Bijna zeven jaar geleden schreef ik hier al over de pioenenman. Een charmante man van tweeënzeventig die me na een optreden in Melden in 2005 online was beginnen volgen en omdat ik dat jaar opriep tot allerlei uitdagingen, daagde hij me uit om zomaar pioenen uit zijn tuin te ontvangen als dank voor al mijn schrijven. Ondanks enkele wantrouwige waarschuwingen van vriendinnen, aanvaardde ik die uitdaging en ontving hem en zijn bloemen bij mij thuis. Een jaar later, stond hij er weer, maar toen zei hij dat het misschien de laatste waren. Hij zou verhuizen en wat struiken kunnen meeverhuizen, maar hij wist niet of ze zouden overleven op zijn nieuwe stek. Daarna hielden we sporadisch mailcontact. In volle covidtijd stopte het ineens.
Afgelopen week kreeg ik een mailtje dat hij midden in de
nacht verstuurd had. Of hij me die ochtend na al die tijd nog eens mocht
verrassen. Er waren eindelijk weer pioenen maar aangezien de grond er iets
minder goed is, moesten ze snel worden uitgedeeld. Ik gaf hem mijn nieuwe adres
en zo gebeurde het dus opnieuw. Meer dan een uur reed hij met een bosje verse
pioenen naar Menen, sneed de te lange stelen af, schikte ze in een vaas, gaf me twee vazen, drie kussen
maar weigerde koffie en het glas water en reed terug naar huis. Hij liet me achter met een glimlach op mijn lippen.
Bloemen vergaan. Dat is waar. Maar soms kunnen ze na jaren weer opduiken. Als ik naar de kleurige vaas op tafel kijk, zie ik de hoop dat lang nog niet alles verloren is. Koester de fijne gebaren. Blijf voor spontane pioenen openstaan!
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/05/25)