Afgelopen week was ik enkele dagen in Amsterdam. Een
bezoekje aan Artis hoorde erbij. De olijke tramchauffeur kondigde de halte aan
met een oorverdovend gebrul. Voor ons in de wachtrij stond een schattig meisje
in een leeuwenpakje. Samen met haar oma kwam ze naar de leeuwen kijken. In de
dierentuin stond ik opeens oog in oog met een enthousiaste zeeleeuw die opeens
voor mij tegen het glas leek te hangen en me zo vertederend bekeek, dat ik zo
de glazen bak was ingedoken, ware het niet dat het wat te koud was voor een
duik in de diepte. Daarenboven was ik er toch ook stilletjes van overtuigd dat
ook dit niet die soulmate was, die me al mijn hele leven maar niet voor de
voeten durft te lopen. Later stond ik ook voor de echte leeuwen die loom leken
te soezen. Het volk stond in grote drommen te loeren naar de dieren. Af en toe
liet de leeuw zijn gebrul horen over de zoo. Het leek alsof er donder in de
lucht hing. Wat een machtig dier, bedacht ik met kippenvel. Niet voor niets de
koning van het dierenrijk.
Gisteren zat ik bij mijn moeder. Mijn moeder had de TV en de
radio op Parijs-Roubaix staan. Zelf ben ik niet zo’n grote fan van de koers.
Toch niet in die mate dat ik de wedstrijd van het begin tot het einde wil
volgen. Toen we aan de soep zaten, hoorden we op de radio dat een wielrenner
bewegingsloos op de grond lag en aan de toon van de commentator bleek al snel
dat de toestand ernstig was. Maar de koers slingerde zijn weg verder over de
kasseien. De commentatoren peddelden weer tussen de flauwe woordspelingen en de
mateloze hyperbolen. Wij verhuisden om de beelden bij de woorden te zien. Terwijl
een helikopter de jonge renner naar het ziekenhuis vloog en men daar uit alle
macht probeerde te reanimeren, schudden de lijven van de andere deelnemers in
slow motion als drilpudding voor mijn ogen. En zelfs toen het beest Sagan zich
over de eindstreep smeet, dacht ik met schrik: Hoe zit het met die andere
leeuw? Veel later las ik het: een jonge welp aan het begin van zijn
rennersleven, haalde zijn eindmeet veel te snel. En zijn gebrul klonk misschien
wat minder luid, maar raakt ons even fel.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen op 13/04/18)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten