belang
gehecht aan deze titel. Als trotse
vertegenwoordiger van een stad is het niet fijn als jouw stad via allerlei
zoekmachines gelinkt is aan deze titel.
Wat me met die hetze trouwens ook duidelijk is, is dat de
betekenis van het woord ‘marginaal’ vaak op andere manieren wordt ingevuld. Ben
je het als je arm bent? Lopen hier frigoboxtoeristen rond? Is het puur
vestimentair? Heeft het met drank- en drugsgebruik te maken? Zo ken ik mensen
die zich best marginaal kunnen gedragen, maar het daarom nog niet zijn.
Ik lig er in elk niet wakker van. Ik sta hier nog steeds
graag op en ik ga er graag slapen. Soms te laat. Soms zelfs met een kater. Hé,
help! Is het dan echt zover gekomen? Ah! Marginaal? Zijn we dat niet allemaal?
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 23/02/24)