zondag 7 oktober 2018

Hoe ik een woonzorgcentrum mocht ervaren:

Tijdens afgelopen zomer ging ik op verschillende plaatsen Buurtturen. Katrien daagde me uit om dat eens in WZC Andante te gaan doen. Zelf heeft ze mooie herinneringen aan fijne gesprekken in de cafetaria. Ze bedacht dat het mensen wel eens deugd zou doen als ik eens met ze ging praten. Natuurlijk ging ik die uitdaging aan.

Ik kreeg al snel telefoon van enthousiaste Nicole. Zij is er samen met collega Kate referente verpleegkundige dementie. We plakten onmiddellijk de Werelddag Dementie aan het gegeven en prikten drie data vast waarop ik zou langskomen. Op die manier kon ik alle afdelingen bezoeken.

Voor mijn eerste bezoekje had ik een kort verkennend gesprek met Nicole. Ze wou me toch enkele dingen duidelijk maken over dementie. Ze gaf me enkele tips en daarna werd ik aan tafel gezet in de eerste leefgroep. In WZC Andante hebben alle woongroepen de naam van een componist. Zo klinkt er toch symbolisch al wat muziek in het gebouw. Het is een prachtig gebouw. Elke leefgroep heeft een eigen terras. Er is ontzettend veel licht en de woonkamers zijn mooi ingericht.

De eerste namiddag had de ergotherapeute een schriftje meegebracht. Daarin stonden allemaal zegswijzen en gezegden. Ze las het eerste deel luidop voor en de bewoners die aan de tafel zaten, konden die meestal probleemloos aanvullen. Er zaten ook enkele typische West-Vlaamse uitdrukkingen bij. Iets wat voor mij persoonlijk heel bijzonder was, dat er een mevrouw aan tafel zat die mijn ouders en grootouders heel erg goed gekend heeft. Toen ik de naam liet vallen van waar ik vandaan kwam en hoe dat huis op de plek stond van een bekend café, bleek dat ze eigenlijk als kind naast mijn grootouders had gewoond.  Dat was wel heel erg speciaal. Want ik ben helemaal niet afkomstig van Menen. Terwijl ze eerder had gezwegen en niet zo veel had deelgenomen aan de conversatie was ze opeens heel erg babbelachtig. Toen ik later in de gang nog op haar botste noemde ze me bij de naam van mijn moeder.

Ook bezocht ik met Nicole enkele bewoners op hun kamer. Het waren bewoners die niet veel naar de woonkamer kwamen. Ze waren heel erg blij met een bezoekje en vertelden heel geanimeerd. Het was ook fijn de kamers eens te zien. Foto's en schilderijen in een kamer vertellen heel veel over een bewoner en het leven dat ze achterlieten.

De tweede namiddag bezocht ik twee leefgroepen. Met de eerste leefgroep werd er gesproken over oude beroepen en gebruiken uit de tijd van toen. De tweede leefgroep was net klaar met een spelletje bingo. Ze hadden net hun prijzen ontvangen en babbelden nog wat na met koffie.

Bij een derde bezoekje bezocht ik heel kort nog een leefgroep. Die zat nog aan het ontbijt. Ik vergezelde daarna de wandelclub en ging tenslotte nog even naar de laatste leefgroep.

Naar aanleiding van deze bezoekjes schreef ik vijftig korte tekstjes. Soms waren het losse zinnen. Soms waren het geïnterpreteerde citaten. Die ging ik op Werelddag Dementie op de ramen van het woonzorgcentrum schrijven. Terwijl ik aan het schrijven was, kwamen enkele bewoners gluren. Sommigen herkenden zichzelf in de schrijfsels. Soms herkende het bezoek gevoelens. Ook het personeel las nieuwsgierig mee, terwijl het alles in gereedheid bracht voor de activiteiten in de namiddag.

Het was een fijne ervaring waar ik oorspronkelijk een beetje bang voor was. Wat natuurlijk onzin was. Belangrijker dan dat label 'dementie' is het labeltje 'mens'. Zoals ik het personeel ervaren heb en de sfeer tussen de bewoners, lijkt het me zelfs bijna een leuk vooruitzicht om daar zelf te belanden ooit. Al duurt dat hopelijk nog een tijdje. Misschien stel ik mezelf wel kandidaat om in schoolvakanties mee te gaan wandelen in de wandelclub. Dat lijkt me een fijn vooruitzicht.

Hieronder de zinnetjes die te lezen zijn in de gang van Andante.

Graag wil ik Katrien bedanken voor de uitdaging. Nicole, Kate en het hele personeelsteam voor de fijne enthousiaste ontvangst en de bewoners voor hun fijne wijsheid, blinkende ogen en schone verhalen!



*
“Ik ben er nog,
maar mijn gedachten spelen
af en toe verstoppertje.”

*
Hoe hier vaak op een hoofd wordt getikt,
als men iets niet goed meer weet.

*
Wandelen met de wandelclub
is soms terugwandelen in de tijd.

*
Dit is een groot huis
waarin vergeten wordt
geaaid met warme handen.

*
“Liever woonde ik hier niet,
maar dit voelt wel al als thuis.”

*
Hoe liefde hier soms stiekem wordt gevonden
in handen onder tafel en gegiechel.

*
 “In ons hoofd ruist of sneeuwt het soms.
Eerst een beetje en langzaamaan wat meer.
Dat maakt ons verward.
Maar ons hart wordt net als
ieder ander graag verwarmd.”

*
Hoe in een hoekje van de living
altijd wel een stille getuige zit
die zonder woorden deelneemt
aan het  gesprek.

*
“Ooit zwom ik veel en snel.
Nu schiet er zo weinig van mij over
dat als ik nog zou zwemmen
zwom ik uit mijn vel.”

*
“Ooit had ik een hit die noemde
“Geef mij een pint.”
Nu zing ik zonder orkest de
mensen in mijn omgeving welgezind.”

*
Hier kennen wij nog onze zegswijzen en gezegden.
We vullen ze in spreekkoor aan.
Maar vraag je ons hoe oud we zijn
twijfelen we zwijgend.

*
“Ooit had ik een café.
Iedereen kwam graag bij me over de vloer.
Maar sinds ik hier woon, blijft men van mij weg.”

*
“Ooit verkocht ik kleren in een shoppingcentrum.
Ik hielp veel dames aan een kleed.
Nu helpt men mij.”

*
“Ooit had ik een man die soms bleef plakken op café.
Ik was toen ongerust en kwaad.
Nu zit ik soms aan de Leffe, maar mijn man
keert nooit meer weer.”

*
Hoe ogen opeens gaan blinken
omdat iemand over een vroeger praat
Dat bij je past. Ineens.

*
Hoe een dochter een moeder wordt
of soms ook een vrouw.

*
 “Ooit droegen wij met fierheid een pelerine.
Nu kent men dat niet meer.
Maar het is niet omdat men het niet kent,
dat wij geen warme schouders missen.”
*
‘Horen, zien en zwijgen.’
Dat deden wij ons hele leven al teveel.

*
“Ooit paste ik in een schoendoos.
Nu lijk ik al veel groter, maar elke dag
krimp ik meer ineen tot boon.
Op een dag ben ik niet meer te zien
en gaat het leven door.”

*
“Ooit vond ik mijn man met een droge haring.
Wie had dat ooit gedacht?
We trouwden op de kermis en hadden veel bekijks.
Toen kregen we een zoon die we veel te vroeg verloren.
Nu ik alleen en eenzaam ben, voel ik nog steeds verdriet.
Want die zoon bleef jong, ik niet.”

*
Hoe paarden hier soms nog hinniken
met de namen Blesse en Baai.
Hier zet men in gedachten nog kruiskens
voor het slapengaan.

*
“Ooit zagen wij ’t keunevintje
met keunevellen over zin hidong.
Sille Pappe was zin naam.
Zin beroep bleef niet bestaan.”

*
“Ooit was er een koster die veel meiskens zingen deed.
Vanboven en vanonder.
Zelf zong ik nooit. Nog niet.
Hij had eens moeten durven!”

*
“Ooit zat Madame Feys op een
pônnen stoel in de messe.
Ze leefde rijk van al die
Mensen die uldern dust gingen lessn.”

*
“Ooit danste ik met mijn vrouw
de jive op een concours.
Dat was toevallig.
We wonnen niet, maar verliezen
bestond niet als wij samen dansten.”

*
 “Ooit werd ik tegen de gilet geplakt
bij een uitdagende tango.
Ik plakte zo goed dat we
dan maar trouwden.
De lijm bleef lang bewaard.
Tot de dood ons scheidde.”

*
“Ooit gingen wij naar school op klompen.
Dat was toen heel normaal.
Later pas kwamen er schoenen.”

*
“Ooit was er geen televisie.
Pietje Praline was de eerste die er een had.
We gingen met z’n allen kijken.
Dat was een waar gebeuren!
Sinds die dagen kijken we vaker naar
een bewegende bak
dan naar elkaar.”

*
“Ooit had je zeteltjes in de cinema
waarop je wel aan elkaar moest zitten
voordat de film nog maar begonnen was.”

*
 “Ooit werd Kortrijk gebombardeerd.
Dat konden wij hier dan zien.
Grote vuurbollen schoten voor onze ogen.
Via gaten in de kelders waren alle buren
met elkaar verbonden.
Die verbondenheid werd dichtgemetst.”

*
Hoe ‘de stille waterroos’
nog bloeit als zij
hem zacht en trots
uit haar lippen tovert.

*
Hoe men kloppen op de tafel
negeert om met een glimlach
door de dag te komen.

*
Hoe de vrouw in de hoek begint te vloeken
en blikken rond een tafel elkaar versterken
tot een complot zo stevig als een kathedraal.”

*
Hoe Jefke de hond de bewoners
laat kwispelen als ze zelf een staart
zouden hebben gehad.

*
 “Ooit moest ik uit mijn woning
vluchten zonder kleren.
Ik kwam hierheen en ben er nog.
Hiervoor keek ik enkel nog naar televisie.
Hier draag ik kleren van een ander,
maar ben hier ooit alleen.”

*
Hoe men hier soms duikles krijgt,
bij het nemen van een bad.

*
Hoesten is hier soms gewoon
wat aandacht vragen.

*
“Hoe de wereld zo snel verandert
en wij moeten maar mee.”

*
Scholen met nonnen waren zoveel strenger.
Kwam dat door de Heer?

*
 “Ooit speelde ik op een hofstee.
Nu speel ik bingo achter ramen.
Hoe graag ik ook buiten kwam,
ik blijf liever op mijn kamer.”

*
Een soutien wordt hier overbodig.
Wat ooit zwol van trots
wordt nu losjes zonder gêne
in de gaine verstopt.

*
Hoe men blij kan zijn met soep.
Dat zie je niet zo vaak meer.

*
Hoe die ogen stralen
omdat een arm wordt aangeraakt.

*
Hoe looprekjes als stoel worden gebruikt.
En een babbeltje als adem.

*
Hoe fierheid in een kapsel past.

*
 Hoe mannen soms weer jongens worden
en meisjes soms weer dames.
In een vingerknip
en weer terug.

*
Hoe een winterjas op de gang
verdwaalt op zomerdagen.

*
Hoe wielrennen een kamer vult
omdat het beweegt.

*
Hoe aan een tafel wordt gezwegen
omdat de woorden bijna op zijn.

*
Hoe lastig het soms is
de zon te zien
als je zoveel mist.

*
Dat het personeel op handen draagt
is vaak ook wederzijds.
Hier draagt men elkaar met zorg
tot een laatste adem.

 Tine Moniek
21 september 2018






Geen opmerkingen:

TINE ZIET (447): Euforie

Er zijn weinig dingen die zo kunnen opladen als een wandeling. Zeven jaar geleden had ik dit nog een uitspraak gevonden die bij de dagtrippe...