zondag 29 juni 2014

ZOMERZAND: DAG 2

Vandaag zou ik voor het eerst panda's zien. Met eigen ogen. Echte. Dit is geen echte uitdaging te noemen. Ik was al eerder naar Pairi Daiza gereden. Daarom beloofde ik mezelf op de loopbrug te lopen. Mijn neefjes en nichtjes vinden die loopbrug fantastisch, maar ik krijg daar toch knikkende knieën van. Doen. Dacht ik.

Het meisje besloot op een dag om in de bomen te lopen alsof het wolken waren. Daarvoor moet ze heel hoog naar boven klimmen. In de regen. Eens ze in de boom stond was ze daar niet alleen. Ze was niet alleen met angst maar hield zich dapper aan de touwen vast. Touwen die haar van de ene boom naar de andere boom verplaatsten. Toen de regen harder begon te vallen, dacht het meisje dat ze daardoor misschien ook zou vallen. Want de plank was ineens glad en leek opeens ook een slappe touw. En hoewel ze nu door de bomen wandelen kon, leek touwdansen voor haar geen vak. Ze bereikte veilig nat de overkant.
De bomen die haar zagen passeerden gniffelden met al hun takken. Zodat alle blaadjes als een klein beleefd applausje wuifden.

Ga ik dit nog doen? Ja. Tot ik zo snel kan wandelen dat ik lijk te zweven in plaats van neer te storten.




.


ZOMERZAND: DAG 1

Omdat ik inmiddels al meer dan drie jaar in Menen woon, leek het me een mooie uitdaging om me aan te melden als medewerker voor Grensrock. Grensrock is een sympathiek gratis festival dat georganiseerd wordt door een gedreven en degelijke organisatie in het Brouwerspark van Menen.
Op zaterdag 27 juni stond ik in de biertent met zicht op het podium van 15u30 tot 1u. 

Er was een meisje met voeten die alle richtingen uitgingen. Op een dag besloot het meisje om enkele uren zoveel mogelijk te blijven staan. Of hun richting toch zo goed mogelijk in te dijken. Van over een breedte van enkele meters liepen ze van voor naar achter van links naar rechts. De tenen waren daar niet gelukkig mee.
Die waren namelijk gewoon om meer van de wereld te zien. Als stil protest begonnen ze klemmen.
Het meisje wist niet was haar overkwam. Ze begon sneller van voor naar achter en van links naar rechts te stappen in de hoop dat haar tenen niet meer ontevreden waren over hun bestemmingen. Dat lukte niet.
Op den duur gingen ze zo hard knellen, dat het meisje haar schoenen aan de wilgen ging. En blootsvoets naar huis strompelde. Haar voeten bleven nog twee dagen nagloeien.


Ga ik dit nog doen? Wellicht wel. Al moet ik dan meer incalculeren dat zo lang rechtstaan vermoeiender is dan verwacht. Er was een mooie sfeer tussen de medewerkers. Terwijl ik werkte kon ik ook de optredende groepen horen en zien. Een andere manier van Grensrock beleven!



ZOMERZAND: MONIEK YOLOOT DE ZOMER DOOR

Ooit was vakantie voor mij een hele grote berg zand om in te spelen. Daarin was alles mogelijk.  Deze zomer zal ik een zandberg van mogelijkheden zien. Soms een knikkerbaan. Soms een restaurant. Een skipiste. Maar soms ook leegte. Tot ik weer schep. Of er iemand bij mij komt spelen. Vakantie is nog steeds een berg waarin ik me spontaan niet in zal vervelen.

De zomer van toen is niet meer hetzelfde. Jongeren spreken niet meer over zandbergen, maar over #yolo en #swag! Om de vakantie wat uitdagender te maken, (en om met de tijd van vandaag mee te zijn) neem ik me voor om elke dag iets te doen wat ik nog niet eerder deed. Mezelf uitdagen tot andere dingen dan anders. Want uiteindelijk leef ik dit leven maar één keer. Het gaat hier niet om stunts en buitenaardse activiteiten. Wel om mezelf elke dag over kleine grenzen te verplaatsen.

Anderen mogen me ook uitdagen met kleine dingen die ik nog nooit in mijn leven gedaan of gedurfd heb. Maar ik kan zelf beslissen of ik die uitdaging zal aangaan. Want mijn leven is mij liever dan lef.



donderdag 26 juni 2014

Betoog voor het Behoud van de Woordvogel: speech bij het openen van een gebouw

Geachte Dames en Meneren,

Vandaag lees ik op algemeen verzoek een stukje voor uit mijn betoog ‘Vreemde vogels in Menen’.

Als amateurornitholoog kan ik me stilaan een specialist noemen in het bestuderen van een vreemde vogel in mijn stad die Woordvogel heet.

De Woordvogel of de VerboKwibustie is een vogel uit de familie van de VerboKwieten. Hoewel er in het algemeen meer vrouwelijke varianten zijn, spreek ik – uit vrouwelijk oogpunt – verder in deze tekst met 'hij'.

Er zijn jonge vogels. Maar vooral veel volwassen vogels in deze familie. Volwassen exemplaren zijn herkenbaar aan de scherpte van hun bek. Hoe ouder, hoe scherper.

De vogel is een vogel die zich om het uur naar een ander lokaal dient te verplaatsen. Hij wordt gekenmerkt door heel wat praatjes.  Eerst wat verlegen en onverstaanbaar. Maar dat is maar schijn. Eens hij zich thuis voelt, is zijn woordenvloed niet meer te stuiten. Hij is bestand tegen alle weersomstandigheden, is flexibel en past zich makkelijk aan in nieuwe omgevingen. De Woordvogel tooit zich graag met pluimen die niet de zijne zijn. Hij is een schitterende imitator. Een briljante performer.

Hij is in te huren voor bijzondere gelegenheden zoals het presenteren van academische zittingen, het plechtig openen van gebouwen, voor het interviewen van lokale en minder lokale sterren. Maar evengoed te huur voor het houden van uw spreekbeurt over pakweg ‘De Stemmingswisselingen bij een Cavia’ of het opvoeren van een wagenspel in één of andere theaterhappening.

Nu is mij, als ornitholoog, al een tijdje opgevallen dat de Woordvogel in Menen zich anders begon te gedragen. Hij begon minder luid te zingen. Hij liet zich minder opmerken. Hij verloor pluimen. De glans verdween. En hij werd een beetje agressief. Na heel wat grondig onderzoek heb ik de oorzaak van dit merkwaardig verschijnsel gevonden: de VerboKwisbustie voelt zich ontheemd. Ook flexibiliteit kent zijn grenzen. Hij werd van het nestkastje naar de muur, van hot naar her geslingerd. Hij voelt zich meer en meer uit deze stad verbannen.

Ik ben het eens nauwkeurig nagegaan. De eerste keer dat ik met mijn verrekijker een Woordvogel in Menen spotte, zat hij in een heel erg koud gebouw. De Woordvogel zat met andere Woordvogels (Woordvogels troepen meestal samen)  onder een dikke winterjas. Bibberend moest hij improviseren met diepgevroren veren. Dat lukte hem wonderwel. Met veel respect zag ik het aan. De temperaturen in dat gebouw lagen lager dan de minimumtemperatuur van mijn kleinste tenen.

De Woordvogel kreeg het daarna met de hulp van radiatoren warmer. Maar voelde zich toch nog vaak onderkoeld, omdat het gebouw te weinig warm werd met al die radiatoren.  Bijna was hij tot een stakingsactie overgegaan. Maar net op tijd kreeg hij een nieuwe stek.

 Helaas: de Woordvogeltroep werd uit elkaar gehaald. Een gedeelte kreeg tijdelijk onderdak in de bibliotheek of het cultureel centrum. Een ander gedeelte kreeg een tijdelijk lokaal in het stadhuis. Elke keer moest weer worden meegedeeld, waar de verzamelplek nu weer was. Vervelend: het werd een ware chaos omdat Woordvogels om het uur naar een andere verzamelplek moeten. Het is dus niet te verwonderen dat de Woordvogel ook in deze situatie niet echt gelukkig was.

Toen kreeg de Woordvogeltroep een thuis bij De Figuranten, een heel groot oud huis, waar ze zich wel welkom voelden, maar toch nog bleven hunkeren naar een échte thuis. Want hoe welkom ze daar ook waren: sommigen vogels waren bang in dat huis. Bang om door de trap te zakken. Anderen voor het gas.  Die ontevreden Woordvogels verlieten de troep of lieten hun kop hangen.

Maar de Woordvogel behoort tot een koppig en heel sterk ras. Dat is algemeen bekend. Ze werden gelukkig niet uitgeroeid door ontmoediging. Ook al floten ze almaar minder enthousiast. Ze betaalden immers genoeg voor een mooi en heerlijk nest.

Vandaag worden deze lokalen hun nieuwe stek. Ze hebben het nestje al een paar weken mogen uittesten en toen ik ze met mijn verrekijker bestudeerde: merkte ik elke week een beetje meer glans op hun veren op. Hopelijk kunnen ze na hun vakantievlucht naar andere steden en landen weer hier terecht, want dit is – mijns inziens – een plek waar de troep weer aangesterkt zal worden. Waarna ze als flinke, talentvolle Woordvogels hun vlerken over deze stad zullen uitslaan.

Let daar maar eens op als u nog eens vogels spot!

Ik dank u voor uw aandacht.

Hopelijk fluit U mij niet uit.




donderdag 12 juni 2014

stelt paal en perk (17):

Deze week ontving ik een bruine enveloppe van mijn grensverleggende stad in mijn brievenbus. Heel even ging mijn hart wild tekeer. Ik dacht: Eindelijk een antwoord op mijn open brief die ik enkele maanden geleden schreef!(*) Maar ik vreesde ook een beetje een boete omdat er inmiddels weer een voegje mos op mijn stoep staat. Groot was mijn opluchting dat er met drukletters 'Enquête' op de enveloppe gedrukt stond. Hé, dacht ik! Mijn mening wordt gevraagd! Ik word toch een Menenaar!

Het bleek om een enquête te gaan over het plein achter mijn deur. Als ik wil, kan ik er op uitkijken. Momenteel heeft vooral mijn wasrek (en bijgevolg ook mijn wasgoed) uitzicht op die mooie rechthoek. Het is een plein omgeven door stevige bomen. Met gras. Met betonnen bankjes. Met schommels. Met een standbeeld. Als ik er voorbij wandel, ruik ik lavendel. Als het mooi weer is, piepen de schommels. Kinderen uit de buurt spelen er. Jongeren komen er samen. De leerlingen van de omliggende school moeten vaak rondjes lopen, terwijl de leraar brult. In de zomer wordt er petanque gespeeld. Dan ga ik bij mijn wasrek staan en gooi in gedachten een balletje mee. Want ik heb geen ballen om zomaar bij een hechte vriendengroep te gaan staan.

 Alweer bleek de afzender de preventiedienst van mijn stad. Blijkbaar was er op 21 mei een bewonersvergadering omtrent de overlastproblematiek op het plein. Op die vergadering werd beslist dat er een 'bewonersenquête zou worden opgemaakt om steekproefsgewijs een correct beeld te krijgen van de problematieken en hoe de bewoners tegenover die problematieken staan'. Ik kreeg de brief omdat ik op geheel willekeurige basis geselecteerd werd. Wat een geluk! Ik was een van de uitverkorenen! Ik zit vast in een goed laatje daar!

Ik nam de brief in handen. Problemen, dacht ik. Ik woon niet eens echt rond dat plein. Maar ik kom er wel vaak, als ik mijn auto niet voor mijn deur geparkeerd krijg. Vrouwen. Auto's. U weet wel. Maar ik passeer er vaak en hoor, zie weet dat er ongemakken zijn. Hondenpoep aan de schoenen, vogelschijt op mijn auto en andere troep in mijn vizier. Af en toe eens een scheldpartij. Enfin, vol nieuwsgierigheid en enthousiasme nam ik de enquête in mijn handen, die blijkbaar opgemaakt werd op 1-1-2014. Van enthousiasme gesproken...

Na de algemene gegevens somde men een hele reeks items op waarvan ik moest aanvinken of ik er problemen mee had in mijn buurt. Bij het probleem 'wild parkeren' voelde ik me heel even aangesproken. Er doken problemen op als 'vandalisme', 'graffiti', 'woninginbraak', 'overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik', 'aanrijdingen', 'zakkenrollerij',... Tussen al die verontrustende mogelijkheden stonden ook 'spelende kinderen'.

Blijkbaar zijn er mensen in de buren met klachten. Met angsten. Met grote ongemakken. Terecht  wellicht. Wie heeft die niet? Het is natuurlijk de taak van onze stad om aan die klachten gehoor te geven. Men moet zijn bewoners dienen. Of die nu grensverleggend zijn of niet.

Als ik jaarlijks vier keer mijn kleine koertje, dat als een soort bladvanger voor de bladeren van de bomen van het plein dient, moet opruimen, kan ik tegen de bomen klagen. Ik kan dat. Ik kan zeggen: 'Weg ermee! Kappen! Nu!'  maar de zon valt er toch zo mooi doorheen. Als ik op zonnige ochtenden en avonden die schommels hoor piepen, kan ik klagen. Maar ze piepen net als mijn schommel vroeger. Als ik kinderen hoor spelen, word ik soms chagrijnig: moet dat nu zo luid? Vooral als ik een ochtendhumeur heb. Dan denk ik: maar de meesten van die kinderen, hebben net als ik nu geen tuin. Waar mogen ze nog spelen?  Als ik auto's te snel zie rijden. Als ik weer datzelfde brommertje hoor optrekken. Maar evengoed kan ik klagen als de hond in de buurt weer loopt te janken. Over buren die net iets te enthousiast voor de Rode Duivels supporteren. Ik grom  daar soms eens over, maar langer dan een uurtje duurt dit niet. Waarom zou ik bij mijn burgemeester daarover klagen? Ik woon in een stad. Bewust. Niet in een huisje in het bos of in de woestijn. In een stad moet je elkaar kunnen verdragen.

De enquête werd aangevuld met een luikje over binding met de buurt en het sociale leven. En daar is waar volgens mij de ware pijnplek zit. We leven in een tijd waar geluk niet meer zo simpel is. Waar 'mijn' belangrijker is dan 'ons' en waarin verdraagzaamheid enkel nog in het kruidenrekje zit. Als we het niet kennen, gooien we het niet meer in onze soep.

Mijn buurt en ik, wij leven heel dicht op elkaar. Als mijn buurvrouw de vaat doet, trommelt haar bestek door mijn serie door. Ik hoor het ronken van de haardroger bij de kapster om de hoek. Maar nooit gaan we bij elkaar op bezoek, want hoe dicht bij ook bij elkaar wonen: we wonen volledig naast elkaar. Of toch niet helemaal: op zaterdag 5 juli wordt er een groot feest georganiseerd op en rond het plein. Natuurlijk zijn er dan ook mensen die de hele dag binnen zullen blijven en denken: 'Feest? Moet dat nu? En dan nog wel voor mijn deur? Te luid. Te veel. Te druk.' Aan die mensen geef ik toch de raad om hun ramen open te zetten en te luisteren naar wat er in de buurt leeft. Een plein is er om er als jezelf bij anderen te zijn. Een plein vol verscheiden mensen, is best iets om trots op te zijn.

Natuurlijk zal ik die enquête invullen. Met deze brief daarbij. Want ik woon in een buurt. Ik hoor erbij. Dat maakt mij blij.

(*) Een paar maanden geleden vond ik een verwittiging over onkruid op mijn stoep. Ik schreef mijn stad  toen met een open brief hierover aan. 

Tegen verzuring (2):

Vorige week lanceerde ik weer een anti-verzuringsactie voor mijn FB-vrienden.

Nadat ik weer allerlei postjes zag verschijnen met 'welk dier ben ik?' in welk stad moet jij wonen?' 'welk kleur ben jij?' bedacht ik dat mijn vrienden in soort identiteitscrisis moesten verkeren. Wie mijn status met een duim beloonde, beloofde ik hun ware identiteit te onthullen.

Vijfenzestig verloren zieltjes zette ik met een mooie hommage in de spotlight. Ik wees hen als het ware de weg in het duister. Heerlijk om te doen. Tine Moniek: de herder van de verloren kudde.

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...