dinsdag 29 april 2014

stelt paal en perk (16):

Als kind las ik strips om niet in een gesprek betrokken te worden. Een ideaal wapen vond ik dat. Vanachter de plaatjes deed ik alsof ik las, men liet mij met rust maar eigenlijk hoorde ik meer dan de helft van het gesprek toch. Ik hoefde er alleen niet aan deel te nemen en vormde terwijl ik Jommeke, Urbanus, Suske en Wiske las een eigen mening.

Een grote fan van Suske en Wiske was ik niet. Maar met één exemplaar had ik een bijzondere band. Ik nam het telkens weer de handen als er een zware discussie door huis ketste. Het was De parel in de lotusbloem. Een speciaal nummer dat Paul Geerts maakte als hommage aan Willy Vandersteen. In deze strip wordt Tante Sidonia doodziek omdat ze het slechte nieuws om zich heen niet meer kan verwerken. Meer nog: ze zal sterven als er geen wonder geschiedt. Suske en Wiske vinden uiteindelijk in Nepal dé redding. Na een heleboel spannende avonturen, mogen ze bij de Dalai Lama komen die twee witte sjaals de lucht in laat vliegen. Diegene die de sjaal draagt zal nooit sterven. Eén sjaal komt om de nek van Willy Vandersteen te hangen, de ander waait helemaal tot rond het smalle nekje van Sidonia. Wonder boven wonder: met die sjaal is tante weer zo optimistisch als een fris en levend hoentje.

Het leek me onzin. Dat iemand doodziek kon worden van slecht nieuws. Maar hoe ouder ik word, hoe meer ik natuurlijk tot het besef kom dat dit helemaal niet zo onzinnig is. Meer nog: ik krijg er zelf ook last van. De eerste keer dat ik het besefte was toen ik enorm zwaarmoedig werd bij het nieuws van de opgravingen in de tuin van Marc Dutroux. Dagen luisterde ik met de ramen open naar de Noodlotsymfonie. Horendol werden mijn ouders daarvan. Maar voor mij was het een soort verwerken. Vanaf dat moment had ik het wel vaker als ik naar het nieuws keek. De eerste keer dat ik ook fysiek onwel werd, was toen ik het nieuws hoorde over de dolle schutter in Utøya. Ik hoorde het nieuws in de auto en moest mezelf dwingen aan de kant te gaan staan. Vanaf dat moment stelde ik een buffer in bij mezelf: minder naar het nieuws luisteren en kijken en meer misdaadfictie voor mij: die is toch niet echt. Tegenwoordig zijn hier allerlei psychische termen voor en is dit op te lossen met therapie en een pilletje. Maar voorlopig weet ik dat nog liever niet. In elk geval: de oplossing zal ik wellicht niet vinden in de handen van de Dalai Lama en eeuwig leven wil ik al helemaal niet. Stel je voor!

Me helemaal afsluiten voor slecht nieuws wil ik niet. Niet alleen zou ik dan nog meer naïviteit kweken of alle zin voor realiteit verliezen. Ik zou misschien de mens worden die ik veracht: de bikkelharde bulldozer die apathisch iedereen plat walst. Dus probeer ik het nieuws dat tot bij mij komt op te nemen met een denkbeeldige strip in handen. Ik bedenk er lichte tekstballonnen bij. Soms lukt me dat. Maar evenveel ook niet.

Voorlopig valt er op zich nog wel mee te leven met die overdosis aan empathie.In deze dagen met de hoogste algehele zuurtegraad in tijden (bijna alles en iedereen drijft tegenwoordig in azijn), krijg ik het wel steeds lastiger om mezelf van zwartgalligheid te bevrijden. Dat geef ik hier grif en eerlijk maar met een kwinkslag toe. Al is het strikje van Wiske inmiddels wat oubollig achterhaald en hoewel we fysiek wel uitersten zijn, zit er toch een behoorlijk stukje Tante Sidonia in mij. Wie of wat zal mijn Parel in de Lotusbloem zijn?

donderdag 17 april 2014

stelt paal en perk (15):

Geachte,

Toen ik inmiddels meer dan twee jaar geleden in uw stad kwam wonen, had ik lak aan wat vrienden en familieleden van Menen dachten. Velen verklaarden me eerlijk gezegd gek. Maar aangezien ik in deze stad werk en omdat ik me hier eigenlijk goed voelde, leek het mij heerlijk om Menenaar te worden. Worden, ja, want als je meer dan dertig jaar in een ander dorp leefde, duurt het wel even voor het etiket 'Menenaar' op je voorhoofd kleeft.

Vooreerst is er natuurlijk het sappige dialect. Dat heb ik nog steeds niet echt onder de knie. 'Leer eens Menens!' grapt men soms. Daarnaast is het belangrijk om te integreren in een stad waar je woont. Dat je de mensen kent, de gebruiken, de tradities,...  Voor iemand die eigenlijk best verlegen is, is dat niet altijd makkelijk, maar ik geloof dat dat eigenlijk wel lukt. Steeds meer herken ik mensen in het straatbeeld en meer nog: zij herkennen ook mij. Ik daag regelmatig op bij culturele activiteiten: zo ben ik vaste bezoeker van uw cultureel centrum en van de bibliotheek. Ik laat mij zien of werk mee op festiviteiten. Mijn boodschappen doe ik meestal lokaal en in de plaatselijke horeca durf ik me ook meer en meer te laten zien. Via mijn werk en interesses leer ik steeds meer Menenaars kennen. Ik smeed hier vriendschapsbanden voor het leven met mensen die het me niet kwalijk nemen dat ik hier ben komen wonen. Kortom: ik denk wel dat ik op goede weg ben, een rasechte Menenaar te worden. Eenmaal ik die titel verworven heb, zal ik hem met trots dragen.

Groot was mijn verbazing om begin deze week een briefje van de Gemeenschapswacht in mijn brievenbus te vinden. Daarin werd ik op de vingers getikt omdat mijn 'terrein-woning-gebouw-gevel-voetpad sterk begroeid is met onkruid'. Nu, ik ben geen grootgrondbezitter: ik bewoon een klein rijhuisje in de Koningstraat. Het kon dus alleen maar over mijn stoepje gaan, want de grijze gevel vertoonde geen tikje groen. Maar waar ik me eigenlijk nog meer zorgen over maakte was de volgende zin: 'Je hebt er alle belang bij om dit in orde te brengen, want bij aanhoudende verwaarlozing kan een GAS-boete opgemaakt worden.'  Dat is toch even schrikken, want hoe je het ook leest, dit leest als een bedreiging, maar ook als een belediging. Het simpel briefje wijst me met de vinger en zegt dat ik verwaarloos. Niemand wil boetes betalen, maar niemand wil ook het etiket 'verwaarlozer' op zijn voorgevel geplakt krijgen. Ik repte me naar buiten en inspecteerde mijn stoep: er stonden wat zielige plukjes mos. Meer niet.

Ik begreep het eerlijk gezegd niet. Dus ik liet bovenstaande foto en het briefje van de Gemeenschapswacht aan enkele vrienden zien.  Eén enkeling vond het maar normaal. Sommigen vonden het schandalig en zaten onmiddellijk weer op het paard: 'Dat komt ervan als je in Menen gaat wonen!' Anderen vonden het hilarisch en waarschuwden mij dat ik, lichtgelovige, me weer had laten beetnemen. Dus ik twijfelde even. Aarzelend mailde ik de Preventiedienst. Al heel snel kreeg ik een vriendelijk antwoord dat het wel degelijk om een serieuze aangelegenheid ging. Dat men mij, in het vooruitzicht van de zomermaanden gewoon had willen informeren over onkruid aan mijn voorgevel. Maar de woorden 'Je hebt er alle belang bij om dit in orde te brengen, want bij aanhoudende verwaarlozing kan een GAS-boete opgemaakt worden.' lieten me niet los.

Die nacht droomde ik dat ik Menen uitgezet werd om wat onkruid op mijn stoep. Badend in het zweet, besloot ik die ochtend om wat aan dat zwaard van Damocles te doen. Om paal en perk te stellen aan de 'verwaarlozer' die ik was. Ik maakte mijn scherpe schilmesje bot, haalde bleekwater, azijn én schuurborstel. Ik nodigde zelfs vrienden uit voor de 'ontgroening van mijn stoep', maar helaas kwam niemand opdagen. Uiteindelijk was het eindresultaat: een klein hoopje groen in een potje maar vooral een schone stoep.





Het gemis aan die sprietjes, maakte ik goed door even naar de plaatselijke bloemist te rijden en een grote bak viooltjes te kopen. Enfin: als u voorbijkomt, mijn voorgevel vertoont nu echt wat groen. Ik hoop dat U dan trots denkt: 'Hier woont een Menenaar die meewerkt aan een schone en aangename stad!'  Want natuurlijk: onkruid hoort naast hondenpoep en zwerfvuil niet in het straatbeeld thuis. De briefjes van de Gemeenschapswacht waren niet zonder succes: de Koningstraat werd afgelopen dagen toch een beetje Schrapersstraat. 

Bij deze beloof ik plechtig om in de toekomst zo weinig mogelijk groen uit mijn stoeptegels te laten piepen. Maar verlos me van die nachtmerries en dat zwaard: mag ik nu in Menen blijven? Mag ik nog Menenaar worden?

Hartelijk,
Tine 

PS: Voordat ik met het botte schilmesje aan de slag ging, wou ik wel leren hoe te ontgroenen. Daarom wandelde ik even naar het postadres van de Preventiedienst en daarna ook nog even naar het Stadhuis. Die voorstudie bleek uiterst nuttig.




TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...