maandag 28 december 2020

TINE ZIET (251): Donker

Daarnet zag ik de kersttoespraak van Danny van Circus Ronaldo. Hij spreekt een lege theaterzaal toe en heeft het over gemis,  dat nu zoveel dingen in het donker gebeuren en hij eindigt met: “Tot in het licht!”.

Het raakt me. Niet alleen omdat ik dat podium mis. Zijn speech is rekbaar tot naast de toestand waarin cultuur tout court zich bevindt. Veel dingen in ons leven zitten nu in het donker. Mooie dingen. Er zijn relaties ontstaan,  baby’s, oude liefdes die weer opflakkerden, fantastische projecten die nog niet te zien zijn voor de wereld, maar slechts in eigen bubbelkring oplichten. Het zijn dingen die nu op eigen tempo kunnen opbloeien en des te mooier zullen glimmen als het licht weer aan mag. Of toch weer uitdoven zonder veel trammelant. 

Anderzijds is er ook veel verdriet en angst in dat donker. Omdat we mensen niet zien, zien we hun donkere gedachten niet. Wat je anders ziet in een blik of hoort in een zucht wordt nu in een mondmasker of in afwezigheid gesmoord. Met een elleboog wordt niet getroost. Geen enkele zakdoek ondanks zijn absorptievermogen dept tranen op anderhalve meter. Veel mensen zwelgen bijgevolg in dat duister omdat ze niet worden gehoord.

Zelf gruwelde ik lang bij het idee om mijn huis van een kerstjasje te voorzien. Waarom zou ik mijn huis gezellig maken als ik vooral alleen zal feesten? Feesten gaat toch om een samen. Niet om slingers? Ook mijn moeder zag lang geen reden tot vieren. Ze ging dit weekend overstag en pakte de kerstdoos uit. Vandaag ook ik. Licht maakt licht. 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 24/12/20)

maandag 21 december 2020

TINE ZIET (250): Schat

Het blijft tot de verbeelding spreken om een put te graven en opeens op een schat te botsen. Zelf waren mijn geduld en mijn spierkracht nooit groot genoeg om diep te graven. Dus waren regenwormen, vreemde larven en plantenwortels mijn grootste vondsten.

In 2014 verscheen er in de krant een artikel over opgravingen in een tuin in de Koningstraat. Er circuleerden verdachte archeologen in rare pakken in de straat. Het betrof een gewaagde actie van De Figuranten die toen om geen stunt verlegen zaten. De opgraving van het Romeins schild was een verborgen persaankondiging voor een fijn artistiek project. Toen ik las dat er onlangs in Rekkem resten zijn gevonden van een Romeins brandgraf, dacht ik in de eerste plaats ook aan een ludieke stunt. Alsof ik even vergeten was dat er deze dagen weinig reden is tot animo.  De archeologen in de Dronckaertstraat kunnen dus niet anders dan levensecht zijn. Het gaat om een levensechte verrassende vondst uit de Late IJzertijd.

Het treft me dat graven en skeletten blijkbaar de grootste getuigen zijn van een vroeger leven. Zo weet ik dat als men mij ooit zal opgraven dat men dan griezelig veel van mij te weten komt. Meer dan mijn dichtste vrienden nu misschien al van me weten. Al duurt dat misschien nog duizend jaar: ooit ben ik een schat voor wie mij vindt. Tenzij men mij verbrandt. Dat heb je - eens dood - niet meer in de hand.

Hoe hoog je ook reikt, of je van waarde was, wordt uiteindelijk beslist door het team van een archeoloog.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 18/12/20)

dinsdag 15 december 2020

TINE ZIET (249): Nijd

Velen weten het niet, maar na het lezen van dit stukje weet de hele wereld het: ik bezit een gemene lading jaloezie. Om mezelf en anderen te beschermen, bewaar ik die op allerlei onverwachte plekken in de hoop er niet te veel op te botsen. Toch overkomt het me vaker dat ik opeens toch op een dosis stoot die dan ontsnapt. Meestal kan ik dit goed camoufleren. Alleen wie me goed kent, herkent het.

De afgelopen weken kwam er ik er wel vaker mee op een onprettige manier in aanraking. Zo liet het zich zien bij foto’s van gezellige tuintjes en koertjes deze zomer. Of zelfs bij sintfoto’s dit weekend. Al had dat laatste meer te maken met een blessure waarvan ik momenteel nog steeds aan het herstellen ben. De pijn zorgde voor extra pijnscheuten bij foto’s van chocolade, speelgoed en mandarijnen omdat ik niet aan mijn eigen rol in het feest had gedacht en geen spoedpietboodschappen kon doen. Maar bovenal voel ik jaloezie als een bruistablet in me op komen als ik merk dat mensen erin slagen om extra creatief te zijn deze periode.

Originele fotoprojecten. Prachtige muurtekeningen. Verrassende composities. Hartverwarmende projecten. Whatsapptheater. Mij lukt het allemaal niet. Terwijl ik voor dit virus geen problemen had. Soms bedenk ik angstig dat handgel ook verbeelding doodt. Of dat het toch het afgesloten zijn dat in mij gaten boort. Ik gok dat het dat is: mijn fantasie gedijt niet zonder vooruitzicht op een open deur. 

Gifgroen siert me niet. Zelfs niet met (een vleugje) dennengeur.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/12/20)

zondag 6 december 2020

TINE ZIET (248): SPANNEND

Terwijl ik dit schrijf, beleef ik eindelijk nog eens wat spanning deze tijden. Ik wacht namelijk op de ontstoppingswagen. Het voelt zowaar een beetje op de komst van de Sint zit te wachten. Al zal het me meer kosten dan een simpele wortel en een pintje en hangen er geen wimpels klaar.

Het vergt ook nogal wat voorbereiding om zo’n wagen te ontvangen. Zo moest ik voor het eerst in mijn leven een vergunning aanvragen bij de politie om verkeersborden te plaatsen want ik wou het doen zoals het hoort. De Koningsstraat opstoppen terwijl mijn riolering ontstopt word, leek me een bijzonder egoïstische gedachte.  Bij de technische dienst zei men dat zo’n vergunning normaal veertien dagen van de voren moet worden aangevraagd. Ik antwoordde dat ik toch niet zo lang van tevoren kon weten dat dit welriekend probleem zich zou voordoen. De man glimlachte door de telefoon en zei dat het wel in orde zou komen. En dat deed het want na enkele uren kreeg ik al een goedkeuring.

De grap is natuurlijk dat ik wellicht de enige in de Koningstraat (en misschien wel de hele buurt) ben om een vergunning hiervoor aan te vragen want er werd dit weekend bijvoorbeeld druk verhuisd en gewerkt zonder rekening te houden met verkeer dat werd opgehouden… Nu het gaf me toch wat extra uitdaging om uit mijn pantoffels en mijn trainingsbroek te schieten en het deed me even niet aan de naderende feestdagen denken want ook al zit er ik niet zo mee, ik zit er toch wel mee. Of zo.

Gelukkig zijn er de spannende avonturen van de Sint in zijn kamp op de binnenkoer van ons stadhuis om mij zoet te houden. De filmpjes staan te kijk op de FB-pagina onze stad. Het is best entertainend om ons schepencollege te zien acteren. Ik kan er naar blijven kijken en geef het toe: ik gniffel wat in mijn zelfgekweekte baard. Ook is het fijn om de Sint terug te zien. Al is het zonder pintje.

Maar als ik een emoticon/emoji  boven dit stukje zou mogen plaatsen dan was het toch ongetwijfeld een lachend kakske. Eerlijk waar.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 04/12/20)

 

maandag 30 november 2020

TINE ZIET (247): Weer wandelen

 Vorig weekend besefte ik met ontzetting dat wandelen dus hét hoogtepunt is geworden in mijn dagen. Sinds ik al mijn klassen weer vanachter een scherm moet toespreken en het online-vergaderingen regent, voel ik mijn bureaustoel aan mijn billen vastklitten en is bewegen in die buitenlucht een absolute must geworden voor mijn lijf en mijn gemoed. Dat er een wandelkompaan naast mij loopt, maakt het prettiger. Ook in mijn eentje maken bijvoorbeeld boslucht en avondwolken mij al behoorlijk extatisch. Dat is niet de enige ben, is duidelijk. 2020 zal ongetwijfeld een topjaar zijn voor alle wandel- en fietspaden in ons land. Hét moment bij uitstek om alle uitgestippelde routes eens van een grondige update en minstens één openbaar toilet te voorzien.

Ik schreef het hier al eerder: ik ben geen held in het volgen van aanwijzingen. Ik kan daar verder niets aan doen: wij hadden thuis vroeger duiven. Het deeltje in mijn hersenen dat een oriëntatiegevoel moest worden, werd aan de Blauwe Geschelpten geofferd zodat hij zo snel mogelijk van Arras naar huis kon vliegen. Zondag wandelde ik eens in een andere provincie. Als het een troost mag zijn: ook daar ontbraken bordjes bij de vleet. Ik had een vriend als kompas bij me. Hij leidde me langs allerlei bizarre bouwwerken met lelijke ornamenten voor de deur. Gelukkig ontdekten we ook een jong koppeltje in een verboden bosje langs het water en een prachtige avondlucht bij aankomt aan onze wagens. Hoe verdwaald we nu in wandelschoenen lijken, het komt wel weer goed.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 27/11/20)

dinsdag 24 november 2020

TINE ZIET (246): Slotklooster

 Er is in mijn leven nog nooit zoveel regelmaat en structuur geweest als nu. Niet dat ik een strikt dagschema heb zoals in een klooster, maar ik heb me nog nooit zo verbonden gevoeld met deze levenswijze.

Toen we in het zesde middelbaar zaten gingen wij op bezinning in een slotklooster in Brugge. Daar ondervonden we hoe een strikt dagritme aanvoelt. Gelukkig mochten we tijdens de maaltijd praten. ’s Avonds moest het wel heel erg stil worden. Te stil voor meisjes van zeventien. Wij waren extreem brave meisjes. Op een paar onnozele koekoekjes na, hadden wij geen kwaad bloed in ons. Dus hadden wij iets totaal onschuldigs bedacht. Op een bepaald uur zouden er enkelen een teken geven en zouden we kamer per kamer “Tsjoeke Tsjoeke” roepen en de laatste moest “Toettoet!” schreeuwen. Stel je die baldadigheid eens voor zeg! We lagen per twee op een kamer en gniffelden al van voorpret. Onze wiskundeleraar ontplofte en riep verhit dat hij ons op de eerste trein naar huis zou plaatsen als we niet onmiddellijk zwegen. We zwegen. Niet dat we bang waren om naar huis te moeten maar omdat we het niet leuk vonden om onze lievelingsleraar uit zijn botten te zien schieten.

We werden tijdens ons verblijf begeleid door zuster Ann die ons vertelde over het kloosterleven. Ze was rustig en had een zachte stem. Ik kon niet begrijpen dat iemand die zo jong en best sympathiek was, kon kiezen voor zo’n strikt en stil leven. Te midden van een leven vol leven, leek het in mijn ogen alsof ze voor stilstand had gekozen.

Nu lijkt het een beetje alsof we allemaal in een soort klooster zitten. Niet vrijwillig. Voor onbepaalde tijd verplicht. Braaf houden we ons aan de afspraken en regels. In dit geval is er misschien geen God in het spel, we geloven wel in beterschap. Wie zich niet aan de regels houdt, wordt afgestraft en wie op rebelsheid stoot, schiet uit z’n vel. Nooit eerder waren lontjes zo kort, was het ’s avonds zo stil en hunkerden we naar dat leven vol leven.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 20/11/20)

dinsdag 17 november 2020

TINE ZIET (245): Jacht

Afgelopen weekend ging ik herfstzon vangen in Zwevegem. Niet dat dat de stralen daar een andere intensiteit hebben. Alhoewel. Mijn moeder is afkomstig van Moen. Als kind kwam ik er vaak omdat mijn grootouders daar woonden. Het was dus een soort nostalgie die me naar Moen dreef. Ik had een vriendin mee en we wandelden langs de oude spoorwegberg in een streek die mijn moeder als kind groot gemaakt heeft. Het aantal wandelaars dat hetzelfde idee, maar wellicht een andere reden had, was groot. Veel mensen waren met hun kroost op tocht. Op een gegeven moment liepen we toch alleen langs smalle paadjes door de velden.

Opeens stonden wij oog in oog met een man met een geweer. Dat was in eerste instantie best wel schrikken. Je verwacht het niet. Het was een jager die op zijn beurt geschrokken was. Nu er was geen gevaar en mijn vriendin en ik konden er best om lachen. Hoewel we in andere tijden best soms letterlijk aangeschoten wild zijn, waren we natuurlijk geen doelwit voor deze man.

Een beetje verder waren we er getuige van hoe de jachthond door het dolle heen in en uit het veld sprong en verschillende jagers vanuit verschillende hoeken naar een prooi slopen. Het was best spannend. Een fazant vloog op en vluchtte voor haar leven. In onze hoofd haalde ze het, want we hoorden de jagers luidruchtig vloeken. Daarna wandelden we toch opgelucht verder. Getuigen van moord wilden we eigenlijk allebei niet zijn.

Eerder waren we wel getuigen geweest van een bijzonder tafereel. We zagen twee jonge vrouwen in feestelijke kledij samen met hun hond poseren voor een grote tractor waarin ook een jongeman zat. De vrouwen voelden zich wat ongemakkelijk met al die wandelaars en riepen lachend dat ze poseerden voor hun kerstkaart. Bij deze wil ik een oproep doen: ik zou die kerstkaart graag hebben. Omdat ze me altijd zal doen gniffelen en doen terugdenken aan een bijzondere wandeling in november waarin ik stiekem naar de kronkels van mijn wortels joeg. Ik verklaar de jacht bij deze geopend!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 13/11/20)

maandag 9 november 2020

TINE ZIET (244): Spam

Tot mijn schaamte moet ik bekennen de laatste tijd meer en meer online te shoppen.  Ook lokaal. Maar vaak gaat het om spullen die ik niet bij mijn lokale handelaars kan vinden (écht waar). Natuurlijk gaat het ook vaak om gemak. Er is deze dagen ook iets als ‘troostshoppen’. Ah, zielig vanuit je zetel of zelfs vanop het toilet iets bestellen wat je misschien eigenlijk niet nodig hebt zonder ervoor moeite te moeten doen. Het lucht op mijn vrolijke deurbel te horen. Ik ben er helemaal niet trots op. Dan vind je opeens de sympathieke pakjesbezorger enkele dagen na elkaar voor je voordeur. Schrijven dat de enthousiaste pakketbezorger met grappig accent inmiddels tot mijn bubbel behoort, zou overduidelijk overdreven zijn. Soit jullie snappen het plaatje ook zo wel. Wat me nu opvalt, is dat ik door mijn eigen grote schuld, dan ook veel spamberichten krijg daarover. Dat ik op den duur dus niet meer weet of ik een link naar een pakketje ook effectief moet opvolgen of niet. Laat het me zo zeggen: ik moet heel ad rem blijven om de juiste track-en-trace-codes door het bos te blijven zien.

 Hetzelfde geldt ook voor andere zwakheden. Zo had ik een moment van eenzaamheid weer een account op datingsite aangemaakt en opeens lijkt mijn computer me allerlei signalen te willen geven dat een heleboel mannen mij willen ontmoeten als ik maar op een simpele link klink om me daar ook aan te melden. Nu laat het me duidelijk stellen: mannen of vrouwen waar je je voor moet aanmelden, zijn niet aantrekkelijk en niet op liefde uit. Eerder gissen ze naar een failliet of een hartaderbreuk.

 Alsof deze crisis nog niet hard genoeg is nu, bestaat er dus tuig dat er op uit is om ons helemaal klein te krijgen. Die schoften komen niet samen op stiekeme feestjes en nemen je waar je het meest kwetsbaar bent. Je zwakheden bewaken voor spam, scam en oplichterij is bijgevolg een dagtaak in ophoktijden. Bescherming in de winkel en op straat: alles goed en wel. Maar bescherm je ook bij de pinken je eigen scherm?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 06/11/20)

maandag 2 november 2020

TINE ZIET (243): Gemis

We zouden het haast vergeten tussen alle maatregelen en nieuwsflitsen door: dit weekend is het Allerheiligen. Trouwe lezers weten dat ik een zwak heb voor deze traditie. Ik hou eraan om stil te staan bij gestorven bekenden en ze te herdenken met mooie, warme of grappige herinneringen. Herdenken hoeft niet per se aan een grafzerk of een kruisje te gebeuren. Daar ben ik me heel erg van bewust. Het kan ook bij een foto of een  ander souvenir. Of gewoon aan tafel met een kopje koffie en een koekje. Verhalen vertellen over de personen die gemist worden, is ook iets waar troost kan uit gehaald worden. De mooie bloemenzee op een begraafplaats maakt dat herinneringen ophalen precies wat minder droevig in mijn ervaring. Een ingetogen concert of een poëtische voordracht tussen de zerken nog meer.

Het is een van de redenen waarom ik Reveil een warm hart toedraag. Reveil roept al enkele jaren op tot een warmere rouwcultuur. Op meer dan honderd begraafplaatsen wordt er van 17u tot 17u45 een kleine hommage aan de doden georganiseerd. . Zondag is er voor het eerst een editie op het kerkhof van Lauwe. Een ideaal moment om samen gemis te delen. 

Dit jaar worden niet alleen de doden gemist. Mijn moeder moet bijvoorbeeld de traditie missen om iedereen nog eens aan tafel te hebben. Zelf zal ik net als veel anderen misschien de bloemenzee moeten missen naargelang de uitslag van een test. Anderen zullen thuis blijven uit voorzorg. Bel elkaar op. Schrijf eens een kaartje. Praat. Laat ons toch alsjeblieft niet zwijgen over wie er niet meer is. 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 30/10/20)

dinsdag 27 oktober 2020

TINE ZIET (242): Knuffelbubbel

Terwijl ik dit schrijf zit ik met een zelfgecreëerde knuffelbubbel om me heen die in de loop van de week nog zal toenemen. Vier paar ogen staren mij aan. Ik voel me zowaar wat op mijn ongemak. Op mijn werktafel zitten vier elektronische pluchen speelgoeddieren. Nog niet allen werken ze, of misschien heb ik nog niet door hoe ze werken maar ik ben in blijde verwachting van urenlang sociaal contact en coronaproof aaiplezier. Dat heb ik toch ooit geloofd toen ik de reclame destijds zag. Ook dankzij het herbekijken van ‘Het Eiland’ groeide mijn Furbywens. Ik plaatste een oproep op sociale media waarin ik me kandidaat stelde om minstens een maand op die beesten te passen. Uiteindelijk zijn ze momenteel niet meer in de mode en staan ze in veel kasten gewoon te verstoffen. Hier krijgen ze weer wat aandacht. Zelf mijn kat geeft kopjes aan die vreemde indringers.

Hoe is het in godsnaam zover gekomen dat ik op mijn leeftijd aan een tijdelijk opvangcentrum van Furby’s begin? Dat zullen velen zich wellicht afvragen. Terecht. Het is ronduit belachelijk. Ik noem het zelf een sociaal experiment: nu ik komende maand nog minder contact met de buitenwereld zal hebben, bedacht ik dat ik de tijd nuttig kon besteden. Zal ik me, nuchter als ik ben, kunnen hechten aan minstens één van hen? Vermoedelijk is het antwoord dat ik – eenmaal ze optimaal werken – een hartgrondige hekel aan ze zal hebben want wat maken ze een kabaal! Ik geloof dat zelfs mijn buren zich al zorgen maken bij al dat gewauwel.

Alle gekheid op een stokje: we moeten er immers het beste van maken. Als ik me vrolijker voel met pluchen beesten rondom mij: waarom niet? Als ik er anderen mee kan doen lachen, des te beter. Want hoe onprettig deze tijden zijn, lachen is iets wat altijd deugd blijft doen. Hoeveel batterijen ook mogen kosten. Misschien geeft dit inspiratie bij sommigen van jullie om ook een knuffelbubbel te maken. Let wel: gelieve achteraf niets aan mijn voordeur te dumpen: mijn bubbel is inmiddels gevuld.  

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 23/10/20)

maandag 19 oktober 2020

TINE ZIET (241): Het is zover!

Wat de doemdenkers hadden voorspeld. Wat de paniekhazen hadden gevreesd. Wat ongelovige Thomassen niet hadden willen geloven. Wat de gelovigen van complottheorieën hebben ontkend: het virus is alom present. Overal in mijn stad doemen berichten op van winkels en horecazaken die tijdelijk sluiten. Evenementen worden geannuleerd. Het zwembad wordt gesloten. In mijn klassen zitten heel wat leerlingen in quarantaine. Kennissen en vrienden wachten met bange hartjes de resultaten van een test af. Ons land kleurt langzaam helemaal rood. Het zorgend personeel draait volop overuren en de pakken WC-papier passeren opnieuw in grote getale langs de kassa.

Ook al voelen we ons nu gebonden aan vervelende maatregelen en ongemakken, wil ik toch een oproep doen om naar hartenlust ‘uit te laten’. Je hoeft er geeneens een huisdier voor te hebben. Meer nog: eigenlijk hoef je er niet eens voor naar buiten. Laat je oren uit: luister naar de tikkende regen op het dakraam, luister naar de vogels die op onze schoorstenen de ochtend in roepen. Het kraken van de bladeren. Laat je ogen uit: zoek de schoonheid op in dingen. In wolken, herfstkleuren, een verstild tafereel in het straatbeeld. Laat je vingers uit: laat ze wandelen over zachte wol in je kleren, voel de sappigheid van vroege mandarijntjes en als je nog kan ruiken: snuif het op!  Als je smaakzin er nog is: roep de smaak op van verse pompoensoep met kokosmelk en een snuifje kurkuma bijvoorbeeld. Laat je hoofd in dromen uit. Wikkel je in in de warmte van wat je hart beroert en geef niet op.

Laat ik eindigen met iets wat één van mijn jongste leerlingen vertelde. Ook van kleine jongens kan je wat leren. In een fantasieoefening over griezelen, zei hij dat iets zo eng werd dat zelfs de bladzijden uit zijn lievelingsboek sprongen en het op een lopen hebben gezet. Een prachtig beeld was dat. Zijn blik bleef verweesd achter met de kaft in de handen. Hou dat boek stevig vast! Zelfs zonder fantasie zouden de bladzijden ons kunnen ontsnappen. De realiteit heeft ons te pakken.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 16/10/20)

 

maandag 12 oktober 2020

TINE ZIET (240): Leerkracht

 Na ‘Werelddierendag’ volgt traditioneel ‘Dag van de Leerkracht’. Dat is al enkele jaren zo. Het één heeft niets met het ander te maken. Integendeel: een leerkracht mag werken als een paard, zijn job wordt vaak niet als een edel beroep beschouwd. In het verleden brak ik al vaak een lans voor leraren in het algemeen. Persoonlijk heb ik het zo stilletjes aan gehad met opmerkingen over vakantie en weinig ‘werkuren’. Ik heb écht niet voor deze job gekozen omdat ik extra vakantie wou. Ik offer met plezier mijn avonden, weekend en vrije dagen op voor mijn vak. Omdat ik passie wil delen. Ik keek op naar goede leerkrachten die in me geloofden en me lieten zien wat ik uit mezelf kon kneden en wil hetzelfde voor andere jongeren betekenen.

Natuurlijk zijn er ook leerkrachten waarmee het botste. Ik had ook een klastitularis die mijn ouders de hand niet wou drukken omdat ik een onvoldoende had voor chemie. Of een muziekjuf die ons vernederde door ons vooraan liedjes te laten zingen in een of ander dialect dat we niet begrepen. Een dactylomeester die ook opeens mijn zwemmeester was en me wel kon leren tikken als een gek maar me angstvallig liet ploeteren in het plonsbad. Docenten die altijd met een kater in de klas zaten.

Waar het om gaat is de meerderheid van een groep: velen doen het wel: ‘uitblinken’ in hun job. In de taak als leraar heb je het voordeel dat je ook kan laten blinken. Het doet deugd om leerlingen en oud-studenten te zien glimmen. Helaas lukt dat niet altijd. Daar ben ik eerlijk in. Leerkrachten zijn ook maar mensen en elke leerling is anders. Er zijn ook slordige poetsvrouwen, psychologen die de knoop in zelfzelf niet eens weten te ontwarren, dokters die de verkeerde pillen voorschrijven, ministers die faliekant falen…

Tel ze eens na op je hand: juffen die aaibaar waren als een angorakonijn, leerkrachten als olifanten zo wijs en docenten die zich moeiteloos als een kameleon aanpasten aan jouw persoonlijkheid. Aai hen over de spreekwoordelijke bol want zij bepaalden jouw levenspad.

 (verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 09/10/20)

maandag 5 oktober 2020

TINE ZIET (239): Opladers

Hoewel we al maanden in bubbels denken, mogen we niet vergeten af en toe onze leefwereld te doorprikken en weer naar buiten te komen. Door weer en wind!  Zo was er dit weekend het geslaagde en unieke Boulevard Guitar in onze stad, waarvoor drie festivalorganisaties samen met CC De Steiger en Stad Menen de handen in elkaar sloegen. Het resultaat mag dan natuurlijk wel een lightversie zijn van de echte zomerfestivals, het loonde zeker en vast de moeite om naar Zaal Park Ter Walle te komen. Al was het maar om weer eens samen naar livemuziek te luisteren en samen pintjes te drinken. Zelfs met een tijdslimiet, reservatiesysteem, mondmaskers en zittend op houten klapstoeltjes rook het toch een beetje naar gras, zon, zweet en verschraald bier.

 Ook naar gras rook het tijdens het slotweekend van ‘Etude’ van Bastion in de prachtige parktuin van de Oude Leielaan. Het was er prettig wandelen op zoek naar de kunstwerken tussen de wijngaard, in het herfstige groen en tussen de bomen. Het is daar dat ik oog in oog kwam te staan met een rode eik van 250 jaar oud. Hoewel ik de tuin al bij de vorige editie van Bastion bezocht, was het de eerste keer dat de boom zo de aandacht naar zich toe trok. De knoestige boom relativeert mijns inziens enorm. In het  verleden waaiden wel meer stormen voorbij. Maar voor die stevige bast, lijkt zelfs Odette een storm in een glas water…

 Mijn weekend ‘buiten’ ging verder met een bezoek aan ‘The House of Opportunity’ in CC De Steiger en in het stadsmuseum. Een indrukwekkend stukje collectie S.M.A.K. in onze stad. Kunst komt gewoon gratis en voor niets naar ons toe! Balancerend op piepende banken en krakende planken kon ik me heerlijk opladen voor een nieuw weekje ‘binnen’. Als kers op de taart was er een repetitie van de band. Daar ontstond ondanks mijn verwaaide nieuwe verfomfaaide herfstcoupe zowaar een nieuwe wereldhit.

Bijgevolg fladder ik nu door deze sombere eerste chauffage-dagen. Ik kan er wel weer tegen! Tegen die binnendagen in mijn opgedrongen cocon. Oplaadcode groen!


 (verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 02/10/20)

dinsdag 29 september 2020

TINE ZIET (238): Boomverkiezing

 Het is niet gebruikelijk maar in onze stad kan je tot 15 oktober je lievelingsboom nomineren voor ‘De Mooiste Boom van Menen’. Het mag dan wat raar lijken, het laat je in elk geval anders naar bomen kijken. Zelf nomineerde ik er nog geen. Om dezelfde reden die er ook voor zorgt dat ik zelden mensen nomineer: uit schrik te vergeten. Uit veiligheidsoverwegingen zou ik bijgevolg alle bomen willen nomineren. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van deze wedstrijd. Anders is er geen winnaar. Ik herinner me nog altijd levendig de teleurstelling na een creatieve wedstrijd in de lagere school waarbij ik mijn uiterste best gedaan had om iets moois en origineel te maken. De juf zei: “Jullie zijn allemaal winnaars, want jullie hebben allemaal jullie best gedaan. Nu krijgen jullie allemaal een snoepje.” Ik vond om één of andere reden dat ik meer snoepjes verdiend had. Niet dat ik zo arrogant was als kind, maar creativiteit was nu eenmaal een van die weinige vakken waarin ik kon uitblinken. Dat ik daarmee kon uitpakken, maakte het minder zwaar als ik weer niet werd gekozen in de turnles.

Natuurlijk zijn mensen geen bomen. Een boom hoeft geen oefeningen aan de rekstok te doen en  heeft wellicht geen enkele aandrang om wat dan ook te winnen. Al ben ik daar niet helemaal meer van overtuigd , sinds ik in het bezit ben van een boek met de titel ‘Het verborgen leven van bomen’. Ik kreeg het van een vriendin cadeau. In dat boek eigent de schrijver, een boswachter, menselijke eigenschappen toe aan bomen. Zo zorgen ze bijvoorbeeld voor hun zieke buren. Heel boeiend vind ik dat. Zo zou ik het wel makkelijk vinden om te communiceren als bomen met mijn buren. Dan hoef ik niet te zeggen dat ik het niet leuk vind dat ze vorige week een feestje organiseerden. Dan zorgen mijn wortels wel voor een of ander subtiel teken.

 Laat ons de bomen vieren! Welke boom trekken jullie massaal een lintje aan? Welke zuurstofdonor laat jou telkens weer in al zijn outfits vol bewondering staan?

 (verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/09/20)

 

 

 

maandag 21 september 2020

TINE ZIET (237): Kapjesvrees

Onlangs vergeleek ik stoffen mondmaskers met kousen die verdwalen. Hoewel ik eigenlijk genoeg mondmaskers heb, slaag ik er toch in om ze niet meer terug te vinden. Anders dan met verdwaalde sokken, want die vind je meestal nog wel eens terug als je je bed opmaakt, blijven verloren mondmaskers zoek.  Al grappend zeg ik dan dat ze mijn adem beu zijn en dat vrijwillig de benen namen. Anders gaat het met mondkapjes voor éénmalig gebruik. Hardnekkig vind je ze overal terug! Vooral op plaatsen waar ze niet zouden moeten liggen: op straat, in parken, op de speelplaats, in ontsmette klaslokalen. Ik voorspel een herfst met verdacht veel rare herfstbladeren want gedwee neemt de wind de mondlapjes mee. En het probleem is: durft u een exemplaar van iemand anders oprapen? Ik beken: ik durf het niet. Terwijl ik vroeger moeiteloos rommel van een ander op mijn stoep opruimde, ben ik nu bang om besmet te worden.

Ook over de speelplaats lopen om naar het toilet te gaan tussen verschillende lesuren in, blijkt ineens een risico. Zo liep een van de jongste leerlingen vrolijk over de speelplaats terwijl hij naar zijn voetjes keek en plofte op die manier mijn buik in. Had ik het kunnen ontwijken? Nee. Hij was een ongeleid projectiel en ik moest nu eenmaal de speelplaats over om naar de wc te gaan. En hoewel ik mijn lippen op de juiste manier had bedekt, voelde ik iets van paniek in mijn lichaam. Ik zal toch niet? Hij zal toch niet? Hoe vaak betrap ik me er niet op? Veel te veel. Maar evengoed betrap ik me op het oude vertrouwde als ik bij vrienden in de buurt kom. Dan lijkt alles toch ineens wat overdreven.

Hoe het met nieuwe kennissen zal gaan? Dat blijft voorlopig nog even afwachten. Ooit moet ik wel eens die ene ontmoeten. Hij hoeft niet als een ongeleid projectiel in mijn buik te ploffen, maar ik hoop op een blik die zegt: Ik zal toch niet? Hij zal toch niet? En een brede lach achter dat lapje. Want hoe ondoorzichtig stof of papier ook is, een lach blijf je altijd een beetje zien.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 18/09/20)

 

vrijdag 18 september 2020

Week van Dementie: poëzieproject in OLV Gasthuis in Poperinge


Bij het begin van de zomervakantie trok ik op uitnodiging een weekje naar OLV Gasthuis vzw in Poperinge en deed er mee met de namiddagactiviteiten, observeerde en babbelde met enkele bewoners. Bedoeling was om teksten te schrijven die gebruikt konden worden tijdens de Week van Dementie. Het waren vijf intense namiddagen waarin ik in een warme thuis te gast was. De bewoners zijn er omringd door fijn personeel die alles op alles zetten om ondanks de onprettige omstandigheden warmte en liefde uit te stralen naar 'hun mensjes'. Dat was toch duidelijk te voelen. 

Ik maakte een reminiscentie-activiteit mee, waarin herinneringen werden opgehaald aan de vakantie en hoe die vroeger werd 'gevierd'.  De dag daarop zat ik in de geur van kersenclafoutis. Op woensdag was er voor het eerst weer een voorzichtige gezamenlijke activiteit in de cafetaria: Vlaamse kermis. Zelf mocht ik van tafel tot tafel gaan als spelleider van het spelletje met de bekertjes en het balletje.  Op donderdag was er swingo-café, met verzoeknummertjes en op vrijdag hielp ik mee bloemen inkleuren tijdens de handwerknamiddag in de prachtige mansarde. 

Ik probeerde er niet teveel de aandacht te trekken en soms wat van op afstand naar de bewoners te kijken, maar ik had ook aangrijpende en hartverwarmende gesprekken. Wie me in die week contact met met had, kon horen dat ik het best soms lastig had met dit project. Ik was al eerder te gast geweest in WZC Andante Menen voor eenzelfde soort project. Maar eerlijk gezegd  viel het me deze keer zwaarder. Natuurlijk zat Covid-19 daar voor iets tussen: niet alleen zaten er mondmaskers, handgel en ongemakkelijke afstandelijkheid in de weg. Ook tussen mijn oren was ik als het ware aangetast na maanden ophokplicht. 

Vorige week ging ik terug om een twintigtal tekstjes op ramen en deuren te schrijven. Soms zelfs in spiegelschrift... Vandaag deel ik de volledige tekst met jullie, want maandag is het Werelddag van Dementie en start de Week van Dementie. De ziekte 'leesbaar' en mensen met dementie vooral gewoon 'mens' maken is hiermee mijn doel. 

Bedankt, OLV Gasthuis vzw voor jullie uitnodiging! En alle liefs voor wie er woont en zorgt! 





Hier in dit huis ben je niet te gast,

je woont er in een stukje thuis

waarin je samen met al je herinneringen past.

 

“Reizen naar de zon van Saint-Tropez.

Maanden kuste de zon mijn vel.

Mijn bikini moest zelfs niet mee.

Omdat nu almaar minder kan,

voel ik me soms in mijn blootje gezet.”

 

                              “Ik naaide de touwtjes aan elkaar

met veel courage en naald en draad.

Nu zwijg ik meer dan toen ik naaide.

Mijn bobijntje is voorzeker vastgeraakt.”

 

                                       “Mijn man speelde toneel.

Ik zal altijd op de eerste rij

en was zo fier.

Nu zit ik hier en hoop dat hij me ziet

zoals ik naar hem keek.

Dan voel ik mij minder alleen.“.

 

Hier schuilt in een lach een ondeugend meisje

dat opeens kwaad kan zijn omdat ze geen koekje kreeg.

 

“Ik heb geen kinderen.

Ik had zelfs nooit een man.

Nu ik meisje ben,

giechel ik de liefde naar me toe.”

                   

“Mijn grote gebaren wenk ik

meisjes naar me toe.

De schaamte die ik ooit

voor hen voelde,

ben ik ontgroeid.”

 

“Een jongen kwam onze nagels lakken.

Eigenlijk vind ik dat niet mooi,

maar waarom zou ik nee zeggen

tegen aandacht van een jonge man?”

 

Hier aait een vrouw soms de muur

alsof het haar in leven houdt.

 

          “Ik leerde mijn man kennen in het Hommelhof.

Mijn ogen blonken bij het eerste zicht.

Nu blinken ze als ik over hem vertel en

over hoe hij me meenam naar zijn boerderij

die ook de mijne werd.

Vrolijk luister ik naar de accordeon en

zoek op foto’s naar wat ik mis.

Gelukkig is er muziek die me herinnert

aan wat er was en is.”

 

“Liever was ik stout dan oud.

Maar sommige dingen

heb je niet zelf in de hand.”

 

“Soms steek ik mijn hoofd naar buiten

om te tonen dat ik er nog ben

en dat ik de zon nog niet vergeten ben.”

 

Hier tokkelt een hand soms

als een spin de tafel op.

Spelen verleert men niet.

 

 “Pietje, ik zie graag schone dingen.

Daarom ben ik ook graag snel.

Ik draag graag krullen in mijn haar en ringen.

Mooie dingen maken mijn ogen fel.”

 

“Zaterdag komen ze me halen met een Rolls Royce.

Dan word ik eindelijk koning van Engeland.

Die ene hierboven heeft me dat verteld.

In mijn paleis zullen mijn voeten en benen groeien,

zodat ik zonder hulpmiddelen voor mijn volk kan staan.

Daarna leer ik vliegen en verdien mijn strepen.

Mijn vrouw weet nog niet van mijn bestaan.

Het kan mij niet anders dan wat hij me vertelde vergaan.”

 

“Je moet fraai zijn.

Dàt is het hoogste goed.”

 

Hier vergeet men wat men eet.

En toch zal het altijd smaken!

  

“Ik ben verdwaald

tussen koffie en boterham

maar weet het niet.

Hoe vaak open ik de kast

en tast

naar wat er niet meer is.”

 

                    “Ik zit hier graag alleen

 om wat te kijken.

Het liefst kijk ik zwijgend

naar mijn dagelijkse pintje bier.”

 

          “Elke taart is lekker.

          Het herinnert aan een feest en

          dat er zoveel mooie dagen zijn geweest.”

 

Hier wordt met bezoek

een verre blik minder wazig.

 

“Ik zie almaar minder.

Zelfs bezoek zie ik niet meer.

Het is een groot geheim:

als men bij me is,

verdwijn ik meer en meer.”

 

“Ik zwijg liever

dan dat ze me

moeten zeggen

dat ik dom ben.”

 

                                       “Weet je, ik ben er eigenlijk niet.

Maar zeg het niet door. 

Anders jagen ze me weg

of moet ik in de gazet.”

 

Hier loopt men zenuwachtig af en aan.

Alle tijd van de wereld maar altijd haast.

 

“Nu ik alle tijd van de wereld heb,

Lijkt het alsof ik overal te laat ben.”

 

         “Mijn hele leven kuiste ik

          en nu vraagt men mij of ik kan breien.

          Ik kan het wel, maar minder goed.

          Misschien lukt het beter na verloop van tijd

          en denk ik aan sjaals in plaats van natte dweils.”

 

                                                                     “Straks neem ik de trein.

Ik wil bij mijn moeke zijn.”

 

Hier zorgt men voor

wie ooit zorgde.

 

          “Vroeger ging ik naar de markt.

Toen ik niet meer wist

wat ik nodig had en kocht,

kwam ik naar hier.”

 

                    “Wij zijn stille vrienden.

We zwijgen bijna altijd.

Behalve als we winnen.

Dan zijn we blij voor mekaar.”

 

 “Ik weet zo weinig meer.

En wat ik weet zal ook verdwijnen.

Maar ik ben er nog.

Nog steeds.

Dat mag men niet vergeten.”

 

Hier tonen foto’s aan de muur

wat we hadden willen bewaren.

         

“Je eigen kinderen overleven

daarvoor is het leven niet gemaakt.”

 

“Ik voel me niet meer zoals ik was.

En dat maakt me soms wel bang.”

 

                              “Heel mijn leven spitte ik.

Nu spit ik enkel in herinnering.”

 

“Toen ik stierf,

werd ik herboren.

Als ik weer zal gaan,

gebeurt het andermaal.”

 

Hier zijn de mooiste kamers die in het hart

van wie er werkt en draagt op handen.

 

                                                                                    Tine Moniek 

                                                                 


maandag 14 september 2020

TINE ZIET (236): Woordkeuze

Terwijl ik dit schrijf kleurt de lucht grijs. Van de zomer is weinig te merken. Mijn kuiten snakken weer naar jeans en de verwarming ronkt af en toe al zachtjes in mijn oor. Het zal niet lang meer duren voordat Koning Herfst ons weer gretig zal bedekken met een fameuze lading herfstbladeren. En hoewel we nu slechts een minuut verder zijn, word ik opeens verblind door een ferme zonnestraal door mijn dakraam. Als ik een weervrouw zou zijn, zou ik dit weer ‘wisselvallig’ noemen. Maar ik ben geen weervrouw en dat is maar goed ook. Dus noem ik het weer dan maar ‘verrassend’.

Een woord als ‘verrassend’ biedt perspectief: ik laat me graag verrassen. Wie van jullie niet? ‘Wisselvallig’ klinkt voor mij als een lelijke regenjas, die toch regen door laat. Kortom: de keuze van de juiste woorden is geen sinecure. Na maanden van in mijn kot zitten en bubbelcontacten, is het best weer wennen aan collega’s en leerlingen om me heen. Om eerlijk te zijn, is het vooral wennen aan al die woorden weer. Eigenlijk voerde ik al maanden vooral een ‘monologue intérieur’, zoals dat in mijn vak heet: een innerlijke monoloog. En opeens zijn daar dialogen en groepsgesprekken. Woorden bedoelen niet automatisch meer wat ze in mijn hoofd bedoelen. Ze komen uit een ander hoofd en kunnen bijgevolg een andere betekenis hebben. Weer rekening moeten houden met wat anderen rondom mij denken dus. Is dit herkenbaar?


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/09/20)

Tine Moniek presenteert: DE SPLEET

Tijd voor een nieuw speeltje! Vanaf nu ben ik te boeken met deze band: 





DE SPLEET opent zich met een zompige kreet. Teksten van Tine Moniek ondersteund door producersduo NVE en WL. Klef, vuns en voos splijt de scheur gedwee op een bedje van hitsige popmuziek. POPO (pop/poëzie) Nu al legendarisch.

Onze facebookpagina en ons instagramaccount wachten vol spanning op een achterban en optreedmogelijkheden! 

zondag 6 september 2020

TINE ZIET (235): Aanstekelijk

 Het is een mooie traditie geworden om op de eerste officiële schooldag om 7u de wekker te zetten en op mijn bed te luisteren naar die typerende stilte die de wereld lijkt te vullen. Ik vergelijk het graag met het zogenaamde Sinterklaasgevoel. Alles in blijde verwachting van het opstaan der blije kindervoetjes. De spanning die op dat moment in de straat hangt, gloeit zelfs door de dakpannen. En dan als in een sneeuwbaleffect: beetje bij beetje ontwaken de kinderen, terwijl de muren van onze kaartenhuisjes een zucht van verlichting slaken. De ouders ook, gok ik. Net als ik. Eindelijk terug naar school! Deze keer klonk het vrolijker dan afgelopen jaren. Dan hoorde ik nog gejengel en puberaal gevloek. Er was iets om me te verkneukelen.  Nu hoorde ik eigenlijk alleen maar huppeltjes en liedjes. Een vrolijke fietsbel. De stemmen van mijn volwassen buren klonken zachter. Deuren werden eens niet dicht geslagen. Het leek  sapperlootjes bijna de eerste dag van de zomervakantie!

Vergis jullie niet. Ik ben zelf een juf. Maar dat na de gewone schooluren. En ik ben dat graag. Ook al is dat begin eigenlijk niet dat begin waar we op hoopten. Het is tenminste een begin. We mogen weer. Niet voluit. Maar het mag! Dat doet goed. Echt. Ondanks de maatregelen. In mijn vak zal ik heel erg creatief moeten zijn. We zullen een heleboel missen en de automatische piloot moeten uitschakelen.

De dag daarvoor zag ik na maanden de collega’s weer terug. Zeer bevreemdend was dat eigenlijk. Allemaal achter mondmaskertjes en in de grote zaal van het cultureel centrum. Met lege zeteltjes voor, achter en naast ons. Omdat onze geplande teambuilding tot twee keer toe niet kon doorgaan, kregen we een goodiebag van ons lief feestcomité. Daarin vonden we een portie lekkere zoetigheid. Maar frappant was toch het flesje Corona Extra en de kleine gezellige cactus onderin de zak gewikkeld in bruin inpakpapier. Prikkelen en prikken. Dat zullen we! Zoetjesaan en met alle voorzichtigheid ondanks dat vermetel en stekelig besmettelijk wezen!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 04/09/20)

dinsdag 1 september 2020

TINE ZIET (234): Affectie

 Zondag mocht het eindelijk weer! Dan mocht de band waar ik in zit nog eens optreden. Het was van februari geleden. We veranderden intussen veilig in onze bubbel onze sound en onze naam. Voortaan gaan we als DE SPLEET door het leven. Die naam doet nogal wat wenkbrauwen fronsen, maar wie ons hoorde zondag, snapt wel waarom we onszelf die namen gaven. Het was ontzettend fijn om weer eens voor een echt publiek te staan. Ook het publiek vond het overduidelijk goed om weer wat naar een optreden te mogen kijken. Dit op gepaste afstand en met mondmaskers. Eerst was er een interview met Valérie Tack en Marieke De Maré, twee schrijfsters die allebei debuteerden bij het begin van de covidcrisis. Het was een enorm boeiend gesprek dat af en toe een klein buitje moest opvangen. Maar de zon kliefde de wolkjes doormidden, zodat het uiteindelijk heel erg warm was op dat geïmproviseerde openlucht- podium. We straalden allemaal in die natuurlijke spot.

 Naast het optreden zelf deed het ook ontzettend deugd om me weer te mogen opdoffen, al maakten de zogenaamde coronakilo’s het misschien wat minder flatterend allemaal. Dat was duidelijk op enkele foto’s te zien. Op diezelfde foto’s zie ik overigens dat ik niet de enige ben met dat probleem. Het was zo bijzonder om weer eens samen te zitten en elkaar terug te zien. Op gepaste afstand. Dat spreekt. Al blijft het lastig om met die anderhalve meter te blijven denken. Vorige week kreeg ik een brief van een hele goede vriendin die me als de beste kent. Daarin schrijft ze dat ze zich herinnert dat ik geen knuffelaar ben en dat ik bijgevolg wellicht geen affectie mis. Ik vond dat frappant te lezen. Ik zal haar vandaag terugschrijven dat ik de huidige afstandelijkheid zo enorm vervloek. En dat ik niets liever zou willen dan knuffelen. Urenlang. Dat ik het voorlopig puur met mijn kat doe. En gelukkig ook met woorden. En een blik. Heel graag ook met een microfoon. Al is dat laatste misschien een tikje loeiend hard. Graag zien. Waar zijn die handjes?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/08/20)

maandag 24 augustus 2020

TINE ZIET (233): Kleurmoe

 Het zijn hoogdagen voor de producenten van kleuren cartridges. Met heel veel spanning volgde ik alle mogelijke kleurcodes in nieuws- en weerberichten. Hoe zit het met het aantal covidbesmettingen in onze regio? Zou De Stoel van Boulevard Solar deze keer wél kunnen doorgaan? Hoe zou het onweer over Menen uitvallen? Mogen de deuren van de academie weer opengaan? Zou mijn band eindelijk mogen optreden? De scholen kregen uiteindelijk code geel. Het onweer code rood. Daardoor bleef De Stoel weer op stal. Het evenement ‘Literatuur in de Tuin’ kleurde ineens toch groen. De hele week werd bijgevolg één grote kleurboek .

Hoewel ik het allemaal best begrijp, word ik stilaan toch een beetje kleurmoe. Ik besef dat de kleuren voor duidelijkheid zorgen op een kaart. Dat het de dingen overzichtelijk maakt van op een afstandje. Dat het kan helpen om de te onthouden. Zo herinner ik me uit de middelbare schooltijd een leerkracht wiskunde die er op stond dat we bepaalde stukken in onze tekst in het roze of het geel fluoresceerden en helemaal leek te exploderen als we het eens met andere kleuren probeerden. Alles wat belangrijk was, verdiende een kleurtje. Titels, definities, hoofdzaak en bijzaak kregen allemaal een andere tint. Als ik naar het blad keek, was het alsof alles in kleur stond en ik bijgevolg ook alles moest leren. Dat was volgens mij ook haar bedoeling. Al zorgden de felle kleuren meer voor een soort blokkeren in mijn brein. Mevrouw, het spijt me zeer, om eerlijk te zijn herinner me zoveel jaren later meer de specifieke kleuren dan de lesinhoud.

Als klap op de vuurpijl zag ik me zondag honderden bollen wol per kleur sorteren in de nieuwe kast van mijn moeder. Ik twijfelde soms een beetje over het verschil tussen grijs en groen bijvoorbeeld. Maar het zal mijn moeder uiteindelijk worst wezen welke kleurcode ik op haar bollen kleefde. Ze kan nog hele jaren aan één stuk breien voor ze het zal merken dat een bolletje groen misschien toch wat blauwig kleurt.


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 21/08/20)

maandag 17 augustus 2020

TINE ZIET (232): Verkwikkend

Terwijl ik dit schrijf, zoek ik verkoeling in een afbeeldingen van landschappen in Antarctica en de wens een pinguïn te zijn. Mijn voorraad stoffen mondmaskers hangt te drogen en de wereld kreunt onder de hitte. Dit is een onvergetelijke zomer die helemaal niet als een mierzoet waterijsje smaakt, maar we maken er met z’n allen het beste van.

Vorige week wandelde ik met een vriend in een museum met onze mondmaskers op. We respecteerden de wetgeving en morden niet. Normaal hadden we samen in Parijs gezeten, maar we wijzigden onze plannen uit schrik en kozen een alternatief dat ook ontspannend was. Akkoord: zo’n mondmasker is niet leuk. Ik begrijp dat het voor velen een drempel is om überhaupt nog buiten te komen. Geef toe: het dragen van het lapje in gebouwen valt perfect te verbijten. Waar ik zelf wel kribbig van word, is dat het nu ook in de natuur moet. Zo was ik vorig weekend op bezoek bij mijn broer. Hij verbouwt een chalet in de Ardennen en ik maakte er een wandeling van 5 kilometer rond een stuwmeer. Bij de ingang stond dat het dragen van een masker verplicht was. Tijdens de wandeling van anderhalf uur kwam ik nog geen dertig mensen tegen, die het masker overigens niet droegen. Helaas voor hen reed er ook een politiecombi rond. Terwijl ik die mooie plek bekeek, bedacht ik dat het doodzonde was dat ik de volheid van de bomen, de aarde, het meer, de zomer… niet kon ruiken en ik miste ineens een heleboel dingen die al mijn hele leven vanzelfsprekend zijn maar die me al maanden zijn afgenomen.

Met de nodige afstand ontmoeten is een nieuwe norm geworden. Een simpele aanraking een risico. Festivals, concerten en theatervoorstellingen beperkt en al helemaal ondenkbaar in sommige steden. Ik mis feestjes, samen dansen met vrienden. Maar hé, we mogen op reis. We mogen sporten en bovenal: de terrasjes zullen op dit uur al weer goed vol zitten. Net zoals de treinen. Zoveel plaatsen die zelfs met een mondmasker op verkwikkend zijn, blijven helaas noodgedwongen leeg en dat steekt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 14/08/20)

dinsdag 11 augustus 2020

TINE ZIET (231): Kleinigheid

 

Mensen verhuizen. Dat is een feit. In de Koningstraat gebeurt dat misschien net iets vaker dan in de gemiddelde straat. Hoe dat komt, blijft me een raadsel. Ik woon er al een hele tijd en woon er op zich wel graag. Vorige week verhuisden buren die er blijkbaar maar een maand woonden. De verhuis moest overduidelijk snel gebeuren, want ze lieten hun meubilair op de stoep achter. Eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat de buurvrouw me eerder die dag in paniek aangesproken had, voor het eerst die maand, om te vragen of ze wat futiele ‘kleinigheden’ in mijn woonkamer mocht stockeren tot de Kringwinkel het op kwam halen.

Er is een tijd geweest waarin ik zou gezegd hebben: “Natuurlijk! Kom maar op!” Ik zou nog helpen sjouwen ook. Mensen in nood helpen, is toch een plicht? Gelukkig ben ik intussen toch wat meer wantrouwig geworden. Er floepten quasi automatisch enkele waarschuwingslichtjes aan. “Wat zijn die ‘kleinigheden’ dan?” “Is de Kringwinkel daadwerkelijk op komst?” “Wie ben jij eigenlijk?” Dus ik zei dat het niet kon. Daarom dus zette ze de inboedel gewoon voor de voorgevel en die van de buren, voor ze de voordeur achter zich dicht trokken om nooit meer terug te komen. Mijn schuld. Had ik die ‘kleinigheden’ trouwens aanvaard, had ik me een behoorlijk attractiepark op de hals gehaald iedere keer als ik mijn woning moest betreden of verlaten. Dat was misschien wel goed geweest voor mijn algemene conditie maar dan stap ik toch liever rond zonder de angst mijn knieschijven te breken. Ik ben lief, behulpzaam en als het moet sportief, ja. Maar er zijn grenzen.

Het trottoir is nog niet ontruimd. Al zijn er intussen al een paar dingen meegenomen door gelukszoekers. Er is al een rode waarschuwingssticker op de uitgeleefde bank geplakt en er zijn overigens al nieuwe buren. Wonen naast mij, is overduidelijk in trek. Die onbenullige ‘kleinigheden’ zijn het daarentegen niet.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 07/08/20)

maandag 3 augustus 2020

TINE ZIET (230): Huisvrouw

Er is me sinds zondag nogal wat duidelijk geworden wat sommigen wellicht al een geruime tijd van me wisten: ik ben een verschrikkelijke huisvrouw. Méér nog: ik ben helemaal géén huisvrouw. Natuurlijk weet ik al een lange tijd dat ik er geen talent voor heb. Dat was vaak de reden waarom ik zelden bezoek effectief binnenlaat. Daarom schakelde ik ook hulp in bij het poetsen. Maar een huis is meer dan vloer en stofnetten alleen. Sinds zondag besef ik dus ook daadwerkelijk waarom ik eigenlijk nooit spontaan bezoek krijg: mijn huishouden is werkelijk rampzalig!

Terwijl ik in mijn hoofd moest verwerken dat ik vanaf nu eigenlijk constant een mondmasker zal moeten opzetten, behalve bij het fietsen en aan tafel op café en in een restaurant, besloot ik eindelijk eens werk te maken van het opruimen van mijn keuken en opeens besefte ik dat ik bij het schoonmaken van mijn koelkast, dampkap, oven,… eigenlijk gewoon een mondmasker had moeten dragen want het was waarlijk ongezond! Nu ik sta erom bekend een beetje te overdrijven. Daar ben ik me terdege van bewust. Toch is dit hier geenszins het geval. Ik zal niet te veel in detail treden. Het was ronduit beschamend! Waarom voel ik de nood dit met jullie te delen?

Ten eerste wil ik me met dit schrijven openlijk excuseren aan iedereen die over de vloer kwam en dit moest ervaren: ik besefte het niet echt. Het moet een verschrikkelijke ervaring geweest zijn voor mensen met smetvrees! Ten tweede wil ik me ook verontschuldigen aan wie in de toekomst op bezoek zou komen: ja, dit is het beste wat ik er tot nu toe uit kon persen, uit die huisvrouwhandjes.

De laatste levensles die ik uit deze ervaring puurde? Behalve dat ik blijkbaar sausjes spaar? Dat ik wellicht een extra reden vond waarom mannen zich zelden aan mij willen binden. Als de liefde door de maag gaat, gaat dat hoogstwaarschijnlijk niet enkel op voor wat er op het bordje ligt…

Als het een troost kan zijn: wie het waagt, is vanaf nu ook zonder mondkapje in mijn woning welkom. Denk ik.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 31/07/20)

maandag 27 juli 2020

TINE ZIET (229): Pijltjes

In de zomer durven nog wel eens spontane ideeën uit een hoofd hoofd ontspruiten. Zo ging ik maandag onverwacht met een vriendin wandelen in Zonnebeke en omgeving. Ze had gehoord van een mooie route die startte aan het kasteel. Wij dus naar het kasteel. Daar bleken heel veel bordjes uit te hangen. We selecteerden een wandelroute van 11 kilometer en liepen meteen al de verkeerde richting uit. Dat bleek al snel, want het duurde naar ons gedacht te lang voor we een nieuw bordje tegenkwamen. Dus keerden we terug naar het punt van vertrek en liepen alweer de verkeerde richting uit. We konden er hartelijk om lachen. Het bordje was dan ook nogal verwarrend. Uiteindelijk geraakten we op het juiste pad.

Het was fijn te wandelen zonder gps: bordjes zijn veel praktischer. Dan zie je tenminste veel meer van de omgeving. Het viel ons op dat er heel veel verschillende wandelroutes waren die overlapten met onze route. Er waren ook fietsroutes en een ruiterroute. We wandelden door een fijn landschap aan een rustig tempo. Ergens na 11 kilometer geraakten we het spoor precies bijster. We begonnen net onze voeten en onze blaasinhoud te voelen.

Opeens bedacht ik dat het me nog nooit gelukt is een wandelroute te volgen zoals die eigenlijk uitgestippeld is. Altijd mist er wel een bordje of – geef ik toe -  vergeet ik er een op te merken. Ik bedacht dat de weg die je dan maar maakt,  een mooie metafoor is voor een ideale vakantiedag. Door de route net iets anders te lopen, mank ik me nu wel door de dag, maar kregen we ook het lumineuze idee toch iets te gaan eten. Eenmaal in het restaurant aangekomen, botsten we op bekend gezelschap, mochten aan dezelfde tafel bijschuiven en trokken uiteindelijk nog samen naar een plek die wellicht in geen enkele brochure vermeld staat. We klokten uiteindelijk af op meer dan 20 kilometer.

Pijltjes missen in dit leven, kan ondanks de blaren, verfrissend verruimend zijn.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 24/07/20)


maandag 20 juli 2020

TINE ZIET (228): Kamp

Vorig weekend zat ik op de trein naar Gent. Ik zat er in een wagon vol kinderen die op kamp vertrokken. Een kleine nachtmerrie dacht ik oorspronkelijk. Ik vervloekte zelfs zowaar de spoorwegmaatschappij omdat er geen stiltecoupés zijn in België. Tot ik begon te denken aan die fijne tijden waarin ik zelf gewoon op kamp vertrok met de trein. Als lid én als leidster. Hoewel ik de reis nooit graag maakte, was ik wel gewoon graag op kamp. De geur van het gras en de tent. Het wassen in een teiltje. Fijne activiteiten. Of luieren in de platte rust. Bananendozen die opeens gekrompen leken, want mijn kledij paste na al die kampherinneringen niet meer in de doos, zodat ik wel spullen moest achterlaten. De vriendschap. Macramé. De geheime kampcrush. Daar moest ik dus aan denken toen die joelende uitgelaten kinderen opeens allemaal tegelijkertijd naar het toilet moesten. En nog een keer. Vol spanning naar hun kampbestemming. Misschien zelfs al met stiekeme heimwee. En de leiding vol geduld en zin om er het beste van te maken in die kampbubbel. 

“Leidster! Leidster!” brulde een meisje met twee staartjes. De leidster kwam erbij en vroeg: “Je weet toch hoe ik heet?” “Ja, dat weet ik,” brulde het meisje terug. “Jouw naam is Joke maar ik noem je liever leidster op de trein. Zo weet iedereen in de treinwagon dat jij mijn leidster bent.”

Ik dacht aan de ouders die na het uitzwaaien, in de auto wellicht naar huis reden met herinneringen aan hun eigen kampen. Dat ze eenmaal thuis gekomen een grotere stilte opmerkten, misschien zelfs al een gemis. Misschien zou ik als ouder een tent neerzetten in de tuin om me ook op kamp te voelen met voor mijn neus een groot glas wijn. Ook al kan ik het me eigenlijk niet voorstellen soms probeer ik het toch. Wat ik zeker weet is, dat ik blij zou zijn dat er leidsters zijn die Joke heten maar ook gewoon graag leidster zijn en ook:  dat ik mezelf gelukkig kon prijzen niet mee te moeten reizen op die trein.


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 17/07/20)

maandag 13 juli 2020

TINE ZIET (227): Zeehond

Dit weekend zag ik eindelijk nog eens het strand. Dit in het gezelschap van twee volwassen leerlingen die het inmiddels zo lang vrijwillig met me uitgehouden hebben dat ik gerust van vrienden kan praten. We gingen al hun talrijke academiejaren uitzwaaien en kwamen zowaar in een zandstorm terecht zodat de activiteit ook uitwaaien werd. Onze kleren, onze oren en mond vulden zich met zandkorrels terwijl we een blik wilden te werpen op een zeehond die lag te chillen aan de pier. Ik vond het een bevreemdende situatie een zeehond in vrijheid te zien met naast ons een mevrouw in fluohesje die het publiek op een afstand moest houden. Natuurlijk begreep ik dat die dame er stond. Het was ook noodzakelijk: ondanks de felle windstoten wilden velen dichter bij het beest komen. Het was eerlijk gezegd wennen aan het idee dat de zeehond misschien in grotere vrijheid leefde dan wij in deze tijd.  Dat zegt natuurlijk alles. Ik ben het blijkbaar zo gewend om zeehonden in hoepeltjes en in grote zwembassins te zien dat het me zo verwonderde hem daar te zien. Confronterend is dat.

 Een dag na mijn kustbezoek zat ik aan een tafel in een woonzorgcentrum in Poperinge alwaar ik een week een schrijfproject doe. Ik zat er met bewoners met dementie samen voor de namiddagactiviteit alwaar herinneringen opgehaald werden aan vakanties. Er moest stevig worden gehengeld. Velen aan de tafel wisten niet eens meer dat ze ooit nog op reis geweest waren. De zee en Lourdes deden bij de meesten wel een vaag belletje rinkelen. Voor de rest was het deftig spitten in die reis in memorie. Toen ik later aan sommigen vertelden dat ik naar Oostende was geweest en dat ik daar een zeehond had gezien, keek een verpleegster me met een blik vol ongeloof aan. De mevrouw naast me giechelde en de mevrouw rechtover me zei met veel overtuiging: “Zie je wel! Ik heb het altijd gezegd! Maar niemand wou me ooit geloven!” waarna ze de kamer uit trippelde als een vrolijk fuchsia meisje.

 Als ik ooit vergeet, hoop ik op dat beeld van zeehond in mijn hoofd. 


(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/07/20)


TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....