woensdag 21 maart 2012

Ooit (10)

Ooit was de zee voor me een stil verlangen. Ze stroomde te ver om vaak te zien. Af en toe mocht ik haar ruiken. Meestal in de winter. Dat kwam goed uit. Hoe kouder, hoe minder mensen om haar mee te delen. De wind blies ze dan tot in mijn oren. Later in mijn bed voelde ik me eb en vloed. De zilte van haar rug zorgde dat ik dieper sliep en droomde van zeepaardjes en sterren die je aan geen enkele hemel ziet. Als je groter wordt, wordt alles kleiner. De reis die moet ondernomen, is opeens een ritje en de schelpen te klein om het ruisen van de zee te vangen en in een broekzak mee te dragen. Maar al groei je door, de zee blijft wijds: je kan niet om haar zilte schouders heen. Met daaronder dingen die je steeds vaker liever in het donker ziet. Wie me ooit aan haar voeten ziet, moet weten dat ik in haar nabijheid krimp tot bijna niets. Al is het maar om net als toen stil te verlangen naar datgene dat je zelden ziet. Sommigen noemen het melancholie of stil verdriet, maar ik zie altijd meer het zout in dingen als ik de zee weer heb gezien.

Geen opmerkingen:

TINE ZIET (420): Belofte

 Sinds ik in een interview heb verklapt dat ik aan het roman werk, krijg ik af en toe eens de vraag of het nu al wat wordt. Ik moet dan eerl...