maandag 27 november 2017

TINE ZIET (93): Pyjama

Vrijdagavond lag ik wellicht net zoals veel buurtbewoners naar een schermpje te turen toen ik opeens een raar geluid hoorde. Het leek zelfs alsof mijn huis wat trilde. Nu, ik ben geen ramptoerist, dus maakte ik voorlopig geen aanstalten om op te staan. Toen er niet lang daarna allerlei sirenes klonken en een brandweerwagen met zwaailichten voor mijn raam bleef stilstaan, bedacht ik dat ik toch beter naar buiten stapte.

Eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat ik al in pyjama was. Ik trok snel een jeansbroek aan met mijn jas eroverheen. Sinds ik eens een paar getuigen van Jehova heb weggejaagd door in mijn pyjama van achter de voordeur te verschijnen, durf ik mij zelden aan andere personen zo te tonen.  Buiten stonden al mijn buren bij elkaar. Zij kenden overduidelijk geen pyjamaschaamte.

Buiten waren (alweer) twee auto’s op elkaar gebotst. Eén auto was nu met z’n neus in de muur van het kapsalon ‘geparkeerd’. En andere stond midden op het kruispunt. Ik hoorde de omstaanders zeggen dat het nu genoeg was geweest. Dat er al te veel ongelukken op dat punt waren gebeurd. Altijd door te hoge snelheid in combinatie met een voorrang van rechts. Ik had naar blote benen kunnen kijken, naar dessins op pyjamabroeken, pantoffels. Ik had mijn buurt als het ware in z’n blootje kunnen zien, maar ik kon alleen maar naar de vrouw kijken die vastgeklemd zat in de auto in de muur. Het bleek de overbuurvrouw te zijn. Hoe ze almaar bleker werd. Haar blik steeds verder weg. Hoe men met man en macht haar uit de auto wist te krijgen en hoe ze als een klein ziek vogeltje werd weggereden.

Ik bedacht dat er veel ergere dingen zijn dan je pyjama met je buren te delen.

(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 24/11/17)

maandag 20 november 2017

TINE ZIET (92): Wervelwind

De wind liet afgelopen dagen goed van zich horen. Dat is te merken in mijn straat. Alle bladeren liggen opeens weer allemaal voor mijn gevel bij mekaar gewaaid. Het blijft niet bij bladeren. Zo viste ik daarnet nog een flesje, een nat broodje, zakjes en een lege hamverpakking op om in mijn vuilniszak te proppen. Soms is de wind eens gul: gisteren vond ik nog een negligé op mijn koertje. Helaas pas ik er niet in. Zal ik toch maar bij de buren aanbellen en vragen of zij in het kleinood passen?

Maar er was ook een spreekwoordelijke wind te horen afgelopen weekend. Eén die misschien nog feller woei. Ik kon er in elk geval niet zo goed van slapen. Zelfs autorijden, een broodje eten, theedrinken, ging moeizamer. Hoe een held opeens tot een klein miezerig vies mannetje werd verplet. Ook al deed hij het eigenlijk zelf. De discussies liepen hoog op. Iedereen had opeens een mening en al die visies stoven ook tot voor mijn deur. Wat moet je daar dan mee? Je kan kiezen om ze op te rapen, maar evengoed wacht je tot ze voor een andere deur waaien. Dat is toch wat de meeste mensen met echte rommel doen? Maar als het om dergelijke berichten gaat, openen de meesten de deur en rapen alles wat ze vinden op om daarna weer hun eigen kijk op straat te gooien. Dat is zeker het geval als het om bekende mensen gaat. Of over zoiets delicaat als grensoverschrijdend gedrag. Dan wordt de wind opeens een wervelwind en dan denken we dat alles gezegd mag worden.

Daarnet zag ik nog een vrouw uit de buurt een blikje van voor haar voordeur wegschoppen. Ze schopte het op het midden van de straat. Soms zouden we dat gewoon moeten doen met wat er tot bij ons geblazen wordt. Soms.


(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 17/11/17)

maandag 13 november 2017

TINE ZIET (91): Logeren

Wat is er eigenlijk leuk aan logeren? Dat vraag ik me meer en meer af. Geen enkel bed slaapt beter dan dat van jou. Geen enkele douche voelt zo vertrouwd. Om van de wc nog maar te zwijgen. Maar we gaan zo graag eens op hotel. Ik ook.

De eerste keer met mijn koffertje naar mijn oma. Magisch vond ik dat. Met de vriendjes op kamp: heerlijk samen met de bananendoos! Logeren bij mijn vriendin in Wallonië: yes! Altijd weer buikpijn van het gemis. Een kamer om mijn bed die maar blijft kraken. Geluiden buiten die niet op het geblaat van schaapjes lijken. Wallen waar je uiteindelijk kan over vallen. Hoe jonger je bent, hoe meer wallen je kan verdragen. Dat ervaar ik toch.

Afgelopen weekend logeerde ik in het huis van mijn zus en schoonbroer om op hun kinderen te passen. Het is een jaarlijkse traditie geworden. Ik doe dat eigenlijk wel graag. Terwijl zij wat tijd met twee besteden probeer ik wat tijd te investeren in mijn nichtje en neefjes. Want hoe kunnen zij ooit hun rare tante leren kennen als ze die alleen maar op familiefeestjes zien?

Natuurlijk heb ik twee nachten amper geslapen. Bij elk verdacht geluid zag ik krantenkoppen en hoorde sirenes. De douche die ik dagelijks nodig heb om mijn ochtendchagrijn weg te spoelen, kreeg ik de eerste ochtend niet in werking. Dus ik was blij dat ik me zondagavond rond een uur of 21u op mijn eigen bed kon vlijen. De maan die de nacht daarvoor nog vol was, beet door de kier van mijn gordijnen naar binnen, maar ik sliep! Ik sliep!

Logeren gaat niet om het slapen. Maar om alles wat je wakker doet. En het slapen moet je later maar inhalen. Hoe minder jong ik ben, hoe meer winterslaap ik eigenlijk zou kunnen verdragen.


(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 10/11/17)

maandag 6 november 2017

TINE ZIET (90): Persen

Ik ben een citroen die zich makkelijk uitpersen laat. Vaak iets te makkelijk. Soms zou het beter zijn als ik me niet meteen zou meegeven in allerlei plannen en projecten. Nu denk ik: Ach, waarom niet? Wat moet ik anders met al mijn goede ideeën?

Het gevolg is dat ik me wat uitgeperst begin te voelen. Dat kan ook moeilijk anders. Afgelopen weken schreef ik gepersonaliseerde teksten aan de lopende band. Terwijl een ‘echte schrijver’ zichzelf en de opdracht meer serieus neemt, schudde ik zondag bijvoorbeeld veertien stiltegedichten uit mijn mouw naar aanleiding van veertien gesprekjes. Dat klinkt misschien wat weinig voor wie niet schrijft, maar het is te vergelijken met veertien unieke taarten, veertien pakken op maat. Niet spontaan maar op verzoek. En niet in ideale omstandigheden geschreven: want niet op mijn eigen vaste plek maar op een event en met de hand. Waren het allemaal goede gedichten? Nee. Waarom blijf ik dat dan doen? Waarom rijm ik niet wat vaker op ‘zelfkritiek’?

Simpel: omdat ik er uiteindelijk te veel plezier uit haal om mensen te zien glunderen bij een eenvoudig gedicht van herkenning. Want schrijven wat een ander voelt, dat kan ik goed. De Nobelprijs Literatuur zal ik er nooit mee winnen. Laat staan een geldprijs. Maar dat een onbekende vrouw me omhelst en het gedicht aan al haar vrienden laat zien met de woorden: “Dit bedoel ik vaak, maar zeg het nooit.” Dat doet me meer dan welke prijs dan ook.  

Zolang ik mezelf weer kan opladen en sappig word, zal ik het blijven doen. Tot het uiterste gaan. Woorden uit me persen. Het maakt mij meer een mens dan kunstenaar. Soms is dat misschien de kunst, iets wat mij meer mij maakt.


(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 03/11/17)

donderdag 2 november 2017

Reveil 2017

Ei! Pssst!
Zijt ge daar nog?
Lieve Emerence, Adelaire, Hermenie?
De jaren zijn voorbijgevlogen en we zien junder in de verste verte nie.
Jawel, we zien nog diene ene foto waarop gij, ook al waart ge dood, naar ons zijt blijven kijken.
Ge zijt toch wa verkleurt of ge trekt weg.  Alsof de inkt in uldere zerk is gelopen.
                Ik had hem zo innig lief en mocht hem niet behouden.

Of ge nu deelnemer waart van de eerste Tour de France.
Beenhouwer met de beste leverpâté op uw allereerste reis.
Russische prinses die hier in Menen in de psychiatrie is overleden.
Lieve kleine blauwe zoon met open hart in Amerika.
Piloot die onder een brug wou vliegen, maar dat beter niet had gedaan.
Kersverse moeder uit de Congo, met uw kindje om uw middel, drie uur voordat de para’s u hadden kunnen bevrijden.
Vijf kinderen uit hetzelfde gezin die nog geen jaar geworden zijn.
Jongen die naar de voetbal fietste, maar door een auto werd geschept.
Schilder met voorliefde voor de Leie.
Jonge moeder op de moto.
Echtgenote in een ijzeren bed in huis.
Gij hebt het allen niet gered.
Ge mocht allemaal voor altijd slapen onder een stenen bed.
De een kreeg een praalgraf, een echte grootse engel, een grafkapel.
Een eeuwige pleurante, marmer, blauwsteen, struiken op uw buik, klimop.
Sommigen van u kregen zelfs een plein, een eigen straat buiten deze hekken.

Maar weet ge, het doet zeer om tussen junder stenen bed te lopen.
Het doet mij verdriet, al ken ik junder eigenlijk nie.
Sommigen hebben geluk. Ze krijgen nog bloemen en een poetsbeurt met javel.
Afgelopen dagen werden plastieken bloemen opnieuw gerangschikt.
Grote graven werden weer eens opgeblonken.
Maar zoveel van junder zijn zo gebarsten, verhakkeld, scheefgezakt en dichtgegroeid dat ge vergeten lijkt. Zelfs de liefste herinnering hangt ooit op zijn kop Zijt ge dat dan echt? Vergeten?

Nee toch. Soldaten. Van welk land ge ook afkomstig zijt.
 Gij natuurlijk niet.
Gestreden hebt ge en geleden.
Daarvoor krijgt ge jaarlijks een hommage.
Het is u gegund. Dat meen ik zeer.

Politiek gevangenen: gefusilleerd of vergast.
Soms geslagen, nooit verslagen.
Ze zijn verworden tot kleine hoopjes as.
Zij stierven opdat België leve.
Ook dat mogen we nooit vergeten.

En, kijk eens goed, zoveel kleine engelkes.
Zo kort waart ge op de wereld dat er soms zelfs geen foto van u is, waarop ge leeft.
Het is schrijnend, dat ge samen met uw ouders dood zijt weggeblazen.
Dat enkel de wind aan uw graf komt spelen.

Polydore, Rigobert, Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid.
                Rust in vrede in uw sombere woonst.
Dit eindstation.
Gij had toch ook een broer, een zus? Een neef, een nicht.
Een buur. Een geheime geliefde.
Wordt er niet meer over u verteld?
Zijt gij uit alle dromen weggevaagd?
Waard gij niet ook een held?

 ‘Eeuwig vergund’ maar wat is u gegund?

Als uw zerk een keer wordt opgetild en weggetrokken,
Waar zijt ge dan? Wat blijft er van U over?

Wat er over blijft is dit:
Ge zit in de ogen van wie na u komen.
Ge zit in de stemmen, in een lichaamstrek,
Een uitdrukking, een slepen met een voet in een plastic zak.
Ge zijt in allen in die hier is en in het fladderen van deze woorden.
In foto-albums, in snapchats die niet verdwijnen.

Gij zijt in vuur.
Gij zijt in as.
Gij zijt in wat er komt

En in wat er was.

foto: Photogallery by H.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...