Afgelopen dagen heb ik als een spons een overdaad aan exposities bezocht. De eerste dichtbij en gratis. Met ‘Wir überleben das Licht’ haalde onze stad een internationale tentoonstelling binnen. Fragiele werken van onze ereburger Johan Tahon in combinatie met introverte poëzie van frontman van Rammstein Till Lindemann en indringende foto’s van Sandor Lubbe. Een grimmige verstilling in tijden van hitte!
Voor de rest ging ik een tikkeltje verder van huis. Ik liet
me op sleeptouw nemen in Parijs en bezocht er drie expo’s en op de terugweg
maakten we een obligate stop in Vimy voor het imposant Canadees
oorlogsmonument. Om een of andere reden kleurt de lucht daar altijd blauw als
je naar de witte beelden en de terrils van Noord-Frankrijk kijkt. Je weet niet wat het is, maar je zwijgt.
Kippenvel. Dat dingen raken. Kunst kan dat. Dat weet ik maar
al te goed. Ik zoek het dan zelf op. Sommigen
wijzen dan verontschuldigend naar de hormonenspiegel. Soms verontwaardig ik me
daar ook over en steek het op de jaren. Hoe ouder, hoe meer opwellende tranen.
Voor een gefotografeerd landschap vol rendieren bijvoorbeeld waardoor ik me zo
klein voel dat het pijn doet. Voor een zelfportret dat zo gelaagd is dat het me
als het ware naar binnen trekt.
Misschien zijn het alle dingen die we kwijt zijn die ons
zachter maken. De angst om nog meer te moeten missen. Objecten, mensen maar ook
de vrees bijvoorbeeld om schoonheid niet langer meer te kunnen zien. Dat kan
best. Soms overvalt het je ook zomaar onverwacht. Op een terras ontmoette ik
een parmantige Parisienne met een tamme kraai op schoot. Ze had het over haar
dochter die ze kwijt was en haar uitgevlogen kleinkinderen. Dat ze op een dag
een kraaienjong gevonden had waar ze nu jarenlang voor zorgt. Ook dat maakte
mij natuurlijk aan het huilen. Wat je raakt, zuig je op. Maar eens de spons vol
is, huil je de tranen uit je kop.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 19/08/22)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten