maandag 24 augustus 2020

TINE ZIET (233): Kleurmoe

 Het zijn hoogdagen voor de producenten van kleuren cartridges. Met heel veel spanning volgde ik alle mogelijke kleurcodes in nieuws- en weerberichten. Hoe zit het met het aantal covidbesmettingen in onze regio? Zou De Stoel van Boulevard Solar deze keer wél kunnen doorgaan? Hoe zou het onweer over Menen uitvallen? Mogen de deuren van de academie weer opengaan? Zou mijn band eindelijk mogen optreden? De scholen kregen uiteindelijk code geel. Het onweer code rood. Daardoor bleef De Stoel weer op stal. Het evenement ‘Literatuur in de Tuin’ kleurde ineens toch groen. De hele week werd bijgevolg één grote kleurboek .

Hoewel ik het allemaal best begrijp, word ik stilaan toch een beetje kleurmoe. Ik besef dat de kleuren voor duidelijkheid zorgen op een kaart. Dat het de dingen overzichtelijk maakt van op een afstandje. Dat het kan helpen om de te onthouden. Zo herinner ik me uit de middelbare schooltijd een leerkracht wiskunde die er op stond dat we bepaalde stukken in onze tekst in het roze of het geel fluoresceerden en helemaal leek te exploderen als we het eens met andere kleuren probeerden. Alles wat belangrijk was, verdiende een kleurtje. Titels, definities, hoofdzaak en bijzaak kregen allemaal een andere tint. Als ik naar het blad keek, was het alsof alles in kleur stond en ik bijgevolg ook alles moest leren. Dat was volgens mij ook haar bedoeling. Al zorgden de felle kleuren meer voor een soort blokkeren in mijn brein. Mevrouw, het spijt me zeer, om eerlijk te zijn herinner me zoveel jaren later meer de specifieke kleuren dan de lesinhoud.

Als klap op de vuurpijl zag ik me zondag honderden bollen wol per kleur sorteren in de nieuwe kast van mijn moeder. Ik twijfelde soms een beetje over het verschil tussen grijs en groen bijvoorbeeld. Maar het zal mijn moeder uiteindelijk worst wezen welke kleurcode ik op haar bollen kleefde. Ze kan nog hele jaren aan één stuk breien voor ze het zal merken dat een bolletje groen misschien toch wat blauwig kleurt.


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 21/08/20)

maandag 17 augustus 2020

TINE ZIET (232): Verkwikkend

Terwijl ik dit schrijf, zoek ik verkoeling in een afbeeldingen van landschappen in Antarctica en de wens een pinguïn te zijn. Mijn voorraad stoffen mondmaskers hangt te drogen en de wereld kreunt onder de hitte. Dit is een onvergetelijke zomer die helemaal niet als een mierzoet waterijsje smaakt, maar we maken er met z’n allen het beste van.

Vorige week wandelde ik met een vriend in een museum met onze mondmaskers op. We respecteerden de wetgeving en morden niet. Normaal hadden we samen in Parijs gezeten, maar we wijzigden onze plannen uit schrik en kozen een alternatief dat ook ontspannend was. Akkoord: zo’n mondmasker is niet leuk. Ik begrijp dat het voor velen een drempel is om überhaupt nog buiten te komen. Geef toe: het dragen van het lapje in gebouwen valt perfect te verbijten. Waar ik zelf wel kribbig van word, is dat het nu ook in de natuur moet. Zo was ik vorig weekend op bezoek bij mijn broer. Hij verbouwt een chalet in de Ardennen en ik maakte er een wandeling van 5 kilometer rond een stuwmeer. Bij de ingang stond dat het dragen van een masker verplicht was. Tijdens de wandeling van anderhalf uur kwam ik nog geen dertig mensen tegen, die het masker overigens niet droegen. Helaas voor hen reed er ook een politiecombi rond. Terwijl ik die mooie plek bekeek, bedacht ik dat het doodzonde was dat ik de volheid van de bomen, de aarde, het meer, de zomer… niet kon ruiken en ik miste ineens een heleboel dingen die al mijn hele leven vanzelfsprekend zijn maar die me al maanden zijn afgenomen.

Met de nodige afstand ontmoeten is een nieuwe norm geworden. Een simpele aanraking een risico. Festivals, concerten en theatervoorstellingen beperkt en al helemaal ondenkbaar in sommige steden. Ik mis feestjes, samen dansen met vrienden. Maar hé, we mogen op reis. We mogen sporten en bovenal: de terrasjes zullen op dit uur al weer goed vol zitten. Net zoals de treinen. Zoveel plaatsen die zelfs met een mondmasker op verkwikkend zijn, blijven helaas noodgedwongen leeg en dat steekt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 14/08/20)

dinsdag 11 augustus 2020

TINE ZIET (231): Kleinigheid

 

Mensen verhuizen. Dat is een feit. In de Koningstraat gebeurt dat misschien net iets vaker dan in de gemiddelde straat. Hoe dat komt, blijft me een raadsel. Ik woon er al een hele tijd en woon er op zich wel graag. Vorige week verhuisden buren die er blijkbaar maar een maand woonden. De verhuis moest overduidelijk snel gebeuren, want ze lieten hun meubilair op de stoep achter. Eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat de buurvrouw me eerder die dag in paniek aangesproken had, voor het eerst die maand, om te vragen of ze wat futiele ‘kleinigheden’ in mijn woonkamer mocht stockeren tot de Kringwinkel het op kwam halen.

Er is een tijd geweest waarin ik zou gezegd hebben: “Natuurlijk! Kom maar op!” Ik zou nog helpen sjouwen ook. Mensen in nood helpen, is toch een plicht? Gelukkig ben ik intussen toch wat meer wantrouwig geworden. Er floepten quasi automatisch enkele waarschuwingslichtjes aan. “Wat zijn die ‘kleinigheden’ dan?” “Is de Kringwinkel daadwerkelijk op komst?” “Wie ben jij eigenlijk?” Dus ik zei dat het niet kon. Daarom dus zette ze de inboedel gewoon voor de voorgevel en die van de buren, voor ze de voordeur achter zich dicht trokken om nooit meer terug te komen. Mijn schuld. Had ik die ‘kleinigheden’ trouwens aanvaard, had ik me een behoorlijk attractiepark op de hals gehaald iedere keer als ik mijn woning moest betreden of verlaten. Dat was misschien wel goed geweest voor mijn algemene conditie maar dan stap ik toch liever rond zonder de angst mijn knieschijven te breken. Ik ben lief, behulpzaam en als het moet sportief, ja. Maar er zijn grenzen.

Het trottoir is nog niet ontruimd. Al zijn er intussen al een paar dingen meegenomen door gelukszoekers. Er is al een rode waarschuwingssticker op de uitgeleefde bank geplakt en er zijn overigens al nieuwe buren. Wonen naast mij, is overduidelijk in trek. Die onbenullige ‘kleinigheden’ zijn het daarentegen niet.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 07/08/20)

maandag 3 augustus 2020

TINE ZIET (230): Huisvrouw

Er is me sinds zondag nogal wat duidelijk geworden wat sommigen wellicht al een geruime tijd van me wisten: ik ben een verschrikkelijke huisvrouw. Méér nog: ik ben helemaal géén huisvrouw. Natuurlijk weet ik al een lange tijd dat ik er geen talent voor heb. Dat was vaak de reden waarom ik zelden bezoek effectief binnenlaat. Daarom schakelde ik ook hulp in bij het poetsen. Maar een huis is meer dan vloer en stofnetten alleen. Sinds zondag besef ik dus ook daadwerkelijk waarom ik eigenlijk nooit spontaan bezoek krijg: mijn huishouden is werkelijk rampzalig!

Terwijl ik in mijn hoofd moest verwerken dat ik vanaf nu eigenlijk constant een mondmasker zal moeten opzetten, behalve bij het fietsen en aan tafel op café en in een restaurant, besloot ik eindelijk eens werk te maken van het opruimen van mijn keuken en opeens besefte ik dat ik bij het schoonmaken van mijn koelkast, dampkap, oven,… eigenlijk gewoon een mondmasker had moeten dragen want het was waarlijk ongezond! Nu ik sta erom bekend een beetje te overdrijven. Daar ben ik me terdege van bewust. Toch is dit hier geenszins het geval. Ik zal niet te veel in detail treden. Het was ronduit beschamend! Waarom voel ik de nood dit met jullie te delen?

Ten eerste wil ik me met dit schrijven openlijk excuseren aan iedereen die over de vloer kwam en dit moest ervaren: ik besefte het niet echt. Het moet een verschrikkelijke ervaring geweest zijn voor mensen met smetvrees! Ten tweede wil ik me ook verontschuldigen aan wie in de toekomst op bezoek zou komen: ja, dit is het beste wat ik er tot nu toe uit kon persen, uit die huisvrouwhandjes.

De laatste levensles die ik uit deze ervaring puurde? Behalve dat ik blijkbaar sausjes spaar? Dat ik wellicht een extra reden vond waarom mannen zich zelden aan mij willen binden. Als de liefde door de maag gaat, gaat dat hoogstwaarschijnlijk niet enkel op voor wat er op het bordje ligt…

Als het een troost kan zijn: wie het waagt, is vanaf nu ook zonder mondkapje in mijn woning welkom. Denk ik.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 31/07/20)

TINE ZIET (418): Madeliefjes

  Op eerste dag dat ik de lente voelde, bezocht ik met mijn moeder mijn vader. Nu ze niet meer met de fiets rijdt, geraakt ze er zelf niet m...