maandag 30 december 2019

TINE ZIET (199): Uitbuikperiode


Als dit stukje verschijnt, zitten velen van jullie wellicht in de zogenaamde ‘uitbuikperiode’: de periode tussen alle feestdissen in. Het is de periode om schaamteloos in pyjama voor de televisie te hangen of om je in alweer een andere lossere outfit te wurmen voor één of andere receptie. We hebben ons via De Warmste Week van onze meest vrijgevige kant laten zien en nu is het tijd voor onszelf, vrienden en familie. Als kind bracht ik die dagen met mijn gezin door. Samen met mijn vader naar het circus kijken op televisie. Of naar een zoveelste herinnering van een jeugdfilm. Gezelschapspelletjes spelen met z’n allen. Restjes opeten. In een zetel moeten zitten die te krap is voor al die kinderbillen. Met buikpijn naar tante en nonkel rijden en misselijk thuiskomen omdat ik niet van de chips en andere rommel kon afblijven. Als je ouder wordt en geen gezin hebt, zijn die dagen misschien minder familiaal. Je ziet wel nog familie, maar minder intens. Toch blijft die ‘uitbuikperiode’ even gevaarlijk. Altijd wel ergens een feestje en natuurlijk is gebleken dat vrienden minstens even gul zijn met drankjes en hapjes als familieleden en dat zetels na al die jaren nog krapper worden. Of zijn het de billen?

Het is ook in die befaamde periode dat we voornemens bedenken. We gaan met z’n allen op de denkbeeldige of letterlijke weegschaal staan en maken de balans op. Er zullen weer gretig fitnessabonnementen en stappentellers aangeschaft worden. Na een teveel aan alcohol zal weer gezworen worden: “Een maand geen druppel meer!” We zullen het jaar 2019 een titel geven, dichtplakken en op zolder zetten en vol spanning een nieuwe doos plooien voor dat bijzondere jaar 2020. Of het effectief bijzonder zal worden, is nog raadselachtig. Maar ik wens het jullie toe. Omdat het leuker is om met verlangen naar iets uit te kijken. Zeker met een uitpuilende buik. En in een lege doos kan nog van alles passen. Maak er wat moois van! Omdat het kan.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 27/12/19)



maandag 23 december 2019

TINE ZIET (198): Feeëriek


Eerst en vooral wil ik van de gelegenheid gebruik maken om me uitgebreid te excuseren aan de inwoners van Wevelgem. Vrijdagavond had ik in een jolige bui op sociale media een foto gepost van de sfeervolle kerstversiering in het centrum, met daarbij de mededeling dat ik telkens aan ‘Het Meisje met de Eierstokjes’ denk als ik door het centrum van de stad rij in Feestperiodetijd. Daarop zijn heel wat reacties gekomen. Toegegeven: vooral van mensen die dit grappig vinden. Wat opvallend was, was dat ik niet de enige bleek met die gedachte. Anderen zagen er ook duidelijk een opmerkelijke vorm in.  Maar de wreedheid is natuurlijk dat iedereen nu anders naar die kerstverlichting zal gaan kijken. Zo ook jullie, beste lezers. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Kerstversiering moet niet geassocieerd worden met wat voor organen ook. Het is ronduit smakeloos om dit te doen en zet een domper op de gezelligheid die aan de Kerstperiode gelinkt wordt.

Ik weet het goed gemaakt… Zelf heb ik voor het eerst ook een assortiment aan kerstlichtjes in huis gehaald. De collectie groeit nog. In combinatie met theelichtjes, zorgt het ervoor dat ik een ongekende rust ervaar in mijn eigen woning. Zo had ik zondag zowaar moeite om uit huis te komen. Ik miste zelfs de fijnste kerstmarkt in mijn stad en zo ook veel vrienden. Niet eens uit luiheid of omdat ik me niet goed voelde, integendeel: omdat ik me te goed voelde in mijn eigen sofa. Ik beken hier open en bloot dat ik die knusheid in mijn veertigjarige bestaan nog nooit eerder in mijn eigen huis ontwaarde. Een verrassend unicum! Punt is: voorbijgangers kunnen die sfeer geheid beschamen daar ik geen rolluiken heb. Doemen in de schaduwen van mijn kaarslicht rare figuren op? Zit ik opeens een beetje als in een etalage in mijn kamerjas te kijk? Verpest het ook gerust voor mij. Al denk ik eigenlijk niet dat het me heel veel kan schelen. Nu ik behaaglijkheid op pantoffels ken, krijgt schaamte mij niet makkelijk meer klein.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 20/12/19)






dinsdag 17 december 2019

TINE ZIET (197): Krak


Elk jaar kiezen de lezers van de Krant van West-Vlaanderen hun KRAKS. Het gaat om mensen die hun gemeente extra doen schitteren. Ze doen dat vaak door middel van een groot hart. Het is een mooi initiatief, want elke gemeente heeft dergelijke mensen nodig. Zonder gezichten die een stad of een dorp belangeloos doen blinken, is het vaak een doffe bedoening.

Ik herinner me dat ik voor het eerst het woord ‘krak’ hoorde in de context van een compliment. Ik fronste toen mijn wenkbrauwen en kon in de verste verte niet geloven dat het wel degelijk om een loftuiting ging. Een ‘krak’ in het ijs is gevaarlijk en een ‘krak’ op een stoel is al helemaal pijnlijk. Ik begreep niet dat men niet ‘krok’ zei, want een ‘croque’ was indertijd iets voor op feestjes en klonk dus stukken complimenteuzer. Een kinderbrein maakt naïeve sprongen.

Nu is het een woord geworden dat ik te weinig gebruik. Het is zo moeilijk om te zeggen dat iemand eruit springt. Nog lastiger is het te benoemen waarin iemand uitblinkt. Zo gebeurt het wel eens dat ik moet jureren in andere academies. Tegenwoordig worden daar nog heel weinig punten gegeven. Men is ‘geslaagd’ of ‘niet geslaagd’. Een uitgebreide feedback is dan natuurlijk wel belangrijk. Maar één academie maakte er tot nu toe een erezaak van om elke leerling die afstudeert een zin toe te kennen, die dan wordt voorgelezen bij de proclamatie. Daarin moet de jury precies verwoorden waarin die ene leerling uitblonk. “Michiel blonk uit in durf!” “Cindy blonk uit in elegantie achter het klavier.” Bij sommige leerlingen is het heel moeilijk iets te vinden als je die slechts een twaalftal minuten aan het werk zag. Maar de achterliggende bedoeling is natuurlijk om alle afgestudeerden mee te geven dat ze allemaal in iets krak zijn na zoveel jaren. Op zich is dat natuurlijk wel een fijn idee. Het legt meer de nadruk op de goede kwaliteiten dan op werkpunten.

Misschien is het een oefening die we zelf vaker mogen maken: waarin blinken jouw familieleden en vrienden uit? En misschien nog belangrijker: “In welke tak ben je zelf een krak?”

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 13/12/19)

maandag 9 december 2019

TINE ZIET (196): Kerstgevoel

Hoewel het paard van Sinterklaas nog maar vers uit Belgenland verdwenen is, waaien de wapperende kerstmannetjes alweer olijk aan de ramen. De straten zien er weer knusser en gezelliger uit met de mooie kerstlichtjes en er wordt al gretig glühwein gedronken. Zelf verkondig ik al jaren dat ik wel van die sfeer hou, maar dat ik hem liever niet in huis haal. Toch betrapte ik me erop dat ik enkele dagen geleden aarzelde voor potten kerstbomen. Ik verkoos uiteindelijk om letterkoekjes en marsepein te kopen en me nog even denkbeeldig aan de baard van de Sint vast te klampen. Vreemd genoeg kan ik me niet van de indruk ontdoen dat de dennenlucht in mijn neus blijft hangen.

Vorig weekend hebben wij de spullen van onze moeder grotendeels verhuisd. Zelf woont ze nog een weekje in ons oude huis. Ook al was het verhuizen naar dat appartement haar eigen keuze en kon ze al maanden wennen aan het idee: het voelde als een uithuiszetting. Kasten werden leeggehaald en meubilair werd nogal ruw uit en in elkaar gezet. Toen mijn zus aan haar vroeg of ze haar kerstboom niet wou uitzetten daar, vertelde ze dat ze die niet meer had, maar aan de Kringwinkel had geschonken. In haar ogen zag ik weinig reden tot Kerst. Toch slaagde ik erin om een stuk verloren gewaande kerstversiering mee te grissen en uit te zetten op haar kastje in de nieuwe hal: een houten kerstboom met echte kerstballen. Ik geef het toe: ik heb er ook al aan gedacht om ergens stiekem lichtjes op te hangen. Haar eerste Kerst daar wordt al triest genoeg met dat grote gemis naar tuin en thuis. En lichten we niet allemaal graag op?

Ook in mijn eigen huis groeit stilaan het verlangen naar fonkelende slingers en een piek. Sinds kort probeer ik opgeruimder te leven. Dankzij huishoudhulp lukt dat meer en meer. De kamers ademen frisser en wat iedereen al jaren oppert, schijnt natuurlijk te kloppen: het schept wonderwel ook orde in mijn hoofd. Kerst past er weldra in een vakje dat verbonden is met dit huis. Wellicht zal ik me ooit net als mijn moeder ontkerst voelen. Wie hangt er dan een slinger voor me op?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 06/12/19)

zondag 1 december 2019

TINE ZIET (195): Winter is coming


Zaterdag opende ereburger Jozef Deleu het Boegie Woegie Kunstenfestival met een mooie toespraak over ‘Het Liegend Konijn’ en zijn dichters maar bovenal over de kunst. Woorden die er voor mij uitsprongen waren: “Het is winter in de wereld van de cultuur. Dat betekent dat we meer dan ooit de jonge kunstenaars moeten ondersteunen.” Ook stelde hij dat kunst ons iets moet laten zien wat we nog niet kennen. Er kon geen raker begin zijn. Het festival bleek een fijn soms bevreemdend ontdekkingsparcours te zijn waar ik me nog een lange tijd zal kunnen aan opwarmen. Er werd voorgedragen, gezongen, gedanst, muziek gemaakt, verdriet werd op rituele wijze afgezworen en er werd zelfs blokfluitgewijs harmonieus geduelleerd. Het deed goed tussen mensen te zijn die zich ook wilden laven aan dit eigenzinnige vuur. Behalve in een occasionele zakdoek viel er weinig te merken van de winter. Maar het is niet omdat je iets niet ziet door alle gezelligheid, dat het er niet is.

Bert Dockx opende zijn optreden met de magische woorden: “Ik vecht momenteel tegen een verkoudheid.” Daar was in zijn hele set niets van te merken. Behalve dan in die ene zakdoek. Wat we zagen was dat hij zijn instrumenten op een sublieme manier te lijf ging. Zijn stem deed zelfs mijn kriebelhoest vergeten. Topmuzikant Mauro Pawslowski had geen roadie mee om zijn spullen te dragen. Met maar liefst drie koffers stapte hij uit de lift om daarna helemaal uit te barsten in een smerige show. De dansers van Cie Helios gingen op een gegeven moment zo dicht bij elkaar liggen dat ze toegedekt werden met lieve troost maar zelf ook als troosthoopje dienden. Robbert & Frank bezweerden het leed van de wereld, sambaballen klonken triest, een marimba werd geaaid, Philip Hoorne leende zijn eigen bibiliotheekbundel en Delphine Lecompte vreesde de eerste rij te overladen met gele taaie slijmen.

Er is nog hoop, denk ik misschien naïef. Zolang er unieke initiatieven als deze zijn. Zaak is om ook in die winter het mooie te blijven zien.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 29/11/19)

maandag 25 november 2019

TINE ZIET (194): Heldendaad


Sommige mensen zetten zichzelf graag op een voetstuk. Anderen doen dat misschien te weinig. Een held word je pas al iemand anders dat doet omdat je een ware heldendaad verricht hebt. Wat is nu precies een heldendaad? Als je een auto die in de Leie rijdt achterna springt omdat je eerste instinct is dat je de chauffeur wil redden, dan mag je gerust een medaille opgespeld krijgen, vind ik als niet-zwemmer. Je zet je eigen veiligheid en zelfs je leven op het spel door die daad.

Als je bijvoorbeeld een man op de markt aanspreekt met de vraag of je hem kan helpen, merkt dat hij niet reageert en de hulpdiensten belt. Ben je dan ook een held? Of was dat nu iets wat eigenlijk een gewoonte zou moeten zijn? Daarenboven vormt het plegen van een telefoontje geen echt gevaar. In het slechtste geval krijg je een paar boze blikken voor het signaleren van onopzettelijk loos alarm. Deze week hoorde ik een lokale zelfstandige achter de toonbank zich zorgen maken over een vaste klant die al een tijdje niet gezien was. “Zou alles wel in orde zijn?” Het is goed dat we ons zorgen maken en dat we die zorgen hardop uiten. Beter is het natuurlijk om in dit geval zelf eens aan te bellen bij die mensen waar je je zorgen om maakt. Daar heeft die mens in kwestie wat meer aan mocht er effectief iets ernstigs aan de hand zijn.

We doen het nog veel te weinig: iemand overeind helpen als hij valt, eens telefoneren als het wat te lang stil blijft, vragen hoe het gaat en daadwerkelijk wachten op een antwoord. Als ik iemand zou zien verdrinken, spring ik niet zelf. Zelf nog meegemaakt trouwens in Parijs. We zaten met honderden aan het Canal St-Martin, toen ik opeens iemand in het water zag ploeteren. Ik zei tegen mijn gezelschap: “Dat ziet er niet in orde uit!” Bart floot onmiddellijk op zijn vingers en in één tel sprongen drie mensen in het kanaal. Er arriveerden na een paar minuten meerdere ambulances.

We moeten die zeldzame helden die niet denken aan durven maar gewoon doen, koesteren. Ook al komen ze te laat. Je zal maar net die ene zijn, waar niemand moeite voor doet.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 22/11/19)


maandag 18 november 2019

TINE ZIET (193): Hart


Afgelopen dagen deed ik enkele harten sneller kloppen bij de poëzie van Jotie T’Hooft. Ook zag ik in ons cultureel centrum enthousiaste jongeren uit de regio op een podium het beste van zichzelf geven in een zelfverzonnen wereld. Dit deden ze met bizarre decorelementen en in een absurde taal. Na de voorstelling zag ik hetzelfde enthousiasme terug bij enkele toeschouwers. Zij gingen verwarmd naar huis. Enkele leerlingen zelfs letterlijk, want ze voelden het vuur om ook weer eens op dat podium te staan.

Natuurlijk vindt niet iedereen de gedichten van T’Hooft te pruimen. En na de theatervoorstelling zag ik ook verdacht veel fronsen. We hebben nu eenmaal niet allemaal dezelfde smaak. Zaak is om in dit leven van verschillende dingen te blijven proeven die niet in het dagelijkse leven op je bord komen. We zitten in een gezin, op ons werk, we gaan naar huis en nemen hobby’s. Maar daarnaast valt er wel wat extra te rapen. Dit kan door een simpel schilderij. Een bioscoopbezoek. Een nieuwe muzikale ontdekking. Een reisje in verhalen. We vinden er troost in. Een ontsnappingsroute. Een aanvulling bij wat we zelf voelen. Of het roept vragen bij ons op die ons alleen maar kunnen versterken. Met kunst kan je achter de deur kijken van de dingen. Het raakt je hart aan.

Aan de kunstenaars om dit aanbod voor ons te maken. Hij doet dat in eerste plaats niet voor de centen maar omdat hij iets voelt dat hij moet delen. Noem het een roeping of een drang tot scheppen. Dat gebeurt altijd met een grote portie passie. Zonder is een kunstenaar hoegenaamd niets. Soms is hij zo gedreven dat hij alle zekerheden opgeeft om zijn grote talent met een publiek te kunnen delen. Natuurlijk kan hij niet louter van die passie leven. Een cassière kan met een muzikale ode haar kassa niet vullen en elektriciteit wordt nog niet aangedreven door een magistrale choreografie. Dus natuurlijk hangt er een zeker prijskaartje aan vast.

Mijn hart bloedt een beetje als ik hoor dat cultuur langs de kant geschoven wordt en afgedaan als minder belangrijk. Het weet waarvoor het klopt en dat steekt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 15/11/19)

Lied tegen Armoede:

Voor de Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede schreef ik de liedtekst van 'Lied tegen Armoede'. Jacques Lecluyze componeerde er muziek bij. Het resultaat was een krachtig lied dat op 17 oktober op verschillende locaties in Menen werd gezongen: in scholen, in WZC Andante,... Maar apotheose was tijdens de avondvoorstelling in De Figuranten.



dinsdag 12 november 2019

TINE ZIET (192): Flatterend

Tijdens de herfstvakantie liet ik me verrassen door de zus van een vriendin die een reisje voor ons boekte naar Vilnius. Het was een fijne tijd waarin kleurige herfstbladeren welig tierden. Eén van de activiteiten die we in de hoofdstad van Litouwen deden was samen naar de kapper gaan. Ik kan het iedereen van harte aanbevelen: je haar laten knippen in een andere taal doet een schaar toch anders zingen. Na anderhalf uur werk aan mijn kapsel, zag ik er verrassend anders uit. Een foto van het resultaat op sociale media lokte heel wat likes en positieve reacties uit. Zelf ben ik nooit langer dan een kwartier aan mijn kapsel bezig. Soms ga ik zelfs met nat haar de straat op. Als ik zelf meer aandacht in dat brushen zou steken, kreeg ik misschien in het ware leven ook meer hartjes in mijn schoot geworpen.

Diezelfde week kwam er een vriendin fotograaf langs voor een fotoshoot. Ze wou een echte Tine. Zonder foundation en zonder speciale snit. Eentje die in haar badjas op de badrand zit. Ernstig. Zonder kunstmatig licht. Met als klein detail een weegschaal aan mijn blote tenen. Ik vond het resultaat mooi, maar bijzonder bevreemdend. Omdat ik ook deze kant van me wou delen, plaatste ik die foto ook online.  Zelfs al is er behalve mijn been weinig naakt te zien: zo bloot postte ik mezelf nog nooit. Ik hoorde een vriendin zeggen dat het een weinig flatterende foto is. Dat klopt: ik sta er gewoon op zoals ik meestal wel ben. Hoe ik ’s morgens opsta of hoe ik thuis ben.

Het vraagt tegenwoordig om veel dapperheid: je te tonen zoals je werkelijk bent. Filters worden je in de handen gedrukt. De hele maatschappij draait om je mooier te modelleren. Met allerlei truukjes kom je ook met jouw lijf in de het juiste licht. En lukt het niet met make-up, shapewear, fitness, plastische chirurgie, een brushing van anderhalf uur, ... is er altijd nog fotoshop. Pas op: ik doe me zelf ook graag wat mooier voor. Het is fijn om te horen dat je er goed uitziet. Maar om een of andere reden doen die duimpjes onder die ene echte foto mij zoveel meer.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 08/11/19)


maandag 4 november 2019

TINE ZIET (191): Er was eens


Het is weer volop chrysantentijd. Hoewel ik dat absoluut geen mooie bloemen vind, koester ik warme herinneringen aan die tijd waarin we warme herinneringen koesteren. Ik veronderstel dat dit niet puur aan mijn katholieke opvoeding ligt. Zelf personen die geen kerkhofbezoekers zijn, blikken bij het vallen van het blad terug naar wie er was.

Gisteren zag ik een mevrouw een brandweerhelm aan de oprit van de autosnelweg oppoetsen ter herinnering van een verongelukte held. Ook ging ik zelf met mijn moeder naar het kerkhof met een zware bak zelfgekweekte chrysanten omdat ze dat ding onmogelijk met de fiets tot bij mijn vader kon brengen. Het was een en al bedrijvigheid op de begraafplaats. Plaatjes met verse doden werden aangeschroefd en zerken werden afgeborsteld. Om de bak goed te plaatsen, moest ik op de zerk gaan staan. Iets wat ik eigenlijk liever niet doe. Ook al voelt hij daar natuurlijk niets meer van. In mijn meest gruwelijke fantasie zak ik door de aarde weg of trekt een arm me opeens naar beneden. Dat komt ervan als je te veel boeken leest. Mijn moeder aait ook nog gewoon steeds de steen onder het mom van ‘een beetje afvegen’.

Is het omdat het vroeger donker wordt dat we denken aan wat voorgoed verdween? Omdat het duister zwaarder weegt?  Of omdat wie dood is, ook niet meer wordt gezien? Doden spelen een vorm van verstoppertje waarin ze af en toe worden teruggevonden om daarna weer om een hoekje te verdwijnen. Het is goed om het spel te blijven spelen en ze af en toe nog eens te zoeken. In een fotoalbum of een oude brief. Het hoeft niet eens bij een steen of bij een monument. Gisterenavond laat ging ik bijvoorbeeld pita eten naast de plek waar mijn eerste liefje ooit woonde. Omdat hij niet op een specifieke plaats begraven of uitgestrooid is, blijft hij namelijk overal waar hij ooit was. Ik at terwijl ik aan hem dacht en denkbeeldig zwaaide. Stukken minder romantisch dan een pot chrysanten. Maar dood blijft altijd droef.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 31/10/19)

zaterdag 26 oktober 2019

TINE ZIET (190): Vuur


Als kind al had ik een fascinatie voor vuur. Ik hield ervan piepkleine papiertjes in brand te steken, te prutsen met warme was en mijn vingers door de vlam van een brandende kaars te halen. Vlammen zijn machtig om naar te kijken. Daarenboven zijn ze ook nog eens lekker warm. Het maakt mij stil en gloeiend. Net als naast de zee voel ik me onbeholpen klein naast een groot vuur. Meer nog dan letterlijk vuur, heb ik een ontzettende boon voor mensen met vuur dat uit alle poriën gutst.

Zondag had ik de kans om heel dicht te zitten voor het vuurritueel op het Leie-eiland. De hevige vlammen onthulden een nieuw kunstwerk van Johan Tahon: een getormenteerde torso. Het moment dat het torso uit de vlammen tevoorschijn kwam, was ronduit magisch te noemen. Dit op de diepe duistere tonen van Amenra. Eerder had de intense stem van Lingua Ignota me al gegrepen.

Het is ronduit memorabel dat een dergelijk event kan plaatsvinden in onze stad. Er zullen natuurlijk klagers zijn, die zijn er altijd. Eerlijk is eerlijk: ik kende Amenra amper. Ik hoorde wel al eens een paar nummers. Maar ik had me nog niet eerder in de unieke sfeer gewenteld. Ook de tentoonstelling ‘Het Gloren’ biedt een mooie inkijk in de gitzwarte ziel van de groep. De dag daarvoor hoorde ik de groep voor het eerst live in de Sint-Franciscuskerk voor een akoestische setting. Het raakte me allemaal erg diep. Ik ben nu nog meer benieuwd naar het vervolg op 20 en 21 december. Want ook dan zullen Amenrafans van heinde en verre onze stad opzoeken voor unieke optredens.

‘Die Kroone’ was er niet gekomen zonder de passie, de volharding en de inzet van Chiel Vandenberghe, directeur van ons cultureel centrum. Door dergelijke organisaties zet hij Menen op een kaart die niet makkelijk valt te evenaren. Zonder afbreuk te willen doen aan zijn voorgangers, zou ik er toch graag voor ijveren dat hij op een dag ook zo’n standbeeld krijgt dat ook door gretige vurige tongen wordt gelikt. Zijn gloed doet ons goed.  

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 25/10/19)

maandag 21 oktober 2019

TINE ZIET (189): Buiten


Hoewel de herfst duidelijk in het land is, probeer ik me met alle macht naar buiten te krijgen. Opladen noem ik het. Herfst opsnuiven. Het scheelt dat ik nu een kleurrijke paraplu heb, een goede wind- en regenjas en een stevig paar wandelschoenen. Al heb ik die natuurlijk niet altijd bij me. Zondag lieten mijn gezelschap en ik ons verrassen door een felle regenbui in Wervik. Zo eentje waar geen enkele paraplu tegen opgewassen is. We hadden er een wandeling op De Balokken en een fijn bezoek aan het Tabaksmuseum opzitten en we stapten na een bezoekje aan ‘In Den Grooten Moriaen’ in de gutsende regen naar buiten. We lieten het niet aan ons hart komen en bestelden dan nog maar een drankje.

Het is een valkuil waar we veel te vaak met z’n allen in trappen. Als het miezert, miezeren we mee. Als het stormt, razen onze gedachten ook vliegensvlug rondjes in ons hoofd. Pas als de zon schijnt, stralen we. Het gaat vanzelf. Moeiteloos. Waarom is zingen en dansen in de regen een opgave? In de douche doen velen het spontaan. Omdat kleren eenmaal ze nat zijn, opeens niet zo aangenaam meer aanvoelen. Dat het ook heel erg lang duurt voordat ze weer droog zijn. Omdat we ziek worden van regen maar niet van een warme douche. Omdat het leven geen film is.

Ook dit weekend is er weinig reden om binnen te blijven. Wie na dit weekend durft te beweren dat er niets te beleven valt in Menen, mag gerust eens naar de oogarts gaan met mijn groeten. Echt waar! Er is zondag jaarmarkt met hondenzegening. We kunnen weer bij lokale kunstenaars gaan gluren tijdens ‘Buren bij Kunstenaars’, vanaf vrijdag zijn er kunstwerken van o.a. Berlinde De Bruyckere en Michaël Borremans te spotten in de tentoonstelling ‘’Het Gloren’ en daarnaast zal Menen dit volle weekend overspoeld worden door Amenra-fans uit het hele land die met volle overgave in het programma van CC De Steiger zullen duiken. En dan vergeet ik misschien zelfs nog wat dingen.
En dat het regent? Foert!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 18/10/19)

maandag 14 oktober 2019

TINE ZIET (188): Stinky


Voor kinderen zijn ze heel wat, maar voor juffen zijn ze een ware plaag: die piepkleine emoji’s uit een niet nader te noemen warenhuis. Vooreerst passen ze te perfect in een broekzak. Daarnaast vallen ze ook te gemakkelijk uit diezelfde broekzak. En hoe kan je dan in godsnaam bewijzen in welke broekzak die dingen nu het eerst zaten?

Ik schets jullie het volgende verhaal: een leerling van elf is superenthousiast met zijn ‘lama’. Zo enthousiast dat hij erbij gaat kwispelen. En dan ineens verliest hij die ‘lama’. Een klasgenoot heeft warempel plots een ‘lama’ in zijn collectie en houdt voet bij stuk dat die hem €15 gekost heeft. Als ik hem ernaar vraag of hij dat wel zeker is, gaat hij huilen. De ander huilt omdat hij ervan overtuigd is dat het zijn exemplaar is. Wat hoort een juf dan te doen? De bewuste lama in twee delen? Enkele weken geleden verloor een andere leerling in de klas zijn gehele collectie van wel meer dan 8 exemplaren. 

Het lijkt een futiliteit, maar voor die kinderen is dat dat dus niet het geval. Als ik denk aan mijn vroegere stickercollectie van Panini, weet ik dat ik dit ook heel erg serieus nam. Het is investeren en sparen. Ook het onderhandelen om te ruilen is niet te onderschatten: een collectie geeft je een eerste vorm van macht. “Stinky, het lachend kakske voor een Larry, de lama en een Spooky, het spookje? Wie biedt meer?”

Het is een stinky business die beter niet op een speelplaats of in een klas wordt gevoerd. Ik neem mijn aandelen toch ook niet mee naar mijn werk (mocht ik die al hebben). En wat gezegd met leerlingen die uit de boot vallen omdat ze niet naar dat warenhuis gaan of ouders hebben die niet eens aan €15 per aankoopschijf geraken?

Nee, hou die plakkerige minuscule emoji’s voor op een bankje in het park of aan een voordeur. Hou de ruilhandel discreet. Val er toch geen juffen en meesters mee lastig. En bovenal: als je ze graag ziet, stop ze dan achter slot en grendel of in een kluis. Of gewoon simpel: lama thuis!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 11/10/19)


maandag 7 oktober 2019

TINE ZIET (187): Deurbel


Vorige week sliep ik na een hele periode van woelige slaap eindelijk nog eens door. Terwijl ik anders gewekt word door geluiden achter mijn muren en de vuilniswagen op dinsdag, schrok ik wakker van mijn deurbel. Het bleek al na 9u te zijn en zoals gewoonlijk als de deurbel in pyjama weerklinkt, bleef ik koppig in bed liggen. Het bleef niet bij één keer. Er werd nog een viertal keer gedrukt, zodat ik mezelf genoodzaakt zag om uit mijn bed te stappen, kleren boven mijn pyjama aan te trekken en naar beneden te gaan met allerlei rampscenario’s in mijn hoofd. Toen ik de deur warrig opende, zag ik niemand staan. Wat ik wel meteen opmerkte, was dat mijn deurbel verdwenen was.

Mijn deurbel is er eentje voor sukkels die niet kunnen klussen. Bij veel alleenstaande vrouwen een succes. Een plug-in zoals dat heet. Aan je gevel hang je met stevige dubbelzijdige plakband een deurbel met batterij die in verbinding staat met een bakje in het stopcontact. Geen boormachines, draadjes of andere apparatuur komt eraan te pas. Die dingen zijn niet goedkoop. Omdat ik deurbellen vaak opdringerig vind klinken, had ik een jazzy riedeltje ingesteld waar ik instavrolijk van werd. En nu was die dus zomaar weg!

Zouden er dan echt deurbeldieven bestaan? Mensen die aan de voordeur van mensen gaan staan, bellen en denken: “Met dit geluidje zou ik ook wel eens willen wakker worden?”, vervolgens de deurbel lospeuteren, in de jaszak steken en fluitend naar een volgend slachtoffer gaan? Of was ik het slachtoffer geworden van een luie belletje-trekker die het idee dat ik voor niets de deur moest openen om de schuddebuiken vond en dat nu vanaf op veilige afstand - zonder weg te moeten lopen – kon bereiken?

Mijn vertrouwen in de mensheid kreeg op dat moment alweer een chagrijnig deukje en ik miste op slag mijn vrolijke welluidende bel. Lezers zijn bij deze gewaarschuwd: check op tijd en stond eens de fixatie van je vaak verwaarloosde makker. En aan wie de bel vond: gebruik ze maar wel!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 04/10/19)

dinsdag 1 oktober 2019

TINE ZIET (186): Shoppingschaamte


Ik beken: ik koop veel online. Alhoewel dat dat ongetwijfeld wel meevalt, sta ik dikwijls aan te schuiven in het postkantoor om te zeggen: “Het is voor een pakje.” in plaats van postzegels te vragen. Bijna altijd betreft het kledij. Als ik dan naar huis wandel met mijn doosje of mijn zakje, passeer ik dan winkels waar ik eigenlijk misschien ook iets had kunnen kopen als de schepper me niet van mijn postuur had voorzien. Ik weet het: er zijn winkels waar mijn vormen geen hindernis vormen aan het pashokje.

Ik herinner me nog goed dat ik voor het eerst een winkel voor ‘grote maten’ binnenstapte. Het was enkele dagen nadat mijn vader was overleden en ik dringend en onverwacht op zoek moest naar nieuwe begrafeniskledij. Ik leefde die dagen onder een stolp en had absoluut geen zin om een zestal winkels binnen te stappen om te horen dat ze mijn maat daar niet hadden. Dus ik stapte met mijn zus resoluut de enige winkel in het shoppingcentrum binnen waar ik zonder blozen mijn kledingmaat kon verklappen. Helaas voor mij hadden ze in wintertijd vooral felroze tunieken en fleurige asymmetrische jurken. Toch was er één zwarte linnen broek die door de beugel kon. Gelukkig. Hoewel linnen niet echt mijn ding is en te zomers om in te rouwen.

Ik geloof dat ik daarna de onlineknop heb gezocht. Het is buitengewoon vernederend om in vrolijke aanlokkelijke winkels almaar het deksel op de neus te krijgen. Ik ben altijd het buitenbeentje. Dat is trouwens ook één van de redenen waarom ik nooit vrolijk met vriendinnen ga shoppen.  Ik zoek liever in stilte en in mijn eentje. Zonder schaamrood. Ik kan mijn lichaam altijd goed inschatten en doe zelden een miskoop.

Aangezien goed diëten traag werkt en sporten vermoeiend is, vraag ik me af of ik zelfstandigen moet steunen door langs de plastische chirurg te gaan. Want eigenlijk wil ik het wel hoor: lokaal kopen in plaats van online. Wie opent er een boetiek in mijn buurt waar ik zorgeloos in mijn blootje kan staan? 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen in extra gratis Shoppingeditie)

maandag 30 september 2019

TINE ZIET (185): Schilderij


Als ik door straten van een onbekende stad wandel of fiets, kan ik echt genieten van mooie muurschilderingen. Die vallen me altijd heel erg op tussen de tags en de vaak puberale opschriften in het straatbeeld. Onze stad kent er nog niet zoveel. Er is in het algemeen heel weinig kleur op de muren.  Die hele mooie op de Tybersite deed me altijd wat trager rijden. Er is nu een hele opvallende naast de Sint-Fransicuskerk in de Ieperstraat. Sam Scarpulla maakte die samen met enkele Menenaars voor Salto 2018. Muurschilderijen maken, het is een vak apart. Het is niet iedereen gegeven om een werk te schilderen dat in een landschap van een stad past. Het is niet omdat je een spuitbus of verf goed hanteert, dat je ook goede street-art maakt.

Toen het project ‘Menen Muurt’ een oproep lanceerde om je gevel of muur ter beschikking te stellen voor een heuse muurschildering heb ik met een teleurgesteld hart mijn kleine geveltje opgemeten en droomde me meteen een grotere woning. Aan de andere kant bedacht ik ook: “Maar stel je dan voor, Tine, dat het een afzichtelijk werk wordt. Niet elk kunstwerk is fijn om bij thuiskomst op je gevel te zien. Heb je zelf ook inspraak in wat er op je eigendom komt te staan? Niet elke kunstenaar is Banksy.” Hopelijk zijn er toch heel wat mensen die zich kandidaat gesteld hebben want ik zal met groot verlangen uitkijken naar die extra likjes verf in onze straten.

Zelf heb ik onverwacht een schilderij op mijn lichaam. Dit door een ongelukkige val van mijn trap wegens te enthousiaste nieuwe pantoffels. Op mijn rechterarm en elleboog. Elke dag verandert het schilderij nog van kleur. Aangezien het afgelopen dagen nog geen truienseizoen was, had ik met dat kunstwerk veel bekijks.  Ik zou het niet mogen vergelijken. Dit bont en blauw fenomeen is tijdelijk en kan perfect verstopt worden. Ook was mijn val noodlottig en niet artistiek.  Maar met fijne muurschilderijen zal men misschien enthousiaster naar onze straten kijken.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 27/09/19)

maandag 23 september 2019

TINE ZIET (184): Vooroordelen


Hoe hard ik ook mijn best doe, ik geraak nooit verlost van vooroordelen. Altijd is er wel dat stemmetje dat wat in mijn oor fluistert. Soms probeer ik dat stemmetje te negeren en lukt dat ook. Andere keren lijkt te stem te bulderen van oor tot oor en blijven de woorden nazinderen. Het lastige is dan om die woorden weer te verliezen, te lozen desnoods.

Zo zijn er veel vooroordelen over onze stad. Of over De Barakken. Maar evengoed zijn ze er over Antwerpen of over Parijs. Over Limburg en Nederlanders. Altijd weten we wel iets dat ons via dat stemmetje te binnen schiet. Zelf maak ik me er ook schuldig aan terwijl ik ze absoluut wil vermijden.

Wat ik bedenk: Wie bedacht ze allemaal? En waarom? Is het voorzichtigheid verpakt met een lichte strik? Levert het wat op buiten de achterdocht? Dit weekend was ik met een vriendin uit Menen op een trouwfeest in Antwerpen. Het was geen klassiek feestje maar dat hadden we dankzij die dekselse vooroordelen ook niet verwacht. We spraken over ‘ons eerste Antwerpse avontuur’ tot 5 minuten voor onze aankomst in de eventzaal. Het bleek om een plek te gaan die ook in Menen had kunnen bestaan en ook het publiek dat er aanwezig was, verschilde niet echt van Menenaren.  Toen we hadden verteld dat we uit Menen kwamen, bleef het een tikje te lang stil. Alsof we uit een andere tijd kwamen. In die tijd voelde ik een dikke laag stof op mij belanden. Zo’n dikke laag die ervoor zou kunnen zorgen dat ik over enkele jaren uit het centrum zal worden geweerd. Tenzij ik een fikse boete betaal.

We lieten het niet aan ons hart komen. We dansten het stof van onze lijven. De volgende dag verkenden we door een autoloos centrum een fantastische stad en bedachten met schrik: “Help, straks geraken we verknocht aan deze straten.” De zon scheen fel, er was de tijd om in een ongedwongen slenteren te verdwijnen. Het was pas later in de trein dat we ons dankzij befaamde vertragingen weer in die vooroordelen voelden verglijden. 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 20/09/19)

dinsdag 17 september 2019

TINE ZIET (183): LOL


Mensen vertellen me soms dat ik grappig ben. Zelf durf ik dat niet echt te beweren. Ik durf wel toe te geven dat er in mijn nabijheid vaak gelachen wordt maar of dat te wijten is aan het feit dat ik komisch ben, weet ik eigenlijk niet. Toen ik een paar weken geleden alleen in Riga was, ging ik om de eenzaamheid tegen te gaan op zoek naar leuke uitdagende activiteiten om ’s avonds in gezelschap door te brengen. Zo ging ik improviseren met een groepje enthousiastelingen. Daar kreeg ik een paar keer de opmerking dat mijn inbreng die avond best hilarisch was. Ik deed dat niet bewust. Maar met mijn expressie krijg ik vaak de lachers op de hand. Mijn smoelwerk heb ik niet altijd onder controle. Ik schrik er zelf ook telkens van als ik foto’s van mezelf als Figurette Fénoménale zie.

Nu, een andere activiteit waar ik me in Riga heb aan gewaagd was mijn eerste deelname aan een Stand-Up-Comedy-Podium. Heel gewaagd. Op een podium gaan staan voor een publiek dat verwacht zo vaak mogelijk te lachen, is best moeilijk. Ik ben meestal spontaan grappig. En dat in mijn eigen taal. Ik ben daar natuurlijk afgegaan als een gieter. Naast het feit dat dat Engels me niet zo goed ligt en het feit dat ik me in een uurtje had moeten voorbereiden, ben ik ook niet zo bedreven in de Letse humor. Er werd wel zuinig gelachen, maar mijn verhaal achteraf in het Nederlands haalde meer geschater naar boven. Geen wereldramp was die flater: men is mij daar al vergeten.

Het vergt heel wat moed om naar buiten te komen en te zeggen: “Ik ben comedien,” en dan ook nog grappig te zijn. Respect voor wie dat durft doen in deze wereld waarin we snakken naar de lach, maar almaar kritischer zijn voor een ander. De mondige presentatrice in Riga kondigde me af als iemand met een duidelijke midlife crisis en vroeg me te beloven dit nooit meer te doen. Achteraf zei ze dat ze het eigenlijk niet zo slecht had gevonden, maar kritiek moet bij beginnelingen. Wie de lach in de dag brengt, is een held. Wie niet lacht, een potje zurkel of een zure recensent.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 13/09/19)

maandag 9 september 2019

TINE ZIET (182): Kroon


Zaterdag was ik samen met veel anderen aanwezig bij de Stadsambassadriceverkiezing. Ik was daar niet als objectieve toeschouwer. Naast het feit dat ik vond dat ik dat als inwoner wel eens moest meemaken, was ik er eigenlijk alleen maar om Sofie te zien winnen. De andere kandidates had ik het natuurlijk ook wel gegund.  Maar ze stak er wel met kop en schouders boven uit. Ze wordt ongetwijfeld een stralende en sympathieke vertegenwoordigster van onze stad. Eigenlijk wordt dat soms wel eens vergeten: het is niet louter een verkiezing: ze vaardigt vanaf dit weekend onze stad uit. Als zij uit haar vel blinkt, wij ook. Dat is natuurlijk ook zo met onze burgemeester en schepenen. Al dragen zij geen zichtbare kroon.

Eerlijk is eerlijk: ik stond oorspronkelijk kritisch tegenover dergelijke verkiezingen. Maar sinds ik weet dat het geen vleeskeuring is, ben ik er toch anders naar gaan kijken. Zeker nu ik de verkiezing heb gezien weet ik dat het veel meer is dan elegant en gracieus een trapje afstappen, wuiven en stemmen ronselen. De kandidates stelden zichzelf op een originele manier voor. De ene al wat vlotter dan de andere. Ze werden getest op hun algemene kennis over onze stad en de actualiteit. Ze moesten ook dansen en tussen het switchen van outfits door moesten ze met wieltjes gooien en dan ook nog eens een eigen act naar voor brengen waarin ze een originele link moesten maakten met Stad Menen. Dat zijn nogal criteria! Zouden alle vertegenwoordigers van onze stad dat eigenlijk moeten doen?

In de pauze botste ik ook op de Tabaksfee, die inmiddels haar titel al heeft doorgegeven aan haar opvolgster. Kelly is net als Sofie een oud-leerlinge. Ze vertelde enthousiast dat ze een prachtig jaar heeft gehad en dat ze zo blij was dat ze had durven deelnemen aan de verkiezing. Ik herinnerde me opeens haar vroegere verlegenheid, zag haar glunderende ogen en bedacht: wie het kroontje ooit paste, schittert gewoon.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 06/09/19)

maandag 2 september 2019

TINE ZIET (181): Beeld


De meest gehoorde opmerking deze week was ongetwijfeld: “Ah, is je schooltas al gemaakt?” Zelf vind ik het niet erg om weer naar school te gaan, maar om het vooral niet over die eerste schooldag te hebben, wil ik het graag hebben over een andere start. Ik zou het kunnen hebben over de start van Barakstad Spookstad want vanaf maandag zullen de onteigende panden stuk voor stuk leeg komen te staan. Dit voor lange tijd. Dat kan niet anders dan de buurt tot een desolaat decor te maken. Een spookbeeld. Laten we het ook vooral niet daarover hebben.

Op maandag 2 september starten de werken van de herinrichting van Park Ter Walle. Het ziet er allemaal heel veelbelovend uit. Zelf ben ik geen parkspecialist, al hou ik er enorm van om mezelf in een mooi park uit te laten.  Dus ik zal vol ongeduld uitzien naar het moment dat de werken zullen afgerond zijn.

Afgelopen week was ik op reis in Riga en doorkruiste veel parken. Hoewel een vreemde stad veel gebouwen en constructies laat zien die buitenaards aanvoelen, zal een park altijd universeel een park zijn. Dé ideale plek om te wandelen, te joggen, een bankje te bezetten, vogels te tellen en honden met hun baasjes te spotten.

Wat een park altijd specialer maakt, is een fontein, of een kiosk en minstens één monumentaal kunstwerk. In Riga waren dat meestal standbeelden van militaire figuren en schrijvers met dikke borstelsnorren. Statig en robuust keken ze het park in. Bij het standbeeld altijd een bordje met wat meer uitleg. Dit in het Lets, in het Russisch en het Engels. Misschien is het nog eens tijd voor een ouderwetse buste waar iedereen stil voor gaat staan. In de plannen op de website is dat alleszins nog niet opgenomen. Zelf heb ik voorlopig nog geen ambitie om zo lang stil te staan. Maar zo’n standbeeld voor een klassieker uit onze stad en zijn verleden: Wie zouden jullie daar graag voor zien poseren? Wie zouden jullie hiervoor nomineren? Welke figuur moeten we redden van dat eeuwige vergeten?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 30/08/19)

dinsdag 27 augustus 2019

TINE ZIET (180): Vliegen


Voor velen is het een steeds terugkomende droom: opstijgen van de grond en de vleugels uitslaan alsof je nog nooit iets anders hebt gedaan. Ikzelf moet bekennen nog nooit gevlogen te hebben in mijn dromen. Jammer vind ik dat niet. Ik denk dat het zoiets is als zwemmen. Dat durf ik na al die jaren nog steeds niet. Als ik op een dag verrassend zou ontwaken met vleugels, ik geloof dat ik er alles aan zou doen om mijn gevederte te verbergen. Stiekem in mijn huis zou ik wel eens testen hoe het werkt. Maar wellicht zou ik nooit in het openbaar klapwieken.  

Terwijl ik dit schrijf, staat mijn koffer klaar om met het vliegtuig van de grond te gaan. Het is inmiddels drie jaar geleden dat ik vloog. Voor het vliegen zelf ben ik eigenlijk niet bang. Al voel ik me heel onprettig bij het landen. Ik leg mijn vertrouwen vanzelfsprekend graag in handen van de vliegtuigmaatschappij. Het zijn vooral de procedures voor en na de vlucht die me het koud zweet doen uitbreken. Hoe vroeg moet ik er zijn? Is mijn koffer wel geschikt? Mijn tas? Zit er niet te veel in? Welke vloeibare producten laat ik thuis of koop ik gewoon ter plaatse?  Klopt mijn boeking wel? Eenmaal ter plaatse hoop ik dat ik alles goed geregeld heb. Tot nu toe klopte alles uiteindelijk wel altijd. Dus ik kan op zich wel op mezelf vertrouwen. Toch spartelde ik de afgelopen nachten als een vogeljong met mijn vleugels. Ik durf het te bekennen: angstzweet.  Tijdens mijn reisje zal ik het ongetwijfeld nog doen. Hetzij onder mijn kledij.  Toch kijk ik er naar uit eindelijk door nieuwe landschappen te zoeven.  Want wat is dat altijd mooi! En wat vliegt een reistijd snel voorbij! Als jullie dit lezen, hang ik alweer in de lucht te zweven. Alsof ik nog nooit iets anders heb gedaan. Ik zal moe maar voldoen richting Menen uitfladderen met in mijn hoofd de beelden van hoe ik het weer heb overleefd. Hoe mooi een reis ook is geweest, het doet altijd goed je weer naar je eigen nest te begeven.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 23/08/19)

maandag 26 augustus 2019

Hoe mijn reis naar Riga Giga werd:

Wie mij afgelopen weken uithoorde over mijn reisplannen, hoorde voorzichtig dat ik reisplannen had gemaakt naar Riga, de hoofdstad van Letland. Voor zes nachten. Men hoorde ook dat ik dat met een bang hartje had gedaan omdat het inmiddels drie jaar geleden was, dat ik zolang een solo-reisje met het vliegtuig had geboekt. (En dat ik het op die laatste reis best zwaar had gehad met mijn alleen.)

Riga wordt vaak als korte citytrip geboekt als één der Baltische staten om dan verder te reizen naar bijvoorbeeld Vilnius of Talinn. Het is op zich een kleine stad. In kader van mijn stappenplan gebruikte ik enkel het openbaar vervoer van en naar de luchthaven. De rest was allemaal met de benenwagen te doen. Toeristische hoogtepunten kan je gerust in enkele dagen bezichtigen. Zelf verken ik graag een stad en meng me graag tussen de lokale bevolking. Ik had voor het eerst in mijn leven  via Airbnb een ruim en licht appartement gereserveerd buiten dat centrum.




De eerste dagen was dat best confronterend. Riga mag dan wel toeristisch zijn: bevolking van boven de veertig jaar die niet vaak met toeristen wordt geconfronteerd spreekt geen Engels. Dat had ik toch wat onderschat. In sommige musea begrijpt men je amper. Mijn geld werd dubbel gecontroleerd op valsheid. Er werd over mijn schouders gekeken of ik niets stiekem in mijn zakken durfde te steken. Bovenal waren kassiersters kwaad op mij omdat ik ze niet begreep. Ik voelde me een ongewenste indringer. De toeristische buurt was dan een plek om te schuilen: daar ontvangt men je met open armen. Gelukkig zette ik me algauw over dat wantrouwen heen. Het Lets is een moeilijke taal. Weinig herkenbaar. Straatnamen lijken allemaal wel heel erg op elkaar. Bushaltes zijn onverstaanbaar als je ze niet kan meelezen. In warenhuizen weet je niet wat je koopt. Het voelt toch als een andere wereld.

Alleen reizen heeft als voordeel dat je dingen bezoekt waar je zelf zin in hebt in je eigen tempo. Eén van de lastigste dingen van alleen reizen zijn de avonden. Je kan alleen op café gaan of gaan eten, maar dan voel je je na een tijd best eenzaam. Mijn computer had ik niet meegenomen: ik appte wel wat, maar had mijn Netflixgegevens doelbewust niet meegenomen. Naast dwalen in een stad, leek het me fijn om toch wat contact te maken met de bevolking. Hoe begin je daaraan? Ik deed dit op de manier die ik gebruikt heb om als nieuwe inwoner in Menen te integeren....

Elke dag zocht ik activiteiten in mijn buurt die telkens een ander segment van mij kietelden. Dit lukte aardig via Facebook. Elke dag een rij aan mogelijkheden! Meestal besloot ik 's ochtends -dus nog onbezonnen -  waar ik me voor zou aanmelden.... Wie weet, ook toe te passen op van die lege dagen hier. Dus elke dag liet ik naast de toerist in mij ook een stukjes Tine los tussen de lokale bevolking. Daar zijn helaas nooit foto's van. Toch niet dat ik weet.  Maar wel getuigen. Ik werd sowieso bewust of onbewust opgemerkt.



Dag 1: 26 679 stappen - 13,8 km.

Op dag één verkende ik het grootste deel van de stad met een avondwandeling naar een experimenteel concert van Fotgjengeren dat een dik uur van mijn logeerplek verwijderd was. Via een beetje een armtierig marktje (met lokale vrouwtjes die kledij, bloemen en fruit verkochten) en een lokale maaltijd (met Black Balsam als aperitiefje - brrrr) kwam ik in een klein eigenzinnig cafeetje, Pils. Er waren daar trouwens Belgische goede bieren. De weg naar dat cafeetje leek wat gewaagd. Door het oude stadscentrum, over een lange brug, langs de gigantische bibliotheek, door een park en een groezelige woonwijk. Toen moest ik daarna ook nog eens in het donker teruglopen.

Het concert lokte slechts een vijftal belangstellenden. En hoewel de lat er erg laag lag, het waren allemaal best sociale en experimentele types, durfde ik helaas niet met de aanwezigen te praten. Maar de muziek nodigde zich ook niet echt uit voor een onderonsje. Ik vertrok na het optreden snel terug, omdat ik wat ongerust was over de wandeling naar huis. Op de terugweg viel het op dat ik niet bang hoefde te zijn. Na 23 uur liepen er jonge joggers door het park. Meisjes liepen er helemaal alleen rond. Het stadscentrum wemelde van de vrolijke toeristen. Ik had dus best nog een Duchesse tot me kunnen nemen...



Dag 2: 25 274 stappen - 12,7 km.


Op dag twee liep ik in het oude stadscentrum. Dat is de meest toeristische buurt. Er zijn veelkleurige huisjes en steegjes. Ik denk bij die kleuren aan giftige gebakjes soms. Er zijn opvallende kerken en robuuste strenge besnorde standbeelden. Statige gebouwen met verroeste koepeltjes. Houten geveltjes. Veel groen en een wemeling van koffie- en theehuisjes. Ook opvallend zijn de straatmuzikanten. Vaak zijn het gepensioneerde mannen die samen muziek maken. Ook zijn er typische gevlochten kraampjes, die streekproducten proberen te verkopen. Ook hier valt op dat de verkopers vaak gepensioneerd zijn. Zelfs de ijsjesventers in parken zijn oudere vrouwtjes.

Via FB had ik me aangemeld voor een gratis Engelstalige gidsbeurt in Arsenals voor een tentoonstelling van de hedendaagse Baltische kunstenaar Kaido Ole. Heel boeiend was dat! De andere tentoonstelling daar te plaatse viel me wat tegen. Daarna liet ik me een mooie zelfgebreide muts aansmeren en verdwaalde op zoek naar een geldautomaat. Veel tijd was er niet meer, want ik had me aangemeld om mee te doen met mijn eerste impro-workshop ooit met de titel: 'Embracing the silly'. Ik wist me drie uur omarmd door een fijne groep improvisten. Ik kruipte op handen en voeten over de vloer. Bewoog als een alien. Men gaf me regelmatig aan mijn gevoel voor humor en timing te appreciëren.



Dag 3: 8 512 stappen - 4,8 km.

Op woensdag was regen besteld. Dat liet ik niet aan mijn hart komen. 's Ochtends meldde ik me met aarzeling aan om deel te nemen aan een spirituele speeddating (met blinddoek) waarin alle zintuigen aan bod zouden komen. Wist ik veel... Ik ging in bad, deed een Lets wasje, zette thee, kookte, kocht een veelkleurige paraplu en stapte bij Mr Page binnen, een boekhandel waar je witte handschoentjes moet aantrekken en waar je wordt uitgedaagd om elk geselecteerd boek zorgvuldig als een museumstuk te doorbladeren. Daarna trok ik mijn stoute schoenen aan en stapte de hippe kapperszaak Augusts binnen met de vraag of ze mijn haar konden knippen. Dat konden ze natuurlijk! Best spannend om je haar te laten knippen in een andere taal. Scharen klinken in het Lets best wat scherper...

Uiteindelijk moest ik me naar de speeddating haasten. Ze hadden speciaal op me gewacht! Wat een ervaring was dat, zeg! Heel ver uit mijn comfortzone! Zonder ogen moest ik handen voelen en me laten aanraken. We moesten elkaar betasten, lezen, masseren, met elkaar praten, knuffelen en met elkaar dansen. Gelukkig allemaal met de kleren aan. Het was intens en best verrassend. Toen de blinddoeken af gingen, bleken het allemaal zeer jonge mannen te zijn die in me hadden geknepen (wat best een compliment was, want ze waren met blinddoek best kwistig met complimenten). Daarna ging ik alleen - ah -  op café naar Taka. Ik geraakte aan de praat met een DJ/ radiopresentatrice die nu vooral muziekrecensente is. Ze gaf me enkele lokale tips.
Het was de enige hangavond op reis. Want al dat stappen maakte mijn lijf best vermoeid 's avonds.



Dag 4: 22 688 stappen - 12,4 km.

Op donderdag wandelde ik langs de Opera naar de Centrale markt bij het Centraal Station. Dit in oude hangars van zeppelins en tussen de hangars door. Vlees. Vlees. Schoenen. Schoenen. Rare contactdozen. Bloemen. Wat een plek is me dat! Je zou er duizenden foto's kunnen maken. Maar ik voelde enige schaamte daarbij. Het betreft vaak wat zieligheid: de verkopers zien er vaak arm uit. Het is een ware collectie van echte mensen bij elkaar.  Interessanter dan wat ze verkopen, is vaak hoe ze erbij zitten. Soms echt in krakkemikkige kramen. Een decor voor een desolate filmscène. De gebouwen zijn vaak in slechte staat en getuigen van een tijd die nog stil blijft staan. Heel contrasterend met de opgekalefaterde hippe pakhuizen in Spikeri daarnaast en de pompeuze toren van de Academie van Wetenschap. Ik bezocht in de buurt het beklijvende Ghettomuseum en geraakte daar serieus onder de indruk. In Riga kan je niet niet in aanraking komen met een oorlogsverleden dat je kippenvel bezorgt.

Intussen kreeg ik ook de melding dat mijn kandidatuur tot deelname aan Open Mic Stand-Up Comedy was aangenomen. Serieus, had ik me daarvoor durven aanmelden?  Over enkele uren zou ik dus mijn debuut zou maken als stand up comedian. Dit in een taal die niet de mijne was. Eerlijk? Ik deed het werkelijk in mijn broek. Ik wou me afmelden. Maar ik zette door: ik ging af als een volleerde gieter. Op een geweldige maffe locatie: Tallinas Pagalms, een gebouw in een straat die volledig is ingenomen door graffiti en pop-upbars, hoorde ik comedians in het Lets. Wat een monotone taal is dat...  Met die droogheid werd gelachen. Met mijn sappigheid iets minder... Voordeel: men is men daar nu al vergeten... Als ik me beter had voorbereid en niet zo spontaan was ingesprongen, was het me wellicht beter vergaan.

Na deze stuntelige ontmaagding bleef ik niet lang hangen, maar verdwaalde enorm en was bijna in paniek. Door dat verdwalen zag ik wel dat er een heleboel fijne pop-up locaties waren om met vrienden te blijven plakken. Door een ziekenhuiscomplex vond ik mijn weg eindelijk terug.




Dag 5: 23 277 km - 11,8 km.


Vrijdag was toeristendag. Het was de eerste dag waarop ik me wat zwaar voelde. Wellicht speelde de vermoeidheid hier een rol in. Het bed zag er wel goed uit, maar voelde 's morgens vaak als een martelmatras...  Door de Art Nouveau-wijk, langs parken, in de bibliotheek, opnieuw door het oude centrum. Tijdens mijn dagelijkse zoektocht naar verrassende fijne evenementen was ik eerder op de dag gebotst op een karaoke-avond en een event in een club waarbij de vrouwen naakt werden vastgebonden met Shibariknopen en beschilderd met UV-verf. Even twijfelde ik. Echt.

Toch was mijn activiteit wat braver vandaag. Bij het vrijheidsmonument werd 30 jaar de Baltische Weg gevierd.  Exact 30 jaar geleden vormden twee miljoen (een kwart van de gehele bevolking) van de Baltische Staten een menselijke keten van Talinn naar Riga naar Vilnius. Ze overbrugden hiermee ongeveer 600 kilometer en eisten op deze manier onafhankelijkheid. Indrukwekkend! Niet toevallig vormde men in Hongkong ook een menselijke keten vandaag.

Eerder die dag had ik een stukje repetitie hiervoor gezien en het bleek dat ik naast de muzikanten van het gebeuren op een bankje zat! Dus ik moest wel gaan kijken! Het event in de stijl van de jaren tachtig werd live uitgezonden op de nationale TV. De president Egils Levits nam het woord en allerlei bekende Letse zangers en zangeressen traden op met liederen die heel erg volks aanvoelden. Er waren heel veel aanwezigen en ik vond het eigenlijk wel impressionant. Dichter in het hart van de Letse bevolking kon ik niet geraken. En wie weet haalde ik wel het foto-archief of de Nationale TV.

Zie hier een verslag van het event.


Dag 6: 24 616 km - 12,3 km.

Op de laatste dag wandelde ik naar het grote kerkhof in Riga. Als je ziet hoe een bevolking leeft, eet en drinkt, mag je ook best zien hoe men wordt herdacht... Vind ik. Daarenboven hou ik van de rust op een begraafplaats. Op de graven in Letland staan dus vaak kleine bankjes. Er zijn rare kruisen. Bij de recentere graven worden foto's van overledenen gegraveerd.

Grafmonumenten worden bewaard. Dit zorgt ervoor dat er een soort bos ontstaat met belangrijke graven tussen de bomen. Joggers en fietsers komen er dagelijks voorbij.  Het lijkt me impressionant om in een bos begraven te zijn.

Daarna deed ik Kim? aan. Een fascinerende plek met hedendaagse kunst. Ik vond mezelf ineens terug in een verlaten fabriekspand. Daarna bezocht ik nog Autentika en K.K. fon Stricka villa, met de kleinste galerie van Riga: de expo-ruimte bestaat uit één raam. Ook liep ik nog eens door de Tallinas ielas kwartals die nu overgenomen waren door foodtrucks.

Daarna tijd voor mijn enige activiteit gepland die ik op voorhand had geregeld. Het was een bezoek aan de plaatselijke opera voor 'Madama Butterfly'. Het was de eerste echte opera in mijn leven. Dat wil zeggen in een echt operagebouw en in een klassieke bewerking. Ik had daar best wel zenuwen voor: was mijn outfit wel geschikt? Piepte mijn beenhaar niet te veel door (scheermesjes geraakten niet door de luchthavenbeveiliging en om nu speciaal daarvoor een pakje mesjes te kopen...)  Maar veel mensen kwamen in gewone kledij. Meestal waren dat ook gewoon toeristen. Opgedirkt waren de toeschouwers vaak wel lokaal. Drie acts zijn lang. Ook op duurdere stoelen. Maar het loonde heel erg de moeite. Kippenvel. Overdonderend. Het eindapplaus was zo intens!

Na de laatste nacht, stond ik met tegenzin op.

Besluit:

Riga was heel erg de moeite. Heel veel tijdelijke vriendschappen. Mijn programma zat meer dan vol: er was vaak zelden tijd om iets te eten en om te drinken was mijn lijf vaak te moe doordat het zoveel opgeslorpt had gedurende de dag. Heel veel stappen. Mentaal en fysiek. Nog heel veel stappen te doen, trouwens!

Goedkoop om te eten. Bier dat niet altijd lekker is. Museumtickets die niet prijzig zijn. Vreemde gerechten (koude bietensoep). Veel hoekjes af. Mooie contrasten tussen sjieke gevels en armoedige stulpjes. De armoede is duidelijk voelbaar, toch dringt het zich niet op. Er zijn wel bedelaars, maar die zijn niet opdringerig aanwezig. Meestal een heel erg veilig gevoel.

Is het een aanrader? Ja! Voor wie houdt van keurig en Westers: bezoek dan vooral oud Riga. Wie wil verder kijken dan zijn of haar neus lang is, bezoek zeker ook de andere buurten. Ja, er zijn daar veel vervuilde gevels. Er is daar minder 'glamorama' en meer moeite. Maar het maakt je reis ook tot iets meer dan wat de dienst toerisme met wegwijzertjes laat zien.

Het laatste lokale beeld in Riga was een man die me aansprak aan de bushalte. Hoewel ik hem duidelijk had laten weten dat ik hem niet verstond, bleef hij een monoloog tegen me houden. Hij had een bidon brandstof met zich mee, leek tamelijk jong en afgeleefd en miste heel wat tanden. Wat hij vertelde: ik moest het gokken; Hij scheen te zeggen dat ik als toerist wel naar zijn land was gekomen, maar dat ik niet de moeite had gedaan om me te integreren, maar volgens mij zijn er weinig toeristen als ik...   Ik ben geen Indiana Jones. Geen wereldtrotter. Maar mijn manier van reizen voelt toch wel op zijn minst een beetje bijzonder.

zondag 18 augustus 2019

TINE ZIET (179): Pot


Vrijdag verkende ik onder begeleiding van natuurgids Jozef Bousse samen met een achttal kandidaten het Leie-eiland. We zouden het kunnen vergeten maar de dienst toerisme van onze stad organiseert de hele zomer door fijne activiteiten om dichtbij op reis te gaan. Het werd een boeiende wandeling waarin onze gids met een groot hart voor de natuur vertelde over plaatselijke fauna en flora. Het bos op het eiland dat grotendeels op grondgebied Frankrijk ligt, is verrassend groot en ideaal om een potje te verdwalen. Gelukkig waren wij in goede handen en hoefden we slechts de gids te volgen.
Een schandalig verschijnsel in het bos was ongetwijfeld de rommel. Blikjes van energydrankjes: restjes jeugdige energie.  Erg! Wat vooral in het oog sprong waren ook velletjes WC-papier met bijhorende substanties. De vrije natuur als publiek toilet. We riepen met z’n allen ‘Bah!’ en ‘Eeeh!’ maar toen ik later naar huis stapte, moest ik opeens ook heel erg spurten om op tijd op mijn eigen pot te kunnen zitten. Tijdens dat spurten hoopte ik mezelf ook bijna een bosje toe om achter te verdwijnen. Toegegeven: ik durf het amper. Tenzij het echt niet anders kan. Zo overnachtte ik vorige zomer een nacht op de snelweg en moest noodgedwongen wel plassen tussen vangrail en vrachtwagenwielen. Ik schaamde me in eerste instantie diep. Natuurlijk voelde ik me ook wel fijn: het is best een opluchting om verlost te zijn.

Hoewel het in feite heel natuurlijk is, zou ik er eigenlijk niet mogen over schrijven. Het is iets voor achter gesloten deuren. Of voor in een warm zakje in de hand. Voor in schepjes of in de kattenbak. Voor in zelfgegraven hudo’s of op een of ander campingtoilet.  Het is iets voor stiekem in de mais, voor even snel tegen een boom of soms zelfs lekker rustig met een boekje. Maar het past niet open en bloot. Niet voor andermans ogen. Niet op trottoirs of aan je voetzool. En zeker niet in de krant. Het spijt me echt. Ik zal het nooit meer tussen deze regels doen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 16/08/19)

TINE ZIET (178): Verdragen


Vorige week zat ik tijdens de avondspits op de trein uit Antwerpen. Toen ik instapte was het nog rustig in de treincoupé. Een jonge man zat alleen in een compartiment voor 4 personen. Normaal zit men dan tegen het raam, maar hij koos de plek bij het gangpad. Dus ik moest me al langs hem wringen om een plekje aan de overkant aan de raamkant te bemachtigen.  Bij een volgende halte haalde hij een laptop uit zijn tas. Veel mensen stapten in.  Op dat moment schoof een jong koppeltje toeristen tussen ons in. Gepakt en gezakt en zichtbaar enthousiast over hun avontuur in België. Ze vroegen of ze erbij mochten. We knikten. De man met de laptop begon driftig te tikken en naar zijn scherm te kijken terwijl de twee in het Duits met elkaar gevoelens en foto’s uitwisselden. Ze gaven ook spullen aan elkaar door. De man met zijn laptop op schoot zuchtte hoorbaar verveeld. Opeens viel hij agressief uit in het Engels of ze nog wat aan elkaar moesten geven. Dat hij een serieuze job had en dat hij zich niet kon concentreren met hun palaver. De twee reageerden geschrokken. Er viel een onaangename stilte in ons compartiment, terwijl de andere compartimenten lustig verder kwebbelden. De twee keken heel ongemakkelijk naar elkaar, alsof ze betrapt waren dat ze niet wisten dat in een Belgische treincoupé dient te worden gezwegen. Ik zag het aan en schaamde me diep. Graag had ik wat gezegd om het ijs te breken. Eerlijk gezegd durfde ik dat niet. De man leek me heel erg opvliegend. Toen ze na een tijdje beduusd berichten naar elkaar typten en schermen aan elkaar toonden, tikte ik op mijn gsm dat ze welkom waren in België en dat het hier normaal stukken gezelliger is.  Ik toonde het hen terwijl ik knipoogde en ze lachten opgelucht.

Ik heb me er achteraf over verbaasd dat ik niets durfde te zeggen in die situatie. Zelfs in een Nederlandse stiltecoupé wordt er niet zo dwingend gezwegen. Als iemand in alle rust wil werken, lijkt het me beter dat hij of zij een eersteklas ticket koopt in de avondspits. Verdraagzaamheid is een zeldzaam goed. Waarom is men er zo vrekkig mee?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 09/08/19)


woensdag 7 augustus 2019

TINE ZIET (177): Nieuws


Deze krant is twee weken niet verschenen. Intussen is veel gebeurd. Sommige mensen zijn al op reis geweest. Er zijn mensen getrouwd, gescheiden, geboren en overleden. Sommige dingen in onze stad zijn veranderd. Zo is er nu bijvoorbeeld een proefopstelling op het Vander Merschplein. Er is zelfs al een petitie tegen die proefopstelling. En wellicht ook plannen van een petitie tegen die petitie. Er werden gebouwen afgebroken. Er was nachtlawaai. Regenschade. Winkels sloten voorgoed. Er was een hittegolf.  Zigeuners sloegen een kamp op.  Er woedde een onverwachte storm in Wevelgem. Er werd gevochten, verongelukt, maar er werd ook getriomfeerd en gefeest. Hoe kort zo’n nieuwsstilte ook eigenlijk is: er is altijd wat te melden omdat er wordt geleefd.

Zelf ben ik iemand die graag op de hoogte blijft van wat er om me heen gebeurt. Ik noem het zelf ‘gezonde nieuwsgierigheid’. Voor nieuws verder dan mijn regio, sluit ik me dan wel meer en meer af. Ik kan dat eerlijk bekennen. Wellicht is dat dan ‘ongezond’. Bij veel mensen is het wellicht omgekeerd. Zij weten alles wat er in de wereld gebeurt, maar weten niet eens dat er een buurtvergadering was of dat aan het bushokje dat ze dagelijks voorbijkomen bijna werd vermoord. En natuurlijk zijn er ook discipelen van mijn kat. Ze leven hun eigen leven van kussen tot etensbak en weer terug. Door het raam zien ze af en toe iets ongrijpbaars vliegen. Voor de rest trekken ze zich van niets aan. Ooit dacht ik dat die modus nodig was om gelukkiger te zijn. Daar kom ik na al die jaren toch eens op terug. Het is pas door het ongeluk van anderen te horen, dat je beseft dat alles toch best meevalt. Denk ik nu. Ik vind dat eigenlijk wel straf. Wat ik over enkele jaren zal denken, zijn zorgen voor later.

Nu duik ik weer in deze krant met volle overgave. Gretig slok ik alle berichten op. Hoogstwaarschijnlijk zullen er feiten op mij wegen. Dat is dan een risico. Liever dat dan niet te weten.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 02/08/19)

donderdag 25 juli 2019

stelt paal en perk (25): Open brief aan het Vander Merschplein

Hé schoon Plein,

Het schijnt dat gij een plek van overlast geworden zijt?
Kwatongen beweren zelfs dat dat gij dat eigenlijk altijd al geweest zijt.
Om eerlijk te zijn dat te horen doet mij pijn.

Toegegeven: ik woon niet vlak naast u. Inmiddels een dikke zeven jaar geleden kocht ik mijn huis met mijn achteruitblik op een fijne open ruimte: gij! Mijn nieuwe badkamer heeft inmiddels een mooie plein-inkijk. En gij dus bijgevolg ook een kijk op mij als mijn kat weer nijdig de raamfolie naar beneden heeft gekrabd. Met mijn kantelraam haal ik uw pleingeluiden bewust tot in mijn huis. Verse lucht. Ook om in mijn huis niet alleen te zijn. Sommige mensen zetten om die reden hun televisie op. Ik verkies uw klankdecor: kauwen, blaffende honden, een fluitende gymleraar, spelende kinderen, piepende schommels, keuvelende mensen, jongeren die af en toe eens roepen. Akkoord: soms denk ik ook: moet dat nu? Dan kantel ik mijn raam dicht. Dat is bij mij een mogelijkheid. Ja, ook ik zie soms dingen die niet horen.  Er zijn helaas ook stoute kinderen. Die zijn er in de supermarkt ook. Zelden zie ik anderen hierover bij de winkeldirecteur gaan klagen. Er is hardnekkiger gespuis. Bijvoorbeeld mensen die zakjes naast uw vuilnisbakken leggen of anderen die kleinere zakjes inruilen voor geld. Die zaken zie ik trouwens ook op andere plaatsen in onze stad. Ze maken mij best bang.  Als ik die angst de bovenhand zou laten nemen, kwam ik nergens meer.  Ook ik durf niet naar mensen in dergelijke gevallen toe te stappen met de opmerking: "Hou eens op!" Zoiets is nu eenmaal aan een patrouille al dan niet in burger of een cavalerie met bombarie. Wij kunnen als buurtbewoners gelukkig niet zelf als sheriffs met onze wapens zwaaien. Stel je voor: we zouden vallen als vliegen.

Na heel wat klachten heeft het stadsbestuur maatregelen genomen. Het gaat om een proefproject. Er komen meer controles. Er werd een tijd vastgelegd waarin er mag worden gevoetbald en te luid gesproken. Ge werd in drie delen opgesplitst: voetbal-, monument-, en speel- en ontmoetingszone. Om de gemoederen te bedaren. Ik begrijp dat wel. De spanning begon heel erg te snijden. Men moest wel iets ondernemen. Men mag en moet proberen in dit leven. Maar zijt gij niet veel meer? En wat met uw generaal? Is hij geen monumentzone waard? Of zit dat in uw naam? Na dat proefproject komt een inspraakmoment waarin naar alle pleingebruikers zal worden geluisterd. Want gij zijt er natuurlijk voor iedereen. Niet alleen voor klagers.

Wat mij wat kregelig maakt, is die verzuring waar alles om draait. Ja, onverdraagzaamheid durf ik het zeker noemen. Men heeft het schaamteloos over respectloze culturen. Er is een verschil in respectloos-zijn en  niet-begrijpen. Men eist een duidelijk reglement maar leest zelf niet alle leefregels na. Men wenst een maximumleeftijd te zetten op dat voetballen en spelen.  Is men ooit te oud om nog te spelen? Hoe zuur is dat? Men wil niet enkel netten maar ook een kooi op u. Het liefst nog zou men de zones ommuren om niet gestoord te zijn. Maar zijt gij dan nog wel een plein? En is dat nog wel mooi om naar te kijken? Waar stopt het eigenlijk? Komt er een rookverbod? Zal de herfst überhaupt nog bladeren van de bomen op u mogen laten vallen? Zullen vogels nog mogen overvliegen? Mag men voor het oog van de generaal nog zoenen?  Ik weet het: ik durf te overdrijven. Bij jarenlange irritatie zorgt een scheet in de fles al voor een explosie.

Soms zit ik er ook. Lang niet alle dagen. Ik hou van de fijne mix en het samenspelen. Ik maak me er dan schuldig aan op u samen te scholen. In de ontmoetingsruimte. Dat spreekt. Vaak met aperitiefjes en bijkomend geschater erbij.  Steeds ruimen we mooi op. Natuurlijk zal men zich ook storen aan ons plezier. Zoals ik me stoor aan verwijtende blikken een storend element te zijn. We houden meestal op tijd op: het kan niet elke week Reckebilck Feest zijn. Dat begrijpen wij natuurlijk ook. Het is gewoon fijn om samen buiten bij elkaar te kunnen zitten. Dat is toch ook één van uw functies: samen de tijd uit het oog verliezen...

Voor alle zekerheid zocht ik het nog eens op: een plein is een binnenplaats, een forum, een open plek om samen te komen. Oorspronkelijk zelfs dikwijls een marktplaats. Nergens is te vinden dat gij een privé-tuin zijt. Op u stonden vroeger een soort van droogrekken. Men kwam van rondom u de was ophangen. Misschien is dat wel een goed idee: om ook weer ergens wasdraden te voorzien. Dan kunnen mensen net zoals voorheen ook schaamteloos de was op u gaan buiten hangen. Samen werken schept ongetwijfeld een schone band.

Als het evaluatiemoment zal worden vastgelegd, hoop ik dat men dat op u zal doen. Zo rond 19u. Tussen alle grote en kleine bezoekers die u kennen. Op uw gras en op uw banken. Niet iedereen leest vlot en duidelijk een ongeadresseerde losse brief. En dat men het tenminste ook aan u zal vragen. Of ge blij of verdrietig zijt met die plotse zones op uw lijf. Of gij voelt wie het goed of slecht bedoelen. En bovenal of ge nog ONS plein wilt zijn of slechts dat van wie denkt: "Het is het MIJNE!" 

(Helaas was het onmogelijk om deze brief persoonlijk aan U te bezorgen. U hebt geen brievenbus. Om deze brief volledig op U te schrijven, is er te weinig ruimte in de speel- en ontmoetingsruimte. Maar U vangt de woorden vast wel op. Zo ergens tussen 8 en 22 uur.)







maandag 15 juli 2019

TINE ZIET (176): Zoet


Op een dag zijn ze er onaangekondigd en onherroepelijk: werken bij de overburen. Met bestelwagens, hoogtewerker en natuurlijk de daarbij horende luidruchtige werkmannen. Luidruchtig omdat ze wakker maken.  Parkeerplaatsen worden ingepikt. Opeens besef ik het weer: werken in huis hebben gevolgen voor de hele straat.  Dat is nu eenmaal zo. Het maakt mijn ochtenden wat zuurder, dat wel. Maar uiteindelijk is het maar dat. Na enkele dagen zal alles voorbij zijn en ziet mijn buurt er weer een beetje mooier uit. Werken laten uitvoeren aan je huis staat ook gelijk aan de straat opwaarderen. Ochtendhumeur weegt pakken minder zwaar als je toch enkele voordelen ziet.

Het is trouwens één van mijn bedoelingen deze zomer: van zuur zoet maken. In de mate van het mogelijke. Zaterdag reed ik enkele uren met mijn complimentenbureau rond op Reckebilck. Daarmee probeerde ik spontaan complimenten uit te delen aan de bezoekers. Sommigen mensen kwamen complimenten vragen terwijl dat toch niet de bedoeling was. Lofbetuigingen vraag je niet, maar krijg je. Tenzij je een kind bent natuurlijk. Dan vraag je ook om een snoepje. Het was een onbegonnen zaak: niet iedereen kreeg een compliment, waardoor ik ironisch genoeg weer mensen beledigde. Maar de aanzet was er. Met een complimentje wordt de zomer extra zoeter. Ook voor mezelf. Het is ook fijn om mensen een glimlach te bezorgen. Mijn bureau en ik zullen deze zomer ongetwijfeld nog te zien zijn.

Zondag daarentegen zat ik dan weer in een biechtstoel van de St-Franciscuskerk voor Salto Festival. Mensen kwamen bij me om een gedicht uit ‘Het Liegend Konijn’ te horen. In ruil verwachtte ik dat ze een zonde opbiechtten. Terwijl ik oorspronkelijk dacht dat mensen dit niet serieus zouden nemen, hadden velen de behoefte om een echte zonde op te biechten. Misschien kwam door het gegeven biechtstoel. Maar ongetwijfeld ook door het intieme zo dichtbij een ander te zijn die je niet echt goed kan zien. Het feit iets op te biechten, luchtte blijkbaar op. En maakte bijgevolg ook de zondag zoeter.
Ik, zomerse zoetzoeker zoek goed!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 12/07/19)


maandag 8 juli 2019

TINE ZIET (175): Houdini


Vrijdagochtend probeerde ik samen met mijn collega’s letterlijk te ontsnappen in Prison Island in Gullegem. Het was een fijne teambuilding. In groepjes die door eerlijke loting waren ontstaan moesten we samen ontdekken hoe we in een cel zoveel mogelijk punten konden scoren. Meestal lukte het niet. Als het lukte, maakte ons hart toch een huppeldansje, of zoiets. Normaal kiezen we voor een activiteit die veiliger is: gegidste rondleidingen, een fietstochtje,… Nu was de activiteit gewaagder en ook duurder. Hoe dan ook: het was een geslaagd einde van een schooljaar vol hindernissen (zo’n nieuw decreet zorgt toch altijd voor wat obstakels). Tenminste dat vond een groot aantal van de collega’s. Nooit zal iets leuk bevonden worden door iedereen. In een tijd waarin zoveel geliket wordt, wordt ons ongenoegen helaas ook groter. Soms valt een groepje verkeerd uit. Soms is het eten toch niet zo lekker als thuis. Soms zitten stoelen iets te hard en de rode wijn te koud. Zaak is om van zo’n personeelsfeest het beste te maken. Er is een krap budget. De dagen daarvoor superhectisch. Er zijn altijd collega’s die niet (mogen) terugkomen. Pretbedervers zat. Maar twee maanden vakantie lonken! Reden genoeg toch om een feestmuts op te zetten?

Ook onze stad heeft in de zomer een abonnement op feestmutsen. Festiviteiten zat! Grensrock, Reckebilck, Summerbars, buurtterrassen, Salto, Kotweekend,… Om eerlijk te zijn, moet ik goed wikken en wegen welk feest ik zal verkiezen. Feesten kost geld. Ook al is de toegang vaak gratis. Er moet eten en drank gekocht worden. Cadeaus. Eventueel zelfs feestkledij want je kan niet op elke foto dezelfde jurk dragen. Daarenboven kan mijn lijf niet veel feest meer aan. Het is te gulzig in feestgedruis. Daarom laat ik het soms eens niet uit en blijft het binnen hangen. Een ander truukje dat ik meer en meer toepas is zorgen dat ik iets om handen heb op dat feest. Dan ben ik een actieve feestganger en laat me minder door gulzigheid bijten. Maar eens ontsnapt, laat het zich niet leiden. Zit er toch een kleine Houdini in mij?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 05/07/19)

maandag 1 juli 2019

TINE ZIET (174): Naam


Iedereen kreeg er één toen hij of zij werd geboren. Niet zomaar. Vaak is het het resultaat van maanden zoeken en discussiëren: een naam. Enfin, dat hoop ik toch. Ik mag hopen dat mijn ouders niet zomaar een naam uit het voornamenboekje hebben gekozen: met de ogen dicht en spontane wijsvinger als beslisser. Het is iets wat je je hele leven met je meedraagt. Vaak past het perfect bij wie je bent. Ik snap nog steeds niet hoe dat kan maar een Jeanine ziet er vaak als een Jeanine uit en een Willem als een Willem. Dat is maar goed ook: je zal maar Marina heten en er als een Esmeralda uitzien…  Omdat er vaak een hele periode van wikken en wegen aan vast hangt, lijkt het me dan ook een erezaak dat die naam juist wordt uitgesproken. Niet alleen omdat ik uitspraakjuf ben. Sommige ouders kiezen de voornaam op klank uit. Of op eerste letter.  Sommige ouders zoeken in andere culturen naar symboliek. Of zien in hun kinderen hun grootste idolen. Zaak is dat een naam geen cijfer is. Ik heet Tine om één of andere reden.

Vorige week zat ik nog volop in de oudercontacten. Bij mij is er geen schema: ouders komen wanneer ze kunnen. Stervensdruk is het er nooit. Nu was het geval dat een moeder op me af kwam en tot driemaal moest vertellen voor welke leerlinge ze precies kwam. Ik zei haar dat ze zich wellicht vergiste van juf. Ze kwam wel degelijk voor mij. De aap kwam uit de mouw: blijkbaar sprak ik de naam van haar dochter al twee jaar verkeerd uit. Niet alleen ik maakte me daar zondig aan. Ook haar medeleerlingen. Wat frappant was: nooit had het meisje ons ook maar één keer gecorrigeerd. Meer nog: volgens mij sprak ze het zelf ook zo uit. Ik verontschuldigde me ten opzichte van de moeder en ze zei dat het niet erg was.

Dat is het natuurlijk wel. Meer en meer betrap ik er mezelf op dat ik namen verkeerd uitspreek. Het is erg: want eenmaal verkeerd in het hoofd, is het lastig om dit te corrigeren. Als ik het verkeerd zeg, verbeter me dan gerust. Wat zorgvuldig werd bedacht, mag niet als onbelangrijk van tafel worden geveegd. Trouwens: niemand wil ‘Onbelangrijk’ heten.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 28/06/19)


zondag 23 juni 2019

TINE ZIET (173): De Panden


Meer en meer groeit het besef dat onze stad weldra een stukje speelterrein verliest. De werken aan de Leiebrug zullen een groot gat slaan in ons dagelijks landschap. Het blijft schrikken als we het onteigeningsgebied bekijken.  Er is beloofd dat dat gat zal opgevuld worden met groen en brug waaronder hogere boten kunnen varen. Maar het gemis naar wat er niet meer is, zal toch nog lang knagen. Afgelopen weekend waren De Panden, een gewaagd pop-upproject in leegstaande panden, geopend en konden we binnenkijken bij boeiende kunstenaars. Je kon er zelfs je fiets oppimpen.

Blikvanger was onder andere het pand van Tom van Ryckeghem die samen met zijn leerlingen uit Bulo Blijdhove aan de slag ging om een verhaal uit De Barakken te visualiseren. Enthousiast deed hij uit de doeken hoe hij het samen met hen had aangepakt. Het was fijn te horen hoe zoiets van muur tot muur kan groeien. Nog fijner was te zien en te horen hoe de leerlingen zelf fier waren op dit project. Maar nog interessanter was het atelier van Tom. De broedplek tot inspiratie. Het is altijd fascinerend te zien waar een kunstenaar werkt. Is hij opgeruimd? Is hij een chaoot? Wat is zijn uitzicht? Hoe ruikt het er? Het was er vooral heel overzichtelijk. Ook Katrijn Calleeuw liet het publiek binnenkijken in haar bewierrookte atelier. Twee verschillende kunstenaars met twee totaal verschillende ateliers die er in september wellicht niet meer zullen zijn. Maar wat er werd gemaakt, zal blijven. Trotse stukjes adem uit De Barakken. Daar kunnen geen sloopwerken tegenop. Dat ik er zelf in ‘Naast de Griek’ aan het improviseren ging met een orkest van brood- en aardappelmes, synthesizer en gesloopte bierflesjes: ook dat werd weer vereeuwigd.  Dus als de mannen met de sloophamers komen, zullen we tenminste onthouden dat er ooit een ruimte was om fijne dingen te (proberen) creëren.  Leegstand met lef kan inspireren.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 21/06/19)

maandag 17 juni 2019

TINE ZIET (172): BB


Afgelopen weekend vertegenwoordigden zeven paar benen Menen in onze hoofdstad. Met Les Figurettes Fénoménales mochten we aantreden op het hele fijne festival SuperVliegSuperMouche. Dit samen met de fijne Waalse BrassBand de Nerds. Het was best een indrukwekkende ervaring om in het Park van Vorst in de kijker te staan van dat talrijk opgekomen publiek. Niet alleen beëindigden we onze eerste show uitgeregend, maar regelmatig werden we aangesproken om met personen op de foto te staan. Als een echte pluchen mascotte poseerden we gul in netkousen met kinderen, mama’s en papa’s en eenzame heren. We werden gevraagd kinderen kusjes en knuffels te geven. Ook meneren. Het was ook moeilijk om naast ons te kijken in onze blinkende kostuumpjes en onze zilveren laarsjes. Maar kijk: we waren eventjes twee dagen fiere ambassadeurs van onze stad! Even voelden we ons BB - Bekende Belg - voor het volledige weekend.

Op Pinksterenmaandag zag ik in gewone kleren op een terrasje in de Barakken en zag een hele groep mensen passeren die best een attractie hadden kunnen zijn, maar het lang niet waren. De jaarlijkse braderie viel gelukkig nét niet in het water. Toen ik er met paraplu arriveerde waren de grijze wolken opgeklaard en uit alle hoekjes kwamen mensen tevoorschijn om de braderie te bezoeken. De veelheid aan kapsels, outfits en buiken.  Kinderwagens met honden erin of gekochte waren. Het was enorm fascinerend om te zien. Zelf ben ik met een vriendin ook weer de hele braderie afgelopen. Zij was onder de indruk van de ware lengte van de wandeling. En toen we ons terug richting Menen begaven, werden we bijna opgeslokt door een steeds groter wordende mensenzee. We zagen Danny Fabry. We zagen beschilderde Barbiepoppen en koplampen te koop aangeboden worden. We dronken picon. Levendig als we waren lieten we ons net niet met Mexicaanse Dodenmaskers beschminken. De paraplu’s bleven dicht. Niemand vroeg me om met hen op te foto te staan. Ik was dan ook niet verkleed. Maar minstens toch even ook BB -Bekende Barakkenaar - voor één dag.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 14/06/19)

dinsdag 11 juni 2019

TINE ZIET (171): Bewijs


Vorig weekend was ik in enkele dagen in Parijs met mijn beste vriend. We bezochten er niet de toeristische trekpleisters en bijgevolg heb ik nu geen foto met de Eiffeltoren en de afgebrande Notre Dame als bewijs dat ik er wel degelijk was. Wel maakte ik enkele foto’s van street art. Die kunnen eigenlijk overal gemaakt zijn. Zelf ben ik geen goede fotograaf en ik voel almaar minder de drang om beelden vast te leggen. Terwijl ik vroeger alles wilde bewaren uit angst dat alles uit mijn herinneringen zou glippen. Street art is vluchtig. Het zou best kunnen dat er volgend jaar andere dingen in het oog springen. Of dat de mooie kunstwerken overschilderd worden. Mensen durf ik al helemaal niet meer te fotograferen in deze selfietijd. Als ik had gedurfd had ik het kleine mannetje gefotografeerd dat naast me stond in de overvolle metro. Toen de stem door de intercom had afgeroepen dat we extra voorzichtig moesten zijn voor pickpockets, wees een luidruchtige vrolijke Fransman eerst naar mij en dan naar dat mannetje. “Ik denk dat dit onze pickpocket is!” Het kleine oude mannetje met afwezige vermoeide blik liet zijn ogen omhoogrollen en opeens zag ik in zijn blinkende ogen zijn guitigheid. Klik! Het zou een prachtige foto zijn geweest. Nu ik het schrijf, heb ik op zijn hoedje ingezoomd en zijn brillenglazen. Het feit dat hij niet hoger dan mijn boezem kon kijken. Dat hij met een klein bocheltje liep en niet wou zitten. Dat hij niet veel later zonder een enkele tas schuifelend het metrostel verliet.  Zoiets zou ik ook nooit op één foto gekregen hebben. Zelfs dan zou het geen Parijsbewijs geweest zijn. Nee, daar kan ik beter mijn metrokaartjes en toegangstickets voor sparen. Waarom zou ik het nog effectief willen vergaren dat bewijs?

Ik vind het een rare gewaarwording dat het niet meer hoeft: herinneringen vasthouden voor eeuwig. Terwijl ik ergens nog een album heb met foto’s uit mijn middelbare schooltijd bij de Sacré Coeur denk ik meer en meer in deze tijden van vluchtigheid: een reisje bewaart zich beter gewoon in die inwendige cloud van mij.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 07/06/19)

maandag 3 juni 2019

TINE ZIET (170): Laten waaien!


Terwijl velen aan de media waren gekluisterd zondag, verkoos ik het avontuur van de natuur. Ik zal het maar bekennen: ik had een date. Ik zal niet verder in detail treden. Mijn moeder leest namelijk mee. Het enige wat voor dit verhaal wel van belang is, is dat het een date betrof met een lange man die letterlijk onder de tatoeages zat. Het was vast een opmerkelijk zicht: wij tweeën wandelend door de straatjes en de paadjes van een dorpje dat ik als mijn broekzak ken. Ik trappelend achter hem aan: want lange mannen hebben grote voeten… Daarenboven hadden we toch wat bekijks. Vrouwen pakten hun man wat steviger vast toen ze de schedel van mijn date zagen.

Na de stevige wandeling sloten we af met een drankje en hij bestelde een bordje charcuterie. Op het terrasje stak plots een felle wind op. Stoelen werden tot op straat geblazen. Hij zette zijn capuchon op en we hadden moeite onze glazen staande te houden. De dame die ons bediende, droeg een jurk en mijn date maakte schamper de opmerking dat ze moest opletten dat haar jurk niet wegwaaide. Ze haalde haar schouders op en zei spontaan: “En dan nog? We zijn allemaal hetzelfde, meneer. Daaronder draag ik mijn slip. En daaronder ben ik zoals elke vrouw. Zoals zij.” Ze wees naar mij. Maar ze ging verder: “Kleren, tattoos, wat doet het ertoe? We zijn toch allen hetzelfde in een blootje.” Ze wikkelde de charcuterie die niet werd opgegeten in aluminiumfolie en stopte het hem toe.

En toen ik een kwartiertje op de terugweg naar huis op de radio hoorde dat de wind tot in de verkiezingsresultaten had geblazen, bedacht ik dat mijn date er een was die ik met mijn lezers moest delen. Misschien een beetje aangedikt. Zonder namen te vermelden. Zonder verder te voorspellen of ik die date al dan niet nog zal ontmoeten. Voorspellingen kunnen namelijk akelig goed kloppen. Wie we ook zijn: we klampen ons allen vast aan wat we willen houden. We laten waaien wat mag waaien. En hoe anders we soms ook zijn: we zijn het niet.  Wat valt het eigenlijk lastig dat te geloven.   

Ik hield trouwens grote blaren aan de wandeling over.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 31/05/19)

TINE ZIET (414): Intiem vieren

Toen ik vorig jaar 44 was geworden, was ik nogal onbezonnen aan het project #365dagenvanvieren begonnen, waarin ik elke dag op Facebook een ...