vrijdag 30 mei 2014

Tegen Verzuring (1)

In mijn nobele poging om de algemene verzuring tegen te gaan, zal ik sporadisch een ludieke actie op het WWW lanceren.

 Vandaag actie 1!

 Verstop je favoriete zoethoudertje/toetje in je status/tweet of post een selfie met je favoriete zoethoudertje/toetje in je mond (#sweetselfie) en krijg een mini-verhaaltje waarin je zelf de hoofdrol speelt.

(Vergeet mij niet te taggen...)


7 opmerkingen:

Tine Moniek zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Tine Moniek zei

Er was eens een meisje. Op een dag liep ze door het grote bos en werd daar warempel aangesproken door een grijs konijn. 'Dag meisje,' zei het konijn. 'Eh, dag konijn!' zei het meisje. 'Wil je wat voor me doen?' vroeg het konijn. 'Natuurlijk,' antwoordde het meisje. 'Ik heb mijn pootje gebroken en moet straks aan de andere kant van het bos zijn. Kan je me misschien dragen?' Het meisje had toch niets anders te doen en antwoordde: 'Natuurlijk! Maar waarom moet je aan de andere kant van het bos zijn?' 'Er is een belangrijke meeting waar ik zeker bij moet zijn. Met mijn manke poot, kom ik zeker en vast te laat!' Het meisje nam het konijn op en droeg het voorzichtig naar de andere kant van het bos. 'Hier is het!' zei het grijs konijn. Het meisje zette het konijn onder een grote kastanjeboom. Ze was nieuwsgierig en vroeg: 'Waarover gaat die meeting eigenlijk?' 'IJs!' fluisterde het konijn. 'IJs?' vroeg het meisje dat alvast begon te likkebaarden want ze at heel graag ijs. ‘Ja,’ zei het konijn. ‘Eigenlijk is het een groot geheim, maar omdat je mij geholpen hebt, zal ik het je verklappen. Wij, konijnen, zijn gek op ijs. Het het was altijd al moeilijk voor ons om aan ijs te geraken. We vonden dé oplossing! We hebben samen een gang gegraven naar de ijsjesfabriek. Straks gaan we voor het eerst samen door de tunnel!’ ‘Wat leuk!’ zei het meisje. ‘Mag ik mee?’ ‘Dat gaat helaas niet,’ zei het konijn. ‘Je past niet door de doorgang.’ ‘Dat begrijp ik,’ zei ze. ‘Als je nog wat tijd heb, brengen wij ijs voor je mee!’ Het meisje had tijd. Ze zag hoe honderden konijnen zich verzamelden en samen door de konijnenpijp kropen. Een uur later, kropen ze één voor één de pijp weer uit. Ze zagen er veel dikker uit dan daarvoor. Het grijs konijn kwam als laatste. Mankend kroop het door de tunnel. ‘Waar is mijn ijs?’ vroeg het meisje. ‘Daar hadden we helaas geen tijd meer voor!’ ‘Wat!’ brulde het meisje. ‘Wat ben jij een verschrikkelijk ondankbaar konijn! Ik zal er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat geen enkel konijn nog ijs kan eten!’ Ze stampte heel hard op de tunnel, die natuurlijk instortte. De volgevreten konijnen waren boos op het grijs konijn. ‘Waarom heb je het haar dan ook beloofd?’ Ze weenden tranen van verdriet. Maar ook een beetje van de buikpijn. Uiteindelijk besloten ze om nooit meer te praten. En het meisje, vond thuis in de diepvries nog een grote bak ijs die ze smaakvol opat.

Tine Moniek zei

Er was eens een gevulde tafel. Die tafel had het zwaar te verduren, want altijd was ze zwaar beladen met van alles en nog wat. ‘Op een dag zak ik nog eens door mijn poten!’ zuchtte de tafel. ‘Geen paniek!’ klonk het door de keuken. ‘Je kan wel wat hebben!’ Het was de kok die tot de tafel sprak. ‘In mijn keuken is nog geen enkele tafel door elkaar gezakt!’ ‘Maar hoe weet je dat zo zeker?’ pufte de tafel. Mijn vier poten lijken wel de hele wereldbol te moeten torsen! Waarom kook jij toch zo graag?’ ‘Ik kook graag, dat klopt!’ zei de kok. ‘Maar gelukkig wordt er ook graag gegeten! Alles wat ik op je schouders laad, wordt ook keurig opgegeten!’ ‘Dat is waar,’ dat zei de tafel. ‘Het duurt nooit lang, alvorens ik me weer wat lichter voel.’ De kokin nam een koekje van de toren en at het op terwijl ze in een pot begon te roeren. ‘Mag ik misschien ook eens proeven?’ zei de tafel? ‘Dan weet ik wat ik op mijn frêle schouders draag.’ ‘Natuurlijk,’ zei de kok. ‘Wat wil je? Een koekje? Of een stukje gebraad?’ ‘Doe mij maar een koekje,’ zei de tafel. En even later: ‘O, dat smaakt! Mag ik ook een stukje gebraad?’ ‘Natuurlijk,’ zei de kok. ‘O, wat heerlijk!’ zei de tafel. ‘Wat een eer dit alles te mogen dragen. Vanaf vandaag draag ik met trots en minder met gezeur.’ ‘Je mag ook af en toe eens zeuren,’ zei de kok. ‘Anders is het hier zo stil terwijl ik in mijn potten roer.’ ‘Oké, af en toe zal ik me nog een keer chagrijnig laten horen.’ ‘Mooi zo,’ zei de kok. ‘Ik hoor graag tafel! En dan krijg je af en toe een hapje. Dat is beloofd!’

Tine Moniek zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Tine Moniek zei

Er was eens een jongen die onafscheidelijk was van zijn hoedje. Overal waar hij naartoe ging, had hij zijn hoed op. Veel mensen vonden dat leuk. Sommigen vonden dat ook een beetje gek. ‘Een hoed is te feestelijk voor bijvoorbeeld het toilet,’ zeiden ze. Maar daar trok de jongen zich niets van aan. Hij bleef trouw aan zijn hoed. Zelfs in zijn slaap. Nu gebeurde het, dat er op een bepaalde nacht iets vreemds gebeurde. Terwijl hij lag te dromen over een blauwgekleurde trompet, zuchtte het hoedje: ‘Waarom blijf ik toch maar opgezet? Ik wil ook eens wat. En wat met mijn privacy?’ Het hoedje had een pesthumeur en bedacht: ‘Ik blijf hier geen seconde langer!’ Het sprong van het hoofd van de jongen en liet zich vallen van het bed. En door het open slaapkamerraam en op zijn hoedenpootjes trok hij de wijde wereld in. Toen de jongen ’s morgens wakker werd, voelde hij meteen dat er iets anders was. Zijn hoofd voelde lichter. En opeens voelde hij meer haar. Dus keek hij in de spiegel. De jongen schrok en bedacht dat hij zich toch zo niet aan zijn omgeving kon laten zien. Zo vreemd anders dan normaal. Nadat hij een uur zocht naar zijn hoed, legde hij allerlei andere dingen op z’n hoofd. Zoals een zakdoek, een bananenschil en een ringmap. Maar niets voelde zo goed als zijn eigen hoed. Totdat hij een hoorntje van een ijsje vond en dat op z’n schedel bond. ‘Dit moet dan maar,’ zuchtte hij en trok de deur achter zich dicht. Toen de mensen hem zagen lopen, vonden ze dat zijn nieuwe hoed hem heerlijk stond. Sommigen vonden de nieuwe hoofdtooi weer een beetje gek. Maar omdat hij daaraan intussen al gewend was, vond hij dit niet erg. En het hoedje? Wat is daar mee gebeurd? Volgens mij ligt het ergens op een naaktstrand loom te wezen. En wie weet, komt het ooit wel eens een keertje weer. Maar of de jongen ooit weer aan die hoed zal wennen? Dat is voor een volgende keer.

Tine Moniek zei

Er was een meneer die geen zin had om op te staan. Heerlijk wou hij blijven liggen onder dons en laken. Er was ook niemand die voor hem de koffie maakte en onderaan de trap: ‘De koffie is klaar!’ riep. Eigenlijk was er ook geen reden om naar beneden te gaan. Dagen bleef hij liggen. Totdat het zomer werd. De zon scheen steeds feller op zijn lakens. Alsof zij diegene was die onder aan de trap stond en hem met warme lach naar beneden riep. ‘Zou ze?’ dacht hij en draaide zich nog even om. Maar na een tijdje riep er echt iemand: ‘Kom!” Hij stapte langzaam uit zijn bed. Heel voorzichtig liep hij de trap af die hij al dagen niet was afgedaald. De zon trok strepen in het huis. Kleurde vlakken licht in de keuken en op het aangezicht. Hij zette de ramen open, haalde diep adem en besloot dat het tijd was om cake te bakken. Als voor een feest. Met vulling en chocola. Voor hem en voor zijn welgekomen gast, die voorlopig nog niet verdween.

Tine Moniek zei

Er was eens een vrouw die graag door de duinen wandelde. Dat ging makkelijk: ze woonde vlakbij. Ze hield ervan als de wind door haar haren blies. Ze hield van het zand. En de geur van de zee. Op een dag ging ze net als anders naar buiten, maar de wind blies misschien iets harder. Ze wandelde naar de duinen via de gebruikelijke weg. Opeens schoot er een kat voor haar voeten. Een witte. Ze schrok daarvan. Liep gewoon verder. Eenmaal in de duinen stak de wind nog harder op. Ze liet zich hierdoor niet van de wijs brengen: ze deed wat ze altijd deed. Toen ze naar de zee keek, viel haar iets op: de kleuren waren feller dan voorheen. Alles rook sterker. Het was overweldigend te beseffen dat de dingen zomaar anders werden. Alsof er in een nacht tijd dingen in haar gewoontes werden verplaatst. Toen ze weer naar huis wandelde keek ze anders naar alles om zich heen. Ze zag opeens dat haar buurvrouw rozig haar had. En dat het licht zo mooi door haar haag viel. Eenmaal in huis schonk ze zichzelf een glaasje port in en besloot de dingen voortaan op een andere manier te gaan zien.

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....