Verzengend. Dat is het woord dat bij het begin van vorige week past. Het begin van de zomervakantie viel mij voor het eerst in alle jaren enorm zwaar op mijn hoofd. Na een personeelswandeling en een gezellig onderonsje in de Balokken, kwam ik geroosterd en gesmolten thuis en het heeft tot donderdag geduurd voordat ik me weer wat mens voelde. Toen kon de vakantie eindelijk beginnen. Wat begon als verzengend, werd ineens een gigantische plensbui. Zomaar ineens op de autosnelweg. Later nog meer waterpret. Dat er zoveel water in de lucht kon hangen, we waren het intussen vergeten.
Terwijl het weer vroeger zoiets was als ‘koetjes en
kalfjes’, wordt het meer en meer een hoofdpunt in ons gespreksoverzicht. Want
het wordt toch heel erg verrassend allemaal. Sommige mensen doen uitspraken
als: “Leve de klimaatopwarming!” of “Wat is er toch met dat weer aan de hand?”
We kunnen de andere kant uitkijken als het over oorlog in
een ander land gaat, maar wat het weer betreft dat op ons dak valt of erdoor:
kunnen we niet anders dan vol ongeloof naar boven kijken. Het raakt ons: want
plannen vallen in duigen of het water.
Het blijkt ontzettend naïef te zijn te denken dat onheil
zich niet kan voordoen in onze straat. Of het nu gaat om despoten,
overstromingen, bosbranden of aanslagen: als we voorlopig nog gespaard blijven,
komt dat meer en meer door geluk: dat toevallig lotje, weet je wel. Zolang dat
er is, is er nog hoop. Doe me dus nog maar een rondje, op de mallemolen van dit
bestaan.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/07/25)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten