Op zondagvoormiddag een kleine boodschap moeten doen. We
kennen het ongetwijfeld allemaal. Er is moed voor nodig. Een grote dosis geduld
en verdraagzaamheid is zeker mooi meegenomen. Zondag fietste ik met mijn
boodschappenmand naar het warenhuis.
Er was net een kleine aanrijding geweest op de
parkeerplaats, maar de gemoederen liepen niet hoog op. Ik slalomde me een weg
door de kijklustigen, gedupeerden en de auto’s die nu moesten manoeuvreren om
te parkeren. Terwijl ik mijn fiets sloot, kwam er een onbekende man op me af.
Hij keek me aan zei: “Vrouwen worden mooier als ze ouder worden.” Ik wist niet
zo goed hoe ik dat moest interpreteren. Kende hij me toch van vroeger en maakte
hij een compliment of meldde hij dat ik nog enkele jaren moest rijpen alvorens
er goed uit te zien? Hij kwam dichterbij en inmiddels had ik door dat hij nog
steeds een onbekend voor me was. Even liet ik mijn onderlip zakken. Een gevatte
reactie bleef uit. Hij vertelde dat hij iets goed te maken had met zijn vrouw.
Ze was jarig. “Vijfenvijftig jaar!” zei hij trots. Ik vroeg hem wat hij
mispeuterd had. Na zijn gebruikelijke kusjes had zijn vrouw hem gezegd dat ze
nog maar op de helft van haar leven was en dat zag hij niet zo goed zitten. “Honderdtien!
Dat hou ik nooit uit!” had hij gezegd. Dat viel blijkbaar in slechte aarde bij
zijn eega.
Ik bespioneerde hem niet om te zien wat hij voor haar kocht.
Ik hoop natuurlijk op een zalfje tegen acné of een pikante peper. Aan de kassa
bedacht ik dat ik op deze manier ouder zou willen worden: keuvelend op de
parking van een warenhuis. Zeeën vol tijd en met een mond vol (valse) tanden
snoepend van al die mooie verhaaltjes.
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 29/09/17)
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 29/09/17)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten