Na enkele dagen in de lappenmand gelegen te hebben, kwam ik dit weekend weer voorzichtig naar buiten. Er was Moodswings Fest in DVG-club in Kortrijk, waar vriendin Saskia op zeer puike wijze de LP en de mascotte Steenie van haar band NeXt voorstelde. Daarna zag ik het verbluffende concert van I H8 CAMERA in BGWG in Menen. En op zondag zat ik met een 25-tal leerlingen en enkele collega’s aandachtig te luisteren naar het verhaal ‘Kruimels’ van Mona Theys gecombineerd met barokke muziek en soundscapes. Het moet gezegd: ook al was alles erg goed en best indrukwekkend en ook al bleef ik nergens lang plakken, het was toch allemaal erg veel.
Dus zondagnamiddag op doorreis naar een familiefeest had ik
opeens heimwee naar die periode waarin ik maar één activiteit te doen in een
weekend. Want die periode was er. Na de covid-periode was ik erg voorzichtig om
weer naar buiten te komen. Eenmaal ik er was, vergat ik die heimwee weer
meteen. Het was op het moment dat we met z’n allen hadden gezegd dat we zouden
vertrekken en maar bleven dralen en drentelen, rechtop stilstaand als een kudde
onbeholpen schapen dat één van mijn nichtjes de opmerking maakte dat ze er niet
kon aan doen dat ze graag uitgaat. Dat ze ook maar de botten van haar vader
had. We giechelden en zeiden dat ze het over zijn genen moest hebben in plaats
van zijn botten. Maar toen ik later in mijn droom een blik worp op mijn eigen
skelet, bedacht ik dat ik diezelfde botten heb. Wij allemaal in ons gezin.
Botten die wel eens kunnen sputteren als we naar huis moeten gaan.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 23/10/25)