maandag 26 december 2022

TINE ZIET (353): Spekglad

Een ritje met de trein afgelopen weekend maakte nog eens duidelijk dat we in ons land toch zo slecht voorbereid zijn op weersveranderingen.  Treinen werden bijvoorbeeld afgeschaft door problemen met de vrieskou. Meer dan vierentwintig uur reden er geen treinen tussen Menen en Poperinge door beschadiging van de bovenleiding. Het was wel degelijk koud, maar het kan nog stukken kouder. Dat belooft! Als ons degelijk spoornet nu al sputtert, hoe vergaat het ons als de klimaatschommelingen zich zoals voorspeld blijven uitbreiden? Hoe is het in godsnaam mogelijk dat we met kwalitatieve materialen en goed doordachte plannen zo weinig marge hebben?

Er zijn allerlei moderne snufjes. Elke dag is er wel ergens een upgrade. Het item ‘weersomstandigheden de baas kunnen’ blijft fluks ter plaatse trappelen.

Zondagavond stapte ik uit in Kortrijk. Na meer dan 6 uur reizen, bleek al bij de eerste stap buiten het station dat alles spekglad was. Ik zag reizigers vallen en nog eens vallen.  Zelf schuifelde ik als een gecrispeerd oud vrouwtje van fiets naar fiets en muurtje naar muurtje tot ik ontdekte dat het stukken makkelijker wandelde op het fietspad. Daar was wel gestrooid. Hoe was eigenlijk buitengewoon onverantwoord dat aan een dergelijk druk station de voetgangers aan hun lot overgelaten waren.

Dit is geen sneer naar de NMBS. Bij de Nederlandse buren werden er ook massaal treinen afgeschaft. Mijn angst beperkt zich niet niet exclusief tot het spoornet. Wat met onze huizen? Hoe worden die weerbaarder tegen regen en wind? Misschien is niet verkeerd dat ingenieurs en projectontwikkelaars zich in de zeer nabije toekomst meer laten inspireren door de accommodatie in Siberië bijvoorbeeld. Of door de bouwplannen van de piramides, die ondanks de hitte en de zandstormen overeind bleven. En nu we toch bezig zijn: schoenen die zich aanpassen aan alle soorten wegdek, waar blijven die?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  23/12/22) 

dinsdag 20 december 2022

TINE ZIET (352): Vrieskou

Het was toch schrikken van die eerste vrieskou. Ook al was het aangekondigd. Er stond een wandeling op het programma en dan is het opeens zoeken naar die warmste jas, de nekverwarmer, het thermisch ondergoed en de wintersokken. Want waar had ik die ook alweer gelegd? De ruiten van de wagen moesten met een ijskrabber aangepakt worden. Bijgevolg was er praktische vertraging. Ook mentaal was het net alsof ik wat vast gevroren was aan mijn keukentafel en al mijn spieren voelden allemaal wat strammer. Temperaturen onder het nulpunt zorgen voor gedonder.

Het is geen toeval: volgende week start de Warmste Week. Dit jaar met een extra trui aan binnenshuis. Er werd voor het thema ‘kansarmoede’ gekozen en voor het eerst springt ook Stad Menen met Jess FM op de kar. Men gaat 5 dagen radio maken in het stadhuis. Hoe kou het ook is, voor veel mensen wordt het dit jaar nog kouder. Dan doel ik nog niet louter en alleen op het besparen op energie. Naast het feit dat een gedeelte van de bevolking figuurlijk in de kou wordt gezet, moet ik ook bekennen dat ik het koud krijg van het nieuws dat afgelopen dagen in de media verscheen in onze regio. Over dodelijke wonderbonen bijvoorbeeld. Of over een kerstmarkt met een bijzonder wreed kantje. Kansarmoede blijft daarenboven meedogenloos zijn tentakels uitslaan.

Het is misschien wishful thinking maar ik denk graag dat het helpt: samen warme liedjes aanvragen en beluisteren. Het zich opwarmen aan verhalen dichtbij de keukentafel. Kleine acties die in onze eigen buurt een verschil kunnen maken. Dat problemen natuurlijk ook buiten onze eigen regio grote proporties aannemen, dat er bijvoorbeeld meer dan één oorlog is en dat zoveel mensen onrecht wordt aangedaan, wil ik zeker niet banaliseren.  Maar als het ineens zo koud is, klopt een bonkend hart dichtbij ons zoveel warmer. Een knuffel in gedachten, is zoveel steviger in vertrouwde armen.  

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  16/12/22) 

 

maandag 12 december 2022

TINE ZIET (351): Zand

In mijn droom was er sprake van een lade vol onbetaalde facturen en bijgevolg ben ik nu in de veronderstelling dat die misschien wel eens zou kunnen bestaan in dit nieuwe huis. Want wat stopte ik waar ook alweer? In dezelfde droom werd ook weer zes en speelde onbekommerd in de zandberg die mijn favoriete speelplek was.  Ik ben er van overtuigd dat die zandberg me nu alleen nog zou irriteren. Net als confetti kruipt het overal tussen en laat het bijgevolg ook overal sporen achter. Zouden kinderen in deze hedendaagse tijd überhaupt nog van hun ouders uren en uren in een berg zand mogen slijten? Kan ons meubilair dat nog aan en ons parket? Dat ik één stukje uit mijn droom als realistisch beschouw en het andere deel als gezonde nostalgie, heeft natuurlijk te maken met mijn bewustzijn. In deze realiteit gaat meer denken uit naar het (kunnen) betalen van rekeningen dan aan de heimwee naar de kindertijd.

Nu ik de magische leeftijd van 44 beetje bij beetje dichterbij zie komen, neem ik toch meer vrede met dat volwassen zijn. Misschien zit mijn nieuwe thuis daar voor iets tussen. Ook de opportuniteiten om gewoon te doen waar ik zin in heb, groeien dagelijks. Zo kan ik zomaar besluiten om op de trein te springen in het weekend. Of om na een lange wandeling een pizza te bestellen en die met pijnlijke blaren onderaan mijn voetzolen en nagloeiend op de bank op te eten. Die lade uit mijn droom, zou me natuurlijk beperken in die vrijheid en dan zou ik het met die zandberg moeten doen.

Naast het feit dat ik in mijn nabije omgeving geen zandberg ken om me in te gooien, is er gelukkig ook geen dergelijke lade. Al zit er in elk geklepper van de brievenbus wel ergens een risico tot overschrijving of dreigbrief. Nee, liever steek ik dan toch – zeker met de eindejaarsfeesten in het vizier – de kop in het zand. Denkbeeldig. Want soms ligt nostalgie slordig op een versgepoetste vloer.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  09/12/22) 

maandag 5 december 2022

TINE ZIET (350): Alarmerend

Afgelopen week ben ik erin geslaagd om in twee verschillende scholen een alarm af te laten gaan. Al was dat eigenlijk nooit mijn fout. De eerste keer bleken mijn leerlingen en ik opgesloten te zijn. De tweede keer had ik niet bedacht dat er nog mensen in het gebouw waren. Ik was even vergeten hoe hemeltergend dat geluid van een alarm kan zijn. Dat is natuurlijk ook de bedoeling van een beveiligingssysteem. Op heterdaad en loeihard betrapt!

Net voordat ik dit begon te schrijven kreeg ik een mail waarin men mij van voze praktijken beschuldigt. Men dreigt met bijzonder fijne woordenschat dat ik binnen de twee dagen een som van 1200€ moet betalen of dat anders al mijn contacten filmpjes van die praktijken doorgestuurd krijgen. Er gaat dan bij mij een stil alarm af. Niet dat ik bang ben voor de bedreiging op zich, want die beelden zijn er gewoon niet. Wel voor het feit dat ik mijn virusscanner dringend eens moet updaten. En of die dan wel weer zo veilig is?

Wat me in deze misschien nog meer alarmeert is het feit dat de betreffende mail in perfect Nederlands is opgesteld en dat er geen vaag mailadres is aangekoppeld. Waar is de tijd waarin men spam gewoon als spam kon herkennen?  Blauwe pilletjes bij de vleet. Erfenissen van rijke stamhoofden. Het winnen van een of andere loterij. Allemaal in bedenkelijke bewoordingen of onleesbaar in een vreemde taal. Scamming. Sextortion. Internet mag dan wel handig zijn, hoe blijven we ons hier in godsnaam tegen beveiligen?  Al onze persoonlijke informatie hangt in clouds. We besparen op papier en passen naar de brievenbus, ja, maar we zien door alle phishing en spoofing de bomen door het bos niet meer als het onze eigen veiligheid betreft. Bij elke handeling op het wijde wereldse web zou een oorverdovend alarm moeten te horen zijn. Big Brother heeft het naar zijn zin. We zijn nog nooit zo op onszelf gezien geweest.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  02/12/22) 

maandag 28 november 2022

TINE ZIET (349): Makelaars

In twee luttele dagen tijd ben ik een heel pak lichter geworden. Niet door een dieet of een aandoening,  want ik bedoelde het helaas niet letterlijk. Vorig weekend werd een compromis getekend voor de verkoop van mijn vroegere huis. Hoewel ik daar verder wat voorzichtig mee wil blijven tot het officiële tekenen van de akte en het aandikken van mijn spaarrekening, durfde ik toch een gat in de lucht te springen en enkele feestglazen te drinken op het feit dat er nu ‘verkocht’ aan mijn oude slaapkamerraam hangt.

Het is niet te schatten hoe zo’n huis, hoe klein ook, op den duur gaat wegen. Naast het feit dat het onmiskenbaar grote financiële gevolgen heeft om een huis te kopen terwijl je oude huis nog niet is verkocht (zeker in crisistijd)  is het vooral opvallend hoe iedereen er naar blijft vragen. Ik dacht altijd dat het aan me zou te zien zijn: de opluchting nabij. Maar nee dus. Al ging het natuurlijk gewoon vaak over gezonde en oprechte interesse. Mijn luxeprobleem werd een grote verroeste nagel in mijn doodskist.

Ik hoop oprecht dat ik in mijn hele verdere leven niet zo veel makelaars zal lezen en of ontmoeten als afgelopen maanden. Toch niet als ze aan het werk zijn. Niets tegen deze mensen op zich. Zeker niets tegen het bureau dat ik onder de arm nam bij zowel  aankoop als verkoop. Maar wat een gladde alen toch! Wat een flyers, telefoontjes,  mailacties om me te overhalen om van kantoor te veranderen. En het ging niet eens om een villa of een kasteel. De ziekte van de opdringerige kaartjes tussen de ruitenwissers door opkopers van tweedehands auto’s is niets in vergelijking met de ziekte die een pand dat kan worden verkocht met zich meebrengt. Die hardnekkige kaartjes kan je gewoon weggooien, maar op de stoep mensen moeten afwimpelen, de praatjes uit de woorden vissen of herhaalde telefoontjes negeren is toch stukken lastiger in een mensenleven.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  25/11/22) 

maandag 21 november 2022

TINE ZIET (348): Kijken

Ook al loop ik de hele tijd met een camera op zak, komt het vaak voor dat ik spijt heb een foto  niet gemaakt te hebben. Van een glimlachend gezicht  bij het ontwaken bijvoorbeeld. Als de zon wat door de gordijnen valt. Je kan het beeld proberen te onthouden eens het voorbij is, uiteindelijk vervaagt het al bijna meteen.

Vrijdag zat ik op de trein. Voor me zaten vier meisjes verzonken in hun eigen wereld. Drie van hen verdiepten zich in hun smartphone. Een ander meisje was druk aan het schrijven in een notitieboekje. Achter hen kleurde de avondlucht buitenaards mooi, zodat ik eigenlijk met open mond naar ze zat te kijken. Je maakt de foto dan duizend maal in je hoofd, maar maakt hem niet uit schroom.  Ik wou die meisjes ook niet uit hun cocon trekken. Toen een eerste opeens de lucht gewaar werd, merkte ze mij niet op, maakte meteen een paar foto’s en bleef wat meewarig over haar schouder kijken. Daarna volgde de tweede, de derde en de vierde. Allen maakten ze een voor een heel even contact met avondhorizon.  Ook al werd er geen woord gesproken - het was overduidelijk -  de lucht maakte indruk. Indruk laat zich altijd van een gezicht aflezen. Toen de vierde keek, was net het laatste glimpje rood te zien en ook zij probeerde het te vatten met haar schermpje.

Vier meisjes die niet opkeken: het was een treffend beeld geweest van onze tijdsgeest. We zijn zo met onszelf bezig dat we zoveel mooie dingen missen. Vier meisjes die als in een domino-effect even uit hun eigen bubbel stapten om verwonderd te staren ook . Als ik opzichtig had geroepen: “Hé, moet je zien! Wat mooi!” was het toch anders gelopen.  De lucht is de lucht en voorlopig is er nog meer dan genoeg. Een glimlachend gezicht bij het ontwaken kan misschien gewoon lijken, voor sommigen is het een zeldzaamheid. Als je dat niet vaak ziet, zou je het op zak willen hebben om voor altijd te kunnen kijken. .

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  18/11/22) 

maandag 14 november 2022

TINE ZIET (347): Schermtijd

Toen ik mijn huis kocht, bedacht ik er - na jarenlang zonder geleefd te hebben - een tv bij. Zo  eentje om niet naar televisieprogramma’s te zappen, maar naar series en films. Nu ik hier al meer dan drie maanden woon, is er nog geen aangekocht. Als ik in de zetel zit, kijk ik uit naar een schilderij met een huilend meisje erop op de plaats waar ik eigenlijk een toestel had voorzien. Het is al een paar keer gebeurd dat er bezoek langskomt dat ongerust vraagt waar mijn televisie eigenlijk is. Ik wijs dan naar mijn meisje en haal mijn schouders op. Er is geen haast. Ik ben opgegroeid met een doodeenvoudig exemplaar waarop twee Vlaamse zenders te zien waren en enkele Franse. Twee dagen in de week mocht ik langer opblijven om naar leukere programma’s te kijken. Er was weinig discussie over zender en programma’s. We keken samen naar wat er was en dat was dat.  Als het saai werd, ging ik makkelijker slapen. Begrijp me niet verkeerd. Ook al heb ik het veelvuldig over vroeger in mijn stukjes – ik ben dan ook heel erg nostalgisch van aard – besef ik maar al te goed dat vooruitgang natuurlijk ook voordelen heeft. Als ik hoor wat er de laatste tijd allemaal op televisie komt, meen ik daar toch wat kritischer over te zijn. Waar blijft men het halen? Wat mis ik nu echt?

Ervaring weet dat ik meer naar televisie kijk, als die er is. Ik zou het ook gewoon durven opzetten als gezelschap. Als ik ergens ben waar er televisie aan staat, ben ik geneigd om mee te kijken. Ook al interesseert het me eigenlijk niet waar die voetbal nu naartoe rolt of wie met wie blind trouwt. Een televisiescherm dwingt nu eenmaal tot kijken.  Ook al zou je misschien liever weg kijken. In die zin is er weinig verschil tussen een huilend meisje en de televisie in mijn huis. Misschien is het schilderij minder drukkend. In een tijd waarin onthaasting zo van belang is, kan ik nog wel even zonder TV.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  10/11/22) 

maandag 7 november 2022

TINE ZIET (346): Troost

Allerheiligen is het enige feest waarbij de sporen van het bezoek schaamteloos  mogen blijven liggen of staan, bedacht ik toen ik de afwas deed na een vriendenbezoek. Mensen gaan op jaarlijkse visite bij hun overledenen en laten een bloemstukje of een pot bloemen achter. Aangezien de gastvrouwen en  -heren niet in de mogelijkheid zijn de verlepte bloemen zelf in de vuilnisbak te gooien en veel bezoekers een nieuwe rit naar de begraafplaats ontzien, ruimt de groendienst na een maand meestal op.

Hoewel ik van kerkhofbezoeken  en bloemen hou, ben ik er niet beter in. Al moet ik toegeven dat ik eigenlijk zelf zelden kerkhofbloemen koop. Ook al mis ik mijn vader nog heel veel. Liever brand ik een kaarsje thuis of spreek zijn foto zomaar ineens aan. Aan de doden denken, doen we uiteindelijk allemaal op onze eigen manier. Bij het ene gemis ontstaat er soms al een dankbare glimlach om wat er was. Een ander gemis smaakt nog altijd wrang.

Ik vind het jammer dat er nog steeds zo’n taboe om de dood hangt. Uiteindelijk ontsnapt niemand er aan. Mensen die hun beroep maken van de dood, worden vaak scheef bekeken. Uiteindelijk is er weinig dat zo nobel is als mensen met zachte hand begeleiden in een fase van intens verdriet. Tegenwoordig zijn er al zoveel mogelijkheden om zo’n afscheid echt persoonlijk te maken. Het maakt het verdriet voor wie achter blijft niet minder groot, maar misschien dan toch wat dragelijker. Zelf heb ik ook al die ambitie geopperd als het ooit niet meer lukt met mijn huidig werk dat ik dan afscheid lichter wil maken. Tom Lanoye heeft een gedicht dat begint met de regels: “Het is een magere troost/ dat alles moet verdwijnen/ en dat ik je hoe dan ook op een keer / toch zou moeten missen, bijvoorbeeld /door de dood.”

Het feit dat er mensen zijn die het begrip ‘dood’  gewoon zachtjes kunnen oppakken en proberen verdriet te vatten, troost enorm.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  04/11/22) 

maandag 31 oktober 2022

TINE ZIET (345): 0,0%

Omdat ik niet zo vaak als vroeger meer onder de mensen kom, zijn er niet  veel die het weten maar ik heb er een alcoholstop van 42 dagen op zitten. Het is niet iets om mee te pronken. Ik verwacht geen loftrompet voor dit resultaat. Ik deed het  niet om een dringende reden. Het was een uitdaging die we samen met de band genomen hebben en voor zover ik weet, hebben we er ons alle drie aan gehouden.

Voor mij was het eigenlijk geen echte zware uitdaging. Ik was vooral benieuwd naar positieve gevolgen van dat experiment. Het is niet dat ik dagelijks drink, maar als ik drink durf ik wel eens te diep in het glas te kijken. Al is dat almaar minder diep. Alcohol blijft toch een gif. Nu dacht ik dat ik me na al die dagen extra thee en water stukken gezonder en fitter zou gaan voelen. Mijn huid is er in geval niet door gaan stralen. Ik ben er niet door afgevallen helaas. Misschien zelfs in tegendeel. Ik bleef wel minder lang plakken en sliep dieper en langer. Daardoor kreeg ik toch meer gedaan op een dag of was er tenminste meer tijd over.

Wat me aangenaam verraste afgelopen weken is dat er begripvol wordt omgegaan met het feit. Ik hoorde niemand die me wou overtuigen toch iets alcoholisch te drinken. Als ik ergens te gast was, werd er voor een non-alcoholisch alternatief gezorgd. Op korte termijn leerde ik een paar alcoholvrije biertjes kennen, (ja, ik weet het, daarin zit toch een klein percentage alcohol) die feestjes toch wat feestelijker maakten. Een speciaal glas werkt bijvoorbeeld ook om een aperitiefgevoel te krijgen.

Of het leven minder leuk was? Dat denk ik eigenlijk niet. Al moet ik wel bekennen dat het soms wat lastiger was om in de stemming te komen. Jammer eigenlijk. Soms is het in dit leven lastig los te laten en dan durft een sterker glaasje wel  helpen. Er zijn alternatieven zat om hetzelfde effect te bekomen. Die zijn voor een volgende uitdaging.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/10/22) 

maandag 24 oktober 2022

TINE ZIET (344): Evolutie

We zijn op het punt gekomen dat ik durf te zeggen dat als de mens bij zijn grot, jacht, muurtekeningen, lichaamshaar en vuurstenen was gebleven, we de crisis met z'n allen gelukkiger hadden kunnen overleven. Dat klinkt belachelijk naïef. Ik had de prehistorie niet eens overleefd, angsthaas als ik ben. Na enkele hartverzakkingen na oog in oog te staan met een sympathieke edoch hongerige Tyrannosaurus was ik natuurlijk al razendsnel uitgestorven. Maar daarover gaat het dus niet.

Overal waar ik kom, hoor ik dat men meer en meer terugvalt op de eenvoud van vroeger. Het moge duidelijk zijn: niet uit nostalgische redenen. Puur om economische redenen. Men verwarmt bijvoorbeeld slechts één kamer in een heel huis. Men doucht niet meer elke dag. Men draagt kleren langer en men eet meer boterhammen met choco. Er wordt vaker Twister gespeeld in de woonkamer, omdat bewegen koude doet vergeten. Er wordt eerder op de avond naar de slaapkamer verhuisd want dan kunnen de lichten uit.

De dingen waar we in korte tijd erg snel aan gewend geraakt zijn, worden opeens luxe. Al waren ze dat al lang. We beseften het alleen niet altijd. Opgegoten koffie smaakt niet minder lekker. Fruit is duur. Dagcrèmes verdoezelen geen wallen. Fietsen in de regen gaat ook. Kaarsen geven eigenlijk ook warmte af. Ook zonder jouw aanwezigheid op een feestje draait de wereld door.

Maandag was het Werelddag van Verzet tegen Armoede. Er waren inleefweken en acties om stil te staan bij almaar meer lege portemonnees.  Altijd een goede zaak dat er aandacht is voor dit toenemend probleem. Alleen ben ik ervan overtuigd dat er dit jaar meer onbewust aan de dag werd deelgenomen. Niet zozeer uit solidariteit. Meer uit schrijnende schrik. Of als pure noodzaak om met schaamrood op onze wangen en knorrende maag onze zelfgemaakte goedbedoelde evolutie te overleven. Dino’s zijn nog niet verdreven.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 21/10/22) 

maandag 17 oktober 2022

TINE ZIET (343): Zaterdagochtendchagrijn

Zondagochtend besloot ik na een sloom ontwaken om naar een aperitiefconcert te rijden in GC ’t Forum. Het zette percussie in de kijker. Wie gedacht had om een klein uurtje naar trommels en xylofoonsolo’s te luisteren, kwam er bedrogen uit. Benjamin Verstraete liet op z’n typische eigenzinnige wijze het soort percussie horen en zien dat amper een podium krijgt op traditionele concerten. Met stokken die op lichtzwaarden leken bijvoorbeeld.  Nu, ik zal verder niet teveel in detail treden, feit is dat ik enorm verrast werd.

Mensen die mij uit mijn jeugd kennen weten dat ik een slagwerkverleden heb. Mijn korte, maar daarom niet minder leuke carrière als trommelaar, leidde er toch toe dat ik twee jaar slagwerk ging volgen op zaterdagochtend. Het was ondanks mijn schitterend gevoel voor ritme – ahum - geen succes. Dat kwam vooral omdat ik niet voluit kon oefenen en dus ook niet echt kon groeien en genieten van het spelen. Ik herinner me dat ik een sleutel kreeg van het lokaal waar we les kregen. Toen er een paar keer oudere jongens naar binnen kwamen met het excuus dat ze ook moesten oefenen (aan de toog),  durfde ik als verlegen meisje niet meer repeteren en was dan maar creatief met koekendozen.  De leraar was niet echt enthousiast over mijn slagen.  Hij was meestal knorrig maar bleef ondanks alles enorm geduldig. Het was pas veel later op een braderie dat bleek dat mijn leraar Johny Turbo was. Ik herkende opeens die man die met een bak bier op het podium stond te schuifelen en begreep ineens ook zijn zaterdagochtendchagrijn. Als kind besef je een heleboel dingen niet.

Na het concert reed ik opgeladen naar huis terug. Niet omdat de slagwerker in mij wakker was geworden, maar omdat ik met verwonderde blik naar het podium had zitten kijken.  Ik besefte: verwondering slaat de bal nooit mis en blijft ondanks elke leeftijd heerlijk hartverwarmend. 

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 14/10/22) 

maandag 10 oktober 2022

TINE ZIET (342): Plicht

Vorige week is mijn moeder met haar elektrische fiets gevallen aan een gevaarlijk punt in Harelbeke. Ze heeft erg geboft dat de automobilist die eraan kwam op tijd kon remmen en dat hij hulp geregeld heeft van een ambulance en een man met een busje heeft aangesproken om de fiets naar haar appartement te vervoeren. Ze ligt nu nog steeds in het ziekenhuis en moet wennen aan een nieuwe heup. Ze heeft niet graag dat ik dit hier schrijf. Ik mocht het doen omdat ik graag dit stukje gebruik om die helpende handen te bedanken. Het mag dan wel vanzelfsprekend lijken, we hebben het al anders geweten. Bij een vorige val werd ze aan haar lot over gelaten. Ook ik mocht al ervaren dat handen niet altijd behulpzaam zijn na een val. Ik schreef het hier al eens een keer eerder: de kans dat je val op sociale media gedeeld wordt is groter geworden dan dat er effectief iemand komt checken of je wel in orde bent.  Die koele afstandelijkheid is meer en meer een feit. “Het is niet ons probleem. We hebben er trouwens zelf al genoeg.” Of: “Ik heb geen tijd om te helpen.” Zelfs bij mezelf.

De zin die ik me afgelopen jaar het meest heb horen zeggen en denken is: “Want ik ben toch Moeder Teresa niet.” Daarmee bedoel ik vooral dat ik niet altijd goed kan doen voor iedereen. Het geeft me een soort geruststelling dat af en toe te horen. Er is een lange tijd geweest waarin ik waarlijk voor iedereen het beste wou. Sinds ik van dat idee ben afgestapt, weegt het leven minder zwaar. Dat geef ik toe. Mijn motto is nu dat ik de mensen graag zie, maar dat ik ze niet allemaal kan helpen. Zoveel als mogelijk is. Dat vul ik graag aan met mijn bovenvermelde zin.

Natuurlijk geldt dit niet als getuige van een ongeval of een daad van geweld. Dan is er geen keuze. We zouden het wel eens durven vergeten in een tijd van vrijblijvendheid. Er is ook zoiets als burgerplicht. Toch schrijf ik graag: bedankt!

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 07/10/22) 

maandag 3 oktober 2022

TINE ZIET (341): Deurmat tot mijn hart

In kader van mijn zoektocht naar energiebesparende warmte meldde ik me onlangs weer eens aan op een wat meer ernstige datingsite. Daar hebben jullie eigenlijk geen zaken mee, ware het niet dat ik toch iets frappant hierover met jullie wil delen. Namelijk dat ik het eigenlijk al voldoende vind om dagelijks een melding te krijgen dat iemand me leuk vindt. Wellicht gaat het dan over een man uit Engeland of Duitsland. Waarschijnlijker betreft het een scammer of een robot van de datingapp in kwestie om me toch maar een betalend lidmaatschap aan te smeren. Want alleen als je ervoor wil betalen, kan je de man in kwestie zien die zijn duimpje naar je opsteekt.

Het is een verschrikkelijk leep en slim systeem om mensen geld af te troggelen. Je biedt ze een gratis vijver aan om in te vissen, maar als je als het ware bijna beet hebt, moet je ineens voor het water waarin  je wanhopig spartelt betalen. Natuurlijk is het elk menselijk instinct ingebakken dat je wil weten wie je na weken of maanden opzichtig zwemmen op wil halen met een hengel. Dus ik kan me voorstellen dat er veel mensen willen betalen.

Het is alsof de postbodes binnenkort zouden aanbellen om te zeggen dat je post hebt, maar dat je eerst een postzegel  moet betalen om te weten van wie de zending dan wel is. Lang niet alle post is vrolijk en lief. Je zal dan maar net een verkeersboete of een belastingbrief in je handen gedrukt krijgen.

Zo is het ook met mannen. Of vrouwen natuurlijk. Seksistisch ben ik niet. In elke potentiële kandidaat schuilt het risico tot aderlatend of zelfs een seriemoordenaar.  Nee, mijn verlangen brandt al bij een simpele ‘vind ik leuk’. Daar gaat mijn hart aangenaam bij slaan. Ik neem er vrede mee en ben er zuinig op. Voor we het weten komt er een taks op nieuwe mensen in je leven. Of een boete voor alweer dat deksel op de neus. Spaarzaam zijn zit hem ook in de deurmat tot een hart.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 30/09/22) 

maandag 26 september 2022

TINE ZIET (340): Crisis

‘Crisis’ is een woord dat altijd al als een zwaard van Damocles boven hoofden hangt. De laatste weken bij almaar meer. Ook ik moet toegeven dat ik het meer en meer in het vizier krijg. De schrik slaat me om het hart en in de portemonnee. Daar zit ik nu in mijn nieuwe gezellige thuis. Met drie truien boven elkaar kan ik het nog enkele weken vrolijk uitzingen. Het is mogelijk. Ik heb tenminste een dak en water en licht.  Charmant bij elkaar gesprokkeld meubilair. De koelkast steeds leger, maar er is toch nog brood. Er is thee bij de vleet. Soep en kaarsen verwarmen ook. Ik ben bereid om samen met anderen door hetzelfde stof te bijten. Er is toch een ‘samen’? Er zijn daarenboven mensen die al jaren zo leven.

Voor anderen, net als ik, begint het nog maar pas. Alleenstaand. Zonder kinderen. Vaste job. Goed loon. Nooit erg veel luxe maar ook  zeker nooit een tekort. En dan komt de dag dat je dat zwaard ziet bengelen. Bij de kassa in het warenhuis. Bij het ontsteken van iets evident als een verwarmingstoestel. Besparen op doorspoelen van de wc. Nee durven zeggen als men mij vraagt om iets te gaan eten of drinken. Met schaamrood moeten toegeven dat het niet lukt omdat het niet past in het budget.

Het is eigenlijk uitermate wraakroepend. Net als zoveel anderen deed ik mijn best. Te werken, te sparen maar ook bij te dragen aan de economie. Een economie die zoveel mensen nu dreigt te verpletteren. Ik voel me gestraft omdat ik uiteindelijk alleen achterbleef. Ik voel me gepakt omdat ik meende dat het mij nooit zou overkomen. Zomaar ineens. Al wisten we het al lang.

Toch is het een feit dat veel mensen het zwaard nooit te zien zullen krijgen. Ik gun het hen van harte. Er is hoop dat ze hun verwarming wat hoger draaien voor de buren. Dat ze uitnodigingen sturen om eens een glas te komen drinken. Of dat ze eens vragen hoe het nu is te leven met dat ding van Damocles.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 23/09/22) 

zondag 25 september 2022

#woordenstoom 1

 


Wat is dat? 

Nu de zon stilaan minder schijnt en de prijzen almaar stijgen, slaat de angst ons om het hart. Hoe gaan wij straks betaalbaar dat koudste seizoen in?

Ik, die een paar jaren zomerwoorden op ramen en harten over bloemen, buren en lof schreef, stoom me klaar voor het hartverwarmend herfstproject ‘Woordenstoom’. Daarin brei ik tussen 21 september en 21 december voor wie dat wenst woordendekentjes. Laat mij weten waar jij warm van wordt en ik kruip voor jou deze herfst in de pen zodat jij je deze winter op kan laden aan dit schrijven.

De tekst wordt op papier of in levende lijve aan huis geleverd of kan aan de drempel worden opgehaald voor Koning Winter genadeloos ijsbloemen op onze ramen tekent.  De teksten worden (zonder vermelding van namen en interpunctie) aan elkaar geregen op deze weblog als een gigantisch warmewoordendeken.

Let wel: deze keer is deelnemen niet gratis. De kostprijs: een kommetje hete soep om (het liefst)  samen op te eten!

 

Mail naar mijn virtuele postvak of vindt mijn brievenbus of oor.




maandag 19 september 2022

TINE ZIET (339): Geuren

Sinds het befaamde virus zijn intrede deed ben ik veel bewuster gaan ruiken aan de dingen. Wellicht zal ik daar niet de enige in zijn. Zo snuif ik vaker de lucht op van gras en bomen. Mijn was die buiten kon drogen. In mijn huis ruikt het meestal heerlijk naar hout. Straks naar versgemaakte soep.  Elke thuis ruikt anders. Nu het weer wat regent walm ik zelf – het spijt me - soms naar natte hond.

We zijn ons altijd al bewust van geuren. Er is een boekje van de schrijver Philippe Claudel waarin elk hoofdstuk gewoon een herinnering aan een specifieke geur bevat. Hoewel de man niet in mijn leven snuffelde zijn veel delen herkenbaar. Zo herinnert iedereen zich spontaan de geur van een gymzaal. Of de geur van aarde. Wat gezegd van de geur van kamperen in een legertent? Van een refter? Soms is de herinnering zo scherp, dat je zoveel jaar later door het ruiken van een of ander zweempje welriekend parfum op straat terug in de kleuterklas bent, omdat juf Caroline zo geurde in de klas. Een aroma dat je gratis en voor niets als een raket terug slingert naar wie je ooit was. Als een soort teletijdmachine zowaar!

“Ik heb een keer mijn reuk gebroken!” zei de krekel in één van Toon Tellegens dierenverhalen. De zin is blijven hangen en spreekt enorm  tot de verbeelding. Het klinkt onmogelijk, maar het kan. Door operaties. Door corona. Of zomaar ineens op een dag. Dat je nooit meer kan ruiken. Er zijn veel beperkingen in het leven, maar het gebrek aan geur zou me toch wel erg zwaar vallen. Gelukkig ken ik het fenomeen alleen maar tijdelijk.

Er is me evenwel iets opgevallen in al dat sniffelen: waarom doen we met zijn allen zo ons best om naar een bloemenruiker of een fruitwinkel te ruiken? Hoe ruikt een gewone mens ook alweer? Een frisse mens die niet stinkt. Soms wil ik een reus in mij die met zijn snufferd snift en gulzig inhaleert: “Ik ruik… ik ruik mensenvlees!”

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 16/09/22) 

dinsdag 13 september 2022

TINE ZIET (338): Stromend

‘Here come’s the rain again’ van Eurythmics dendert door mijn hoofd terwijl mijn vingers op het klavier tokkelen en de regen van de stortbui van gisterenavond op droogt. Het is een torenhoog cliché maar mijn humeur is stukken minder opgeruimd. Om maar niet te zeggen dat ik best wat chagrijnigheid in het lijf heb. Dat ik daar niet de enige in ben, is wellicht een feit. Gisteren viel het me op dat de vrouw achter de toonbank niet eens een glimlach over haar lippen geperst kreeg, toen ik twee broden bij haar bestelde. Volgens mij liep het fout toen ik een volkoren brood bestelde, terwijl ik volgens haar met mijn eigen ogen had moeten zien dat de kleine volkoren broden op waren. “Oei, verkeerd gezien!” stamelde ik beduusd. Nu ja, zelf liep ik ook te foeteren omdat ik enkele uren daarvoor verdwaalde in een wegomleiding. Blijkbaar had ik ook die bordjes niet goed gezien. Een bezoek aan de oogarts dringt zich misschien op.  Wat zeker vast staat is dat nu de zon op haar beurt op vakantie is vertrokken, het slechte humeur her en der de kop op steekt. Bizar toch eigenlijk? Snakken wij samen met de natuur niet al weken massaal naar een plensbui? Nu het in overdaad zover is, is onze emmer verrassend genoeg snel vol.

Alhoewel. Gisterenavond zag ik na twee maanden enkele van mijn oudste leerlingen kletsnat terug. De ene bijna vloeibaar geworden met een simpel haastig plastic jasje over zich getrokken. Het water in zijn ‘kazakken’ stroomde over. De andere was zonder succes over een aantal grote plassen gesprongen. Nog een andere druppelde zichzelf bij elkaar. Zelf was ik ook doorweekt door een eenvoudig sprintje naar de overkant. We zagen elkaar en stroomden samen tot een lachbui. Voor die ene keer tenminste. Wekelijks een schooljaar lang, zeg nu zelf, zou zelfs voor de grote optimisten teveel van het goede zijn. Te nat is te nat voor zelfs het fleurigste tapijt.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 09/09/22) 

vrijdag 9 september 2022

Woordenstoom: herfstproject


Nu de zon stilaan minder schijnt en de prijzen almaar stijgen, slaat de angst ons om het hart. Hoe gaan wij straks betaalbaar dat koudste seizoen in?

Ik, die een paar jaren zomerwoorden op ramen en harten over bloemen, buren en lof schreef, stoom me klaar voor het hartverwarmend herfstproject ‘Woordenstoom’. Daarin brei ik tussen 21 september en 21 december voor wie dat wenst woordendekentjes. Laat mij weten waar jij warm van wordt en ik kruip voor jou deze herfst in de pen zodat jij je deze winter op kan laden aan dit schrijven.

De tekst wordt op papier of in levende lijve aan huis geleverd of kan aan de drempel worden opgehaald voor Koning Winter genadeloos ijsbloemen op onze ramen tekent.  De teksten worden (zonder vermelding van namen en interpunctie) aan elkaar geregen op deze weblog als een gigantisch warmewoordendeken.

Let wel: deze keer is deelnemen niet gratis. De kostprijs: een kommetje hete soep om (het liefst)  samen op te eten!

 

Mail naar mijn virtuele postvak of vindt mijn brievenbus of oor.

 

maandag 5 september 2022

TINE ZIET (337): Popelen

Terwijl de boekentassen weer opgeblonken werden of vervangen door het allernieuwste model mochten leerkrachten weer uit twee maanden zorgeloze vakantieslaap ontwaken. Althans zo wordt het meestal voorgesteld. Wij, profiteurs en luiaards die ons beroep zouden gekozen hebben op basis van onze verlofdagen, mogen ook weer een keertje aan de slag.

Ik zal de laatste zijn om te klagen over die maanden. Al vind ik stiekem elk jaar wel dat het twee maanden te lang zijn, wil ik toch wel even een groot misverstand de wereld uitwerken: zorgeloos is zo’n zomer nooit.  Het lijkt een evidentie om op twee oren te slapen. Dat doet geen enkele leerkracht.  Onder het motto ‘soort zoekt soort’, zag ik afgelopen weken veel collega’s. Hoewel ze soms in verschillende systemen meedraaien, is het een  algemeen gegeven dat we ons allen heel veel zorgen maken. Er zijn bijvoorbeeld veel praktische zorgen. Zo hangt in het deeltijds kunstonderwijs het definitief individueel uurrooster per leerkracht af van het aantal inschrijvingen. Aangezien leerlingen vaak meer vakken volgen bijgevolg ook van het uurrooster van de collega’s. Ideaal zou zijn als iedereen in juni is ingeschreven zodat we met een gerust hart de vakantie in kunnen duiken. Alles zou praktisch geregeld kunnen zijn. Helaas. Persoonlijk keek ik bijvoorbeeld elke dag van de vakantie wel één keer naar het aantal inschrijvingen. Werd alles goed ingeschat? Ga ik het rooster opgevuld krijgen of zal ik nog wijzigingen moeten doorvoeren?

Al is er natuurlijk nog veel meer gepieker, prijs ik mezelf toch elke keer zielsgelukkig als ik de leerlingen terug zie die eerste weken. Dit schooljaar vieren wij met de academie onze honderdste verjaardag. Honderd zomers van piekeren en popelen. Ja, verlangen! Dat vanzelfsprekend ook. Want graag zien, graag doen is essentieel. Anders moet je geen job in om het even wel soort onderwijs doen.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 02/09/22) 

maandag 29 augustus 2022

TINE ZIET (336): Dankbaar

Vorig weekend stond ik in de frituur te wachten op mijn bestelling, toen ik in een gesprek verzeild geraakte tussen een andere klant en de frituuruitbaters. Het ging over de veelheid aan slecht nieuws. Elke dag van afgelopen week had blijkbaar iemand slecht nieuws gekregen. Meestal gerelateerd aan ziekte of dood. Er was ook een verkeersboete en de beloofde terugkomst van te warme dagen. Omdat ik er maar wat ongemakkelijk bij stond, uiteindelijk kende ik al die opgenoemde mensen niet, probeerde men het wat positiever te maken. Dat lukte niet echt. Terwijl ik anders wel iets terug kan zeggen, bleef het behoorlijk stil van mijn kant.

Ik bedacht dat er inderdaad veel slecht nieuws was geweest. Daarnaast had ik eigenlijk willen foeteren op het feit dat de combinatie van een triatlon en zoveel werkzaamheden en wegomleggingen in een stad mij behoorlijk gefrustreerd had. Maar ik zweeg dus en wenste ze ten slotte alleen een betere week toe. Het pakje friet en het vlees wogen een stuk zwaarder in die negatieve spiraal. Mijn fiets met halfzachte achterband sleepte me naar huis terug. Daar opende ik op mijn terras het frietpapier en zette een vrolijk muziekje op. 

Terwijl ik daar zat met mijn troostpatat bedacht ik dat er ook goed nieuws was geweest. Zo is het mijn garagist gelukt om mijn auto door de autokeuring te slepen, terwijl ik de auto eigenlijk had opgegeven. Of dat ik samen met mijn moeder nog eens mosselen heb gegeten. Het was enorm fijn dat het nog eens geregend had. Om de prachtige wolken ’s avonds niet te vergeten! Sinds 1 januari doe ik het elke dag: ik schrijf één ding op waarvoor ik dankbaar ben geweest. Het is een truukje dat ik ooit van mijn neefje heb geleerd. Het hielp hem om in slaap te vallen. Mij helpt het ook. Al zijn er natuurlijk dagen waarop het moeilijk is om iets positief uit te halen. Ik hou vol.  Ik doe liever licht mijn ogen dicht.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 26/08/22) 

maandag 22 augustus 2022

TINE ZIET (335): Spons

Afgelopen dagen heb ik als een spons een overdaad aan exposities bezocht.  De eerste dichtbij en gratis. Met ‘Wir überleben das Licht’ haalde onze stad een internationale tentoonstelling binnen. Fragiele werken van onze ereburger Johan Tahon in combinatie met introverte poëzie van frontman van Rammstein Till Lindemann en indringende foto’s van Sandor Lubbe. Een grimmige verstilling in tijden van hitte!

Voor de rest ging ik een tikkeltje verder van huis. Ik liet me op sleeptouw nemen in Parijs en bezocht er drie expo’s en op de terugweg maakten we een obligate stop in Vimy voor het imposant Canadees oorlogsmonument. Om een of andere reden kleurt de lucht daar altijd blauw als je naar de witte beelden en de terrils van Noord-Frankrijk kijkt.  Je weet niet wat het is, maar je zwijgt.

Kippenvel. Dat dingen raken. Kunst kan dat. Dat weet ik maar al te goed.  Ik zoek het dan zelf op. Sommigen wijzen dan verontschuldigend naar de hormonenspiegel. Soms verontwaardig ik me daar ook over en steek het op de jaren. Hoe ouder, hoe meer opwellende tranen. Voor een gefotografeerd landschap vol rendieren bijvoorbeeld waardoor ik me zo klein voel dat het pijn doet. Voor een zelfportret dat zo gelaagd is dat het me als het ware naar binnen trekt.

Misschien zijn het alle dingen die we kwijt zijn die ons zachter maken. De angst om nog meer te moeten missen. Objecten, mensen maar ook de vrees bijvoorbeeld om schoonheid niet langer meer te kunnen zien. Dat kan best. Soms overvalt het je ook zomaar onverwacht. Op een terras ontmoette ik een parmantige Parisienne met een tamme kraai op schoot. Ze had het over haar dochter die ze kwijt was en haar uitgevlogen kleinkinderen. Dat ze op een dag een kraaienjong gevonden had waar ze nu jarenlang voor zorgt. Ook dat maakte mij natuurlijk aan het huilen. Wat je raakt, zuig je op. Maar eens de spons vol is, huil je de tranen uit je kop.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 19/08/22) 

dinsdag 16 augustus 2022

TINE ZIET (334): Stek

Terwijl de aangekondigde hitte zich opmaakt om zich genadeloos op ons te laten vallen, zoek ik nog wat verkoeling in de frisse woonkamer. Ook de kat is naar hier gevlucht en heeft de mooiste zetel opgeëist. Ik laat dat toe. Iedereen denkt dat ik de diva in dit huis ben. Uiteindelijk is het toch die poezelige dame op leeftijd die hier de grootste dramaqueen is en daar wil je toch geen ruzie mee.

Afgelopen dagen heb ik mezelf wat rust en vakantie gegund. Mijn vorige huis is nog niet helemaal opgeruimd maar een nieuwe thuis moet ook vertrouwd worden. Het zit hem in de juiste lichtschakelaars indrukken bij de juiste lamp. De spullen zo snel mogelijk terugvinden. Niet verdwalen op weg naar de wc. Weten welke traptree het hardste kraakt. Een goede test is om te koken voor anderen en dan de kaasschaaf moeten vinden. Na al die jaren – ja - bezoek over de vloer met koken erbij. Aarden in mijn nieuwe stek.

Mijn oproep tot kamerplanten werkt tot nu toe. Ik kreeg al prachtige vrienden van vrienden. Om het allemaal wat ludiek te houden en mezelf toch te verplichten een band op te bouwen, besloot ik de gegeven planten een naam te geven zodat ik de vrienden in kwestie af en toe een update kan geven over de toestand van hun gift. Het zal er de zaak hier niet makkelijker op maken. Zo zal ik ervoor moeten waken dat Frieda niet in Falkor bijt en dat Willy niet teveel water krijgt. Pernille groeit als ik alleen nog maar naar haar kijk. Mijn eigen planten zullen er misschien bij gaan verbleken en zullen me in mijn dromen ook een naam afdwingen.  Dat kan. Zo talrijk zijn ze nog niet.

Wat ik schrijven wou: groen in huis op dagen die drukkend om verkoeling vragen: het helpt wonderwel. Als ik naar ze kijk, zit ik in mijn eigen koele jungle of voel een verfrissend moeras nabij. Voor ik het weet nemen ze de show hier van mij en Frieda over en slibt het hier toe met groen. Applaus!

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 12/08/22) 

maandag 8 augustus 2022

TINE ZIET (333): Reizen

Vorig weekend zette ik in met een gezicht als een schildersdoek. Voor de nieuwste clip van DE SPLEET werd ik vakkundig gegrimeerd. Misschien is het resultaat intussen al wereldkundig gemaakt. Misschien ook niet. In elk geval wordt er een video gelanceerd. Om het beste licht te vangen, werd een stukje buiten opgenomen langs de straatkant zodat sommige voorbijgangers gezien hebben dat ik me schroomloos smeet in een vreemd kostuum terwijl ik werd aangemoedigd door een enthousiaste crew zoals dat heet.  Het was fijn om dit met vrienden te doen. 

Twee dagen later bezocht ik met een andere vriendengroep Kunstenfestival Watou. Terwijl de editie van vorig jaar enorm tegenviel, werd ik dit jaar meermaals gegrepen. Persoonlijk hoogtepunt voor mij was een film die te zien is in de Brouwerijsite. De kortfilm ‘Quattro Movimenti’ van Nicol Vizioli. Niet alleen de soundtrack,  muziek van de componist Scelsi is indringend en fascinerend. Ook de beelden die de kunstenares in IJsland maakte zijn zo heftig dat het hard binnenkomt. Natuurlijk heeft niet iedereen de behoefte om meer dan vier minuten voor een kunstwerk te blijven staan. In dit geval kon ik echt niet anders dan de hele film te bekijken. Om eerlijk te zijn moet ik bekennen dat ik wel een hele dag naar de film zou kon blijven kijken. Ik werd als het ware zo in het scherm gezogen dat ik even vergat dat meer dan de helft van de vriendengroep intussen al buiten stond te wachten om naar een volgde locatie te gaan.  Goede vrienden vind het niet erg om te wachten. Inmiddels heb ik gemerkt dat de volledige film online te bekijken is dus ik kan naar hartenlust kijken en nog eens kijken mocht ik daarvoor in de stemming zijn. Jullie ook! 

Deze zomer maakte ik nog niet echt fysiek een reis. Ook al was ik ver! In het juiste gezelschap loert avontuur altijd om de hoek tot het wordt ontdekt. Gaan jullie met mij mee?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 05/08/22) 


dinsdag 2 augustus 2022

TINE ZIET (332): Ternauwernood

Het heeft een haartje gescheeld of ik schreef dit niet meer. Op weg naar een tweedehands schoenenkastje kwam ik op het nippertje – echt nét niet - in een kettingbotsing terecht.  De auto’s voor mij remden, ik remde juist op tijd, maar de bestuurder achter mij (en de hele rij achter hem) kon maar erg nipt tot stilstand komen. Ik zag in de achteruit-kijkspiegel hoe de auto te snel mijn kant uit kwam. Ik kneep mijn ogen dicht en bedacht dat dit mijn einde was. Onderweg naar een schoenenkastje van €15. Net verhuisd nu vergruisd door een klap aan carrosserie. In die ene fractie met de ogen dicht, legde ik me erbij neer terwijl ik nog uit de auto had kunnen springen of aan mijn stuur had kunnen draaien. In dat ogenblik had ik er blijkbaar vrede mee dat dit die klap zou zijn die me uit het leven zou kunnen uitknikkeren.  “Dit is het dan.” Toen er uiteindelijk geen botsing kwam, opende ik mijn open opnieuw en hoorde de spreekwoordelijke opluchting van de bestuurders en enkele automobilisten daarachteraan. Normaliter zou ik dan even aan de kant moeten gaan staan om te bekomen. In dit geval kon dit niet. Er was geen parkeerstrook. Dus daarna moest ik rustig blijven verder rijden in dezelfde rij. Het was pas toen ik op mijn bestemming was, dat ik letterlijk stil kon staan bij wat er eigenlijk gebeurd was. Ternauwernood ontsnapt. Heftig.

Een paar uren later zat ik met de vrienden van de band te repeteren. Daarna kwam nog een vriendin op bezoek. Giechelend met een glas rosé vergat ik de zwaarmoedige gedachte die ik eerder had, dat het leven uiteindelijk slechts een som van nippertjes is. De volgende keer dat ik achter het stuur zal kruipen, zal het me evenwel weer besluipen. Geluk en ongeluk schuilen allebei in kleine hoekjes. Hand in hand verstoppen ze zich in ons alledaags bestaan. Het is slechts met de neus op de feiten dat we ze verrast oog in oog bekijken.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 29/07/22) 

maandag 25 juli 2022

TINE ZIET (331): Stilte

Afgelopen week heb ik meer bezoek gehad dan de twee afgelopen jaren bij elkaar. Dat allemaal in mijn nieuwe huis. Zonder koelkast en uitsloverij in de keuken. Dat is eigenlijk een rare gewaarwording. Het zegt natuurlijk veel. Ten eerste ben ik wellicht geen echte gastvrouw en kies ik vaker de gastrol. Natuurlijk zit de pandemie er ook voor iets tussen. Al zou het een leugen zijn te stellen dat ik in het precoronatijdperk wél gastvrij was.

Mijn zus had het al over een eerste kerstfeest in Menen.  Het excuus dat ik geen plaats heb voor iedereen, blijkt nu niet meer te kloppen. Een vriendin sleepte er een denkbeeldige barbecue bij. “Op wieltjes, Tine! Dan loopt het zeker op rolletjes!” Een bevriend koppel had het over logeerpartijtjes.  Met de kinderen erbij. Een vriend sprak over feestjes. Lap! Daar gaat de rust in de Gen. Lemanstraat! Mijn kersverse buren hoeven niet te vrezen. Ja, enkele weken zal ik ongetwijfeld zorgen voor extra leven in de brouwerij. Daarna zal het weer rustiger worden. Op straat, in huis en op de koer. Daarvoor kwam ik er in de eerste plaats wonen. En ook op de tweede plaats.

Vanmorgen was ik vroeg uit de nieuwe veren. Er stond een hoogtewerker voor het dak van mijn buren voor het raam. Er was lawaai en inkijk. Daarenboven is er nog veel werk. Ik at mijn ontbijtje buiten op het bedje van kunstgras en hoorde warempel meeuwen, het belletje van de overweg en de trein. Ook al heb ik graag mijn vrienden en familie om mij heen: het deed me zoveel deugd om alleen in stilte met mezelf te zijn. Ik ben gewaarschuwd: als de school over een dikke maand herbegint, gaat de ochtend voortaan open in een joelend en jengelend kinderkoor. Dan is dat maar zo. Ik koos bewust niet voor een leven in een verstevigde burcht of een slotklooster.  Stel je voor: wat ongelooflijk mooi zou het zijn: wat vaker de perfecte gastvrouw met De Stilte op bezoek.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/07/22) 

maandag 18 juli 2022

TINE ZIET (330): Ronken

Op het moment dat ik dit schrijf, zit kat Frieda opgekruld naast me. Ze voelt dat er iets gaande is. Afgelopen weken gooide ik al van alles weg. Sinds vorige week smokkel ik lege bananendozen naar binnen en volle naar buiten. Ze klampt zich angstvallig vast aan elk moment dat ik er ben om zich naast me te vlijen en aandacht te krijgen. Elke keer stel ik haar op haar gemak en vertel haar dat we naar een fijn huis zullen verhuizen waar ze veel leuke zonneplekjes zal hebben en waar ze over enkele weken als vanouds plaats zal hebben buiten. Verhuizen, een mens  zou het bijna durven vergeten, het vraagt wat van een kat.

Niet alleen van een kat. Het vraagt veel van mij ook natuurlijk. Sinds ik de sleutel in handen heb, gaat het wel opmerkelijk vlotter vooruit. Opeens blijkt dat ik toch nog goed kan coördineren.  Er is warempel een document met de naam ‘planning verhuis’ dat dagelijks een update krijgt. Na al die jaren blijkt meetkunde opeens een stukje makkelijker. Meubilair dat ik soms zorgvuldig dan weer impulsief bij elkaar sprokkelde blijkt goed bij elkaar te passen. Ok. Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn: soms zitten de dingen wat tegen. Zo blijken zetels opeens te breed voor een bestelwagen en zijn banken op 11 juli vanzelfsprekend gesloten. Zaak is om me er niet te veel in op te jagen. Blunderen is geen misdaad. Ook al ging ik per abuis bijna op de schoot van de notaris zitten. Uiteindelijk loopt alles tot nu toe beter dan mijn vorige verhuis omdat ik in de loop van de jaren toch meer heb leren regelen. Kwatongen zouden wel eens durven beweren dat ik meer volwassen ben geworden. Stel je voor!

Het zal Frieda worst wezen. Als ik haar maar niet durf te vergeten. Of in een bananendoos stop. Al zal ze het natuurlijk fijn vinden dat ik over een week opgelucht naast haar zal zitten spinnen. Ronkend geluk herkent iedereen.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 15/07/22) 

maandag 11 juli 2022

TINE ZIET (329): Les Figurettes Fénoménales


Zaterdag hingen Les Figurettes Fénoménales de pluimen aan de haak. Op Reckebilck, waar alles begonnen was, dansten ze hun laatste show. Zelf maakte ik al een tijdje geen deel meer uit van deze dartele hindes. Omdat er omwille van gekende redenen weinig tot geen optredens waren, was het voor veel mensen een verrassing dat ik aan de zijlijn stond te kijken en te applaudisseren. Ik stond er fier. Trots dat ik ooit een fenomenale Figurette was.

Toen ik de vraag zoveel jaar geleden kreeg om mee te doen aan dit gewaagde project, had ik nooit gedacht dat het me zou lukken mee te huppen. Choreografietjes waren nooit aan mij besteed. Ik had moeite met bepaalde moves en vond het idee dat ik in netkousen over de straat dartelde terwijl ik  “borst borst poepe poepe” scandeerde zelf een beetje vulgair. Ook schaamde ik me wel degelijk over mijn lijf. Een laagje schmink bedekt lang niet alles. Shapewear verricht geen wonderen. Toch duurde het niet lang voor ik me thuis begon te voelen in dat jurkje en op die dekselse hakken. Vooral dat laatste was geen sinecure. De onwennigheid om tussen een groepje vrouwen terecht te komen, dat ik in eerste instantie niet kende, werd snel opgelost door steevast na het repeteren nog naar Patje te fietsen.

Waarin de grimeur in het conservatorium niet geslaagd is, slaagde Catherine wel: ik leerde mezelf schminken. Al blijft dat lijntje aan de ogen nog altijd tricky. Terwijl ik vroeger altijd op de laatste rij moest staan bij dansjes, verschoof ik soms warempel naar voor. Het vergde Catherine wel vaak extra moeite om mij mee te krijgen met de nieuwe pasjes.

Het loonde: het feit dat ik schaamtelozer jurken en gewaagde outfits durf te dragen, is geheel en al te danken aan de getatoeëerde pluim boven mijn enkel. In mijn hart zal ik het ook altijd blijven. Dankbaar om wat was: vrouwelijke power in huppelpas. Bedankt!

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 08/07/22) 

maandag 4 juli 2022

TINE ZIET (328): Flora

 Gisteren verzamelde ik in een doos de plantjes die ik afgelopen schooljaar goed heb verzorgd in mijn klas in Moorsele. Wat blijkt? De vijf potjes waren nog volop groen en springlevend. Sommigen waren warempel verdubbeld qua omvang. Bij deze is dus bewezen dat ik het wel degelijk kan. Thuis lukt het me al mijn hele leven niet zo goed. Cactussen gaan rotten. Kamerplanten krijgen bruine randen. Zelfs vetplantjes gaan er slapjes bij hangen.  DE blijvers zijn meestal nep. Wellicht heeft de plek van de stek invloed op het groeiproces. In mijn klas stonden ze als echte zonnekloppers achter ramen die mooi de zon konden vangen. Of werden ze mooier door al dat lesplezier?

 Inmiddels zijn de plantjes op goed geluk verpot naar een grotere pot. Stekjes van de sanseveria heb ik apart verplant. Ik neuriede er warempel een vrolijk liedje bij. Mijn moeder die dit zal lezen, zal er ongetwijfeld ontroerd een traan bij plengen terwijl ze fier kijkt naar haar eigen balkon. “Eindelijk lukt het de jongste ook om wat extra groen te kweken zonder dat ik moet reanimeren!” Zou ik dan eindelijk toegetreden zijn tot de volwassenwereld?  Natuurlijk moet ik nog niet te voorbarig juichen. Ze moeten deze zomer overleven. Verder groeien. Niet te scheutig met water. Ook niet te karig. Bovenal dus vooral die plek vinden waar ze nog groter kunnen worden.

Straks verpot ik mezelf samen met hen naar een nieuwe stek. Dat het er een prachtige oase mag worden vol krukjes groen.  Ik hoop er zelf ook nog meer te bloeien. Hoopvol kijk ik de toekomst tegemoet. Schenk me gerust wat extra potjes of een afstammeling van jouw trouwe keukenplant. Hoe meer flora rondom mij, hoe meer ik me - zelfs met hangers - weet omarmd. En wie weet, ga ik er na enige tijd ook tegen praten. Als de kat ze intussen niet gulzig heeft opgepeuzeld en uitgespuugd.

Leven in het groen, we zouden het allemaal meer moeten doen.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 01/07/22) 

maandag 27 juni 2022

TINE ZIET (327): Vogelschrik

Vorige week schreef ik nog over de vrolijke flamingo in mij en dat pluimvee in een hoofd toch vleugels in gedachten geeft. Wist ik veel dat enkele dagen later effectief een merel mijn huis zou binnen fladderen. De kans dat de merel in kwestie in deze krant gelezen had dat hij welkom was, is wel heel erg klein. Misschien was er wel een lezer die bedacht: “Wacht, Tine wil pluimvee? Laat dan dat fladderende gevederte maar komen!” Ik mag dan wel in gedachten een zwak hebben voor vogels, punt is dat ik dus als de dood ben voor ze ben als ik ze eenmaal in het echt naast me zie. Ik kan het zelf ook moeilijk verklaren. Ik wijs met mijn vinger naar vroegere nachtmerries.

Het is gelukkig niet zo erg dat ik de straat niet op durf omdat ik bang ben voor overvliegende kauwen. Stop me niet tussen kippen! Laat me toch niet door die verschrikkelijke kooi in Pairi Daiza lopen. Zelfs een stervend vogeltje in mijn hand zorgt bij mij voor ongekende hartritmes. Er is een boek van Patrick Süskind waarin een man verhinderd wordt zijn appartement te verlaten doordat een duif in de gang zit. In ‘The Birds’ van Hitchcock zijn de vogels ook beangstigend. Deze merel, een jong nog, zat met opengesperde snavel naast het kattenvoer en maakte een geluid alsof hij elk moment kon stikken. Versteend stond ik naast hem. Mijn eerste reactie was dat ik hem water moest geven. Dat het beestje misschien gewoon last had van de hitte. Daarna hoorde ik de kat de trap aflopen en moest een manoeuvre doen waarbij die haar nagels in mijn lijf kraste. Gelukkig had ze de vogel niet eens gezien. Dus ze liet zich opsluiten. Het mereljong had intussen water gedronken en wat substantie op mijn vloer achter gelaten en begon ineens wild te fladderen. In paniek stuurde ik een bericht naar een vriendin. Die kwam even later met een paar handschoenen aangefietst. Ze slaagde erin om de vogel als een volleerde vogelverschrikker weg te jagen. Maar de echte vogelschrik, ik geef het toe,  dat was dus ik.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 24/06/22) 

maandag 20 juni 2022

TINE ZIET (326): Kolibrie

Terwijl ik dit schrijf wapperen de vlaggetjes die de zomer aankondigingen al in onze stad. Ik haalde weer geen dag te vroeg de deadline van meer dan 330 rapporten invullen en de zon valt door het dakraam op mijn bureau. Daarenboven hoorde ik dat ik binnenkort de sleutel van mijn nieuwe thuis zal ontvangen. Hoera! Er is warempel vakantiegevoel. Dat voel ik met die fladderende kolibrie in mijn lijf. Dat ik me daar best schuldig over voel als ik verder kijk dan mijn eigen neus lang is. Hoezo mag ik vrolijk zijn in een wereld waarin alles eigenlijk om zeep is? Omdat er tussen alle zorgen en al dat gepieker ook nog fijne dingen zijn, tiens!

Door het dakraam zie ik bijvoorbeeld een ontbloot bovenlijf op een dak staan. Mijn kat kronkelt vrolijk mekkerend haar buikje bloot. In de vaas op tafel staan tulpen. Ergens in de kast ligt een tablet lekkere chocolade. Straks ga ik flamingostruiken ophalen. Zou ik het durven op één been?  En wat een energie bruist er in een volle enthousiaste woordklas! De zon schroeide zondag een driehoekje onder mijn dubbele kinnen. Zaterdag mag ik eindelijk nog eens optreden met De Spleet in mijn stad van afkomst: Waregem. Spontane oplaadpunten zijn het. Zonder schrik voor een hoge factuur of een energietekort. Dingen die doen lachen of waar je heerlijk kan naar uitkijken. Zolang die dingen er zijn, is er alternatieve stroom in mij.

Zaak is om af en toe wat te bewaren. Voor later. Hetzij met een souvenir of desnoods een stukje chocolade. Want voor je het weet miezert het misschien motten in dat lijf. Motten die gaatjes maken in dat licht gemoed. Of wurmen weer wormen door dat opgeruimd humeur. Dat is dan weer een voordeel van dat zomers fleurig vogeltje: het fladdert lang ter plekke, maar vliegt ook vrolijk achteruit.

Wat is er toch met pluimvee in een hoofd? Dat je met die vleugels die wij spijtig genoeg ontbreken lichter wordt?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 17/06/22) 

maandag 13 juni 2022

TINE ZIET (325): Afgeschreven

Als er iets is wat de pandemie me heeft geleerd is het ‘selecteren’. Bewuster kiezen voor mensen en dingen. We moesten het in eerste instantie zelfs van de overheid doen. Het werd ons opgedrongen. We hadden een zeer kleine bubbel op te vullen en stonden opeens voor de keuze: wie staat eigenlijk het dichtst bij mij? Aan wie heb ik nu eigenlijk het meest? Met wie heb ik meer plezier? Wie vertrouw ik het dichtst bij me in de buurt? Die selectie had echter ook gevolgen. Levens kronkelden verder en hindernissen werden genomen in een kleine kring, die na een tijdje ook wel behaaglijk begon te voelen. Té behaaglijk om iedereen ineens weer toe te laten. Ik zal daar vast niet de enige in zijn. Soit. Het vraagt ineens soms moeite om bij anderen te zijn. Vooral als die anderen onbekenden zijn. Zo moest ik afgelopen weken al twee keer een beetje slepend naar een feestje. Onterecht. Het bleek telkens erg fijn om er te zijn.

Het leren selecteren heeft echter ook voordelen. Vooral nu ik in een fase van het leven ben waar ik me van spullen moet ontdoen en weer wil investeren in andere dingen. Ik schipper naarstig tussen containerpark en tweedehandssites: een thuis moet worden leeg gemaakt en een ander huis moet worden ingevuld. Dit in een tijd van wikken en wegen. Ik moet bekennen dat het nooit eerder zo simpel was om spullen op te geven.  Met gemak ontdoe ik me van papieren herinneringen. Meubels met sentimentele waarde worden nu ook opgegeven.

Spullen zijn gelukkig geen mensen. Een containerpark voor verlepte vriendschap is er niet. Dat is misschien maar goed. Anders woonde ik ongetwijfeld inmiddels zelf daar. Hier zit ik tenminste nog tussen de bananendozen en de plastic boxen. Tussen verlangens en verleden. En als ik word gekozen: op een aardig feestje waar ik altijd weer even in moet komen.  Dankbaar dat ik werd geselecteerd in een wereld vol ‘afgeschreven’.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/06/22) 

maandag 6 juni 2022

TINE ZIET (324): Grensgeval

Vorig weekend bevond ik me samen met een vriendin in een compacte lodge op een camping in Luik. Hoewel ik niet echt een grote kampeerder ben, voelde ik me er na wat onwennig gespartel toch behoorlijk op mijn gemak. Niet alleen omdat alle bezoekers er Nederlandstalig waren, maar ook omdat er in mijn kleine teen nog iets is overgebleven van mijn tijd in de jeugdbeweging waarin we ons tien dagen prima amuseerden zonder echt comfort. Zowel de uitbaters van de camping als de meeste kampeerders waren Nederlanders. Het was pas toen we er enkele uren waren dat we tot het besef kwamen dat we in gebied waren dat vorige zomer overstroomde.  Het was te merken aan de  randen van onze lodges. Aan de vochtige kelder van het Italiaanse restaurant, aan de herstellingen her en der en zelfs in de ondergrondse grot van Remouchamps rook het nog vochtiger. Maar hardnekkiger dan die lucht, was de arrogantie van een groepje campinggasten dat het luidop had over de lelijke dikke pensen van zwangere vrouwen en de schande dat er in het Italiaans restaurant dat ik eerder vermeldde geen Engels werd gesproken. De gratis limoncello die ze ondanks hun onterechte geweeklaag hadden ontvangen, maakte ze precies nog grover.

Wie me echt kent, weet dat ik geen hekel heb aan Nederlanders. Integendeel. Meer dan eentje veroverde ooit mijn hart. Dit viertal bezorgde me echter plaatsvervangende schaamte. Terwijl ik  later op het campingtoilet zat, hoorde ik  twee van hen jammeren over het gebrek aan luxe. “Echt vakantie, dit!” schalde de ene met de stijltang door de sanitaire blok. “We hadden beter kunnen zonnen op de Balearen in plaats van weg te zinken in dit stinkende gat!” Ik gromde tussen mijn tanden iets over respect en na wat inwendig gesakker liet ik al mijn ingehouden remmen los tot een ferme plons. Dat werkte! De volgende ochtend reden ze weer naar huis terug.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 03/06/22) 

dinsdag 31 mei 2022

TINE ZIET (323): Sporthart

Vorige week stond ik onverwacht aan de meest passieve kant van het Grensloopparcours. Als toevallige supporter. Samen met de buurvrouw kwamen we tot de ontdekking dat we onze vrienden en kennissen amper herkennen in een looptenue. Niet alleen de outfit maakt het verschil. Ook de kleur in het gelaat. Vooral de manier van lopen zijn we niet gewend te zien. Verschillende looppasjes bij de vleet! Ik ben de laatste die hierop commentaar zal geven: als ik loop heb ik altijd de indruk dat alle huizen om me heen meetrillen op het stokkerige ritme van mijn benen. Het is een van de vele redenen waarom ik het niet vaker doe. Een andere veel belangrijkere reden is dat het onmogelijk een goede zaak is voor mijn lichaam: enkel- en kuitblessures zijn mijn deel. Net zoals niet op elk potje een dekseltje past, is ook niet elk lichaam geschikt om te rennen op de straat.

Dat is maar goed ook. Er zijn supporters nodig want het vergt moed en uithouding om tien kilometer te lopen. Al lijkt het voor sommigen een piece of cake. Het zal wellicht ongelooflijk klinken, maar lopen was vroeger één van die weinige sporten in de L.O.-les waarin ik niet de slechtste was. Dit vooral omdat ik lang kon lopen.  Puffend. Bleek. Zeurend over de milt. De uithouding was toen sterker zodat het langer duurde voordat ik aan de kant zat. Nu ja, de conditie was stukken beter. De huisarts was tot de ontdekking gekomen dat ik een sporthart had. De leerkracht geloofde het niet omdat ik slecht de bal kon vangen en trillend op de evenwichtsbalk stond. Ze was even vergeten dat dagelijks meer dan tien kilometer naar school en tien terug ook sporten is. Het is haar vergeven want inmiddels is haar verwachting uitgekomen: ik kan het niet meer en sta de hele wedstrijd aan de kant met een zere steek in mijn zij. Het sporthart is samen met dat verloren dekseltje gaan racen in een of andere woestenij.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 27/05/22) 

maandag 23 mei 2022

TINE ZIET (322): EHBO

Gisteren moest ik opeens gereanimeerd worden. Dit in een les EHBO. Een hulpvaardige en zorgzame collega vond me stikkend op de grond na het verorberen van een koekje. Ze probeerde eerst vruchteloos het Heimlich manoeuvre op me uit. Van de instructeur moest ik verder stikken tot bijna-dood zodat ik even later vervangen werd door een beenloze pop die hartmassage kreeg van mens en machine. Om eerlijk te zijn vond ik dit een heftige ervaring. Ook al was het louter een rollenspel. Zo empathisch ben ik dus dat ik me bleef inleven. Ik zag gewoon mezelf liggen met die pads op mijn borstkas. Na haar pompen, schoten andere collega’s te hulp.  Bedoeling was dat we allemaal onze reanimatietechniek zouden oefenen. Zo gebeurde het dus dat ik mezelf als laatste over mijn denkbeeldige ik zag hangen om me ritmisch nieuw leven in te pompen. Later bleek dat ik een allergische reactie had gehad en dat alleen een snelle injectie adrenaline me had kunnen redden.

Allemaal simulatie waarvoor ik me vrijwillig had aangemeld. Want eerste hulp bij ongevallen hoe ging dat ook alweer? Niet alleen het noodnummer veranderde. In de tijd dat ik het aangeleerd kreeg waren er nog geen AED-machines in het stadsbeeld. Ook werd toen nog aangeraden om hartmassage af te wisselen met mond-op-mondbeademing. Dat werd nu ten stelligste afgeraden. De zekerheid dat je een medemens in dergelijke gevallen gewoon moet helpen, is gebleven. Ik kan het iedereen eens aanraden om de basistechnieken op te frissen. Al is het maar dat ik me straks veilig voel als ik me overdadig in de koekjesdoos stort of fietsend op mijn bek ga. Voor een dode duif in mijn straat was het te laat. Alsook voor zoveel anderen die in de droevige rubriek van deze krant staan. We halen allemaal zoveel mogelijk uit het leven dat we krijgen. Meestal werken we op natuurlijke adrenaline. Maar wie geeft mij in geval van nood weer adem?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 20/05/22) 


maandag 16 mei 2022

TINE ZIET (321): Slak

Het is inmiddels geen geheim meer dat ik deze zomer ga verhuizen. Geen paniek: deze rubriek verhuist niet mee, want ik blijf gewoon in Menen wonen. Als alles goed gaat woon ik straks in een écht huis, zoals ik het blijf noemen. Nu, het is natuurlijk een fijn idee om een nieuw fris hoofdstuk te beginnen in een andere buurt. Overal waar ik iets over dit project vertel, reageert met: “Tof!” “Proficiat!” Ik moet het ook toegeven: ik vind het zelf een fijne gedachte om straks een nieuwe thuis te hebben Al vraagt het enorm veel. Dan bedoel ik niet louter financieel. Want je betaalt niet alleen het huis, de verhuis en de rompslomp eromheen, maar ook ander meubilair lonkt. Daarnaast is het niet eenvoudig om als alleenstaande artistieke  linkshandige chaoot rechtop te blijven staan tijdens al het geregel en het gepieker. Want hoe mooi de nabije toekomst ook lijkt, gepieker is een feit. Maakte ik wel een goede beslissing? Is het wel een goed moment? Welk meubilair kan ook daar nog mee? Vorige week bijvoorbeeld herontdekte ik het containerpark. Ik mocht weer aan de levende lijve ondervinden dat zelfs afval sorteren geen sinecure is. Gelukkig werd ik er goed geholpen.

Vrienden bieden me aan om te helpen. Bij het verhuizen zelf, zal ik die hulp ferm kunnen gebruiken. Alsook bij het versjouwen van groter gerief naar het containerpark. Wat me in dit stadium gewoon had kunnen helpen, was een vak op school dat me door dit hindernissenparcours had kunnen helpen. De Stelling van Pythagoras en de vegetatie bij de taiga helpen me niet hierbij. Een vak als “Hoe georganiseerd te leven op eigen benen?” was geen luxe geweest. Met daarin waarschuwingen voor agressieve vastgoedmakelaars bijvoorbeeld. Of een handleiding om op efficiëntere wijze een auto te vullen. Niet iedereen werd als geslepen en handige Harriëtte geboren. Een huisje op een slak verzetten, is niet vanzelfsprekend.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 13/05/22) 


maandag 9 mei 2022

TINE ZIET (320): Dertig

De bordjes zaten al een tijdje verstopt in plastic zakken, maar uiteindelijk werden ze als een ware surprise onthuld. Ook al werd zone 30 aangekondigd, het was toch even schrikken dat het onze stad menens is! Wie me kent, weet dat ik geen snelheidsduivel ben. Ik doe al veel te voet en laat mezelf meer en meer op mijn fiets uit.  Aangezien die nog op mijn eigen slome paardenkracht rekent, is er weinig gevaar dat ik al fietsend ooit te snel zal rijden. Toch mocht ik al ervaren dat die aanpassing me op vier wielen heel veel inspanning zal vragen. Begrijp me niet verkeerd: ik vind het top dat er iets gedaan wordt aan die auto’s die achteloos ook door mijn straat razen.  Dat ik zelf nu meer met een panische blik naar mijn snelheidsmeter zit te staren in plaats van op de weg, is nog maar één van gevolgen van de actie.

Het voelt als rijden in de sneeuw, terwijl het buiten gewoon dertig graden is. Als iedereen zich nu ook effectief gaat aanpassen, rijden we straks collectief in een trage statige stoet naar onze bestemming. Dat schept een mooie band. Als er een handvol enkelen zijn die de regels aan hun laars van hun zware voet zullen lappen, voorspel ik gevaarlijke inhaalmanoeuvres en meer verkeersagressie.  Gelukkig bezit ik geen glazen bol. Mijn voorspellingen zijn slechts het venijnig product van mijn meest kritische hersenkronkels. 

Toen ik gisteren met onzekere blik naar mijn dashboard zat te kijken, zag ik bijvoorbeeld de schoonheid van de maand mei niet. Geobsedeerd door wegmarkeringen en verkeersborden keek ik naar cijfers. Terwijl de focus daarvoor gewoon op de andere weggebruikers lag. Het zal nog een tijd duren dat het in een systeem ingeslopen is, want de fiets roept meer en meer de stevige kuiten naar buiten. Dat is misschien maar goed  ook: dan zie ik tenminste de bloesems en de bloemen en kan met eigen ogen zien dat die vogels heerlijk fluiten!

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 06/05/22) 

maandag 2 mei 2022

TINE ZIET (319): Walrus

Het is me eigenlijk nog niet zoveel overkomen dat ik zodanig van mijn melk was na een theatervoorstelling dat het voelde alsof mijn ingewanden zich grondig van de ene locatie naar de andere hadden verplaatst. Zaterdag was het eindelijk nog eens zover. Dit na de voorstelling: ‘Mijn broer: the Walrus’ van Colette Goossens op het kunstenfestival Gebroed in CC De Steiger.

Men zou zich kunnen afvragen waarom ik een woord als ‘eindelijk’ toevoegde. Er is toch niets fijns aan een verhuis van organen? Zelf vind ik het heerlijk om te voelen dat ze er nog allemaal zijn en dat ze na een tijdje weer gewoon gaan werken. Sommige mensen zoeken dat gevoel op met een benjisprong. Of een ritje op de achtbaan. Zelf verkies ik het gemak van een theaterstoel. Of een harde bank in een museum. Of een grasveld om achterover in te vallen. Maar een theaterstoel  zit na al die maanden op mijn eigen stoel toch zo comfortabel! Of behaaglijk ongemakkelijk in dit geval. Terwijl de jonge actrice zo intens en hard haar publiek deelgenoot maakte van een persoonlijk en diep rouwproces bedacht ik dat het zonde was dat niet hele wereld in de zaal zat. Enkel wat gegadigden die jong artistiek talent wilden ontdekken op een zaterdag. Ook een dag later, bleek de opkomst voor talent een zeldzame walrus te zijn in de zee van overaanbod. Voor Villa Buurvrouw mocht ik schrijfster Femke Vindevogel interviewen. Ook zij bezit het talent om met haar woorden een lichaam als het ware binnenstebuiten te keren. Pijnlijk verleden dat ongegeneerd naast hoopjes confetti beweegt. Er is lef voor nodig.

Daarom wil ik mijn liefde verklaren aan de walrussen op deze planeet die ondanks het feit dat ze hun habitat zien smelten boven water komen als ze iets menen te zien waar ze zich ongemakkelijk tegenaan kunnen schurken met hun borstelsnor. Als zij er niet zouden zijn: was er wellicht minder beweging in de zee.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 29/04/22) 

dinsdag 26 april 2022

TINE ZIET (318): Familie

Omdat mijn oom en tante het inmiddels al 51 jaar met elkaar uithouden, nodigden ze ons uit voor een feest. Het was een blij weerzien met mijn neven. Ook onze ouders waren ook zichtbaar gelukkig dat ze hun eigen neven en nichten nog eens op een vrolijke gelegenheid konden ontmoeten in plaats van op een begrafenis. De tafel van mijn neefjes en nichtjes was opmerkelijk minder uitgelaten. Het belang van het feest werd minder begrepen. Dat valt op zich zeker te begrijpen. Op hun leeftijd was ik ook nog niet zozeer met familiegevoel bezig. Maar omdat er in die jaren nog geen gsmtoestellen bestonden, waren we toch verplicht om met elkaar te praten.

Ik herinner me de jubilea van mijn grootouders waarin ik eigenlijk alleen de kroketten en de taart belangrijk vond. Of het stuntelig poseren voor een groepsportret. Of later toen ik ouder was, de tegenzin om mee te moeten aan een tafel die me opgelegd was. Nu ik ouder word, het is frappant, voel ik meer verwantschap en verbondenheid met wie (na al die tijd zonder elkaar) naast me zit. Familie is toch meer en meer onder gelijken. Dat uit zich in gemeenschappelijke kwaaltjes bijvoorbeeld. Of in eenzelfde kinnenbak. Een accent. Een tic met de vingers om de mond. Bovenal in al die herinneringen of opgerakelde verhalen waar ik lang geen weet van had. Of bijna was vergeten.

Op het feest was trouwens een raséchte verhalenverteller die enthousiast voor de tafels sprong en een verhaal uit de doeken deed dat hij zelf van een ander had gehoord. Ogen lichtten op. Mondhoeken krulden naar boven. Verhalen waar of niet: ze zijn nooit overbodig. Vaak gaan ze over de afwezigen. Ze leiden stilaan van oor tot oor een eigen leven. Ze worden opgeslorpt, wat aangeblazen en tot een volgende bijeenkomst meegedragen. Al is er op elk feest wel ergens een ongemak, waarover spontaan door iedereen wordt gezwegen. Dat kan alleen in een familie.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/04/22) 

dinsdag 19 april 2022

TINE ZIET (317): Ballen

Zondag was ik één van de vele aanwezigen op ‘Gevleugelde Stad’ in Ieper. Eindelijk weer écht straattheater! Het wemelde op de Vestingen van allerlei mensen die nood hadden aan spektakel in de buitenlucht. Er was zon en er waren talrijke acts. Wij waren er vooral om naast de obligate parfumwolken sfeer op te snuiven. We lieten ons zonder programma door wat we zomaar tegenkwamen verrassen.

Wat mij vooral opviel was dat zoveel acts ballen toonden. Jongleerballen. Er waren zelfs ook petanqueballen. Heel veel harige knotjes, haarballetjes als het ware op het hoofd. De meest gewaardeerde exemplaren waren toch de spreekwoordelijke ballen. Om als schriele maar pezige vrouw schijnbaar vlotjes gitaar te spelen rechtstaand op de schouders van je partner in crime. Om die reus ook zomaar eens op je eigen schouders te torsen. Dat valt enorm te bewonderen. Verwondering is dan ook waar het bij straattheater om draait.  Luisteren naar de reacties van de omstaanders bewijst dat ook. “Goede schmink zeg!” “Mooie man, hé!” “Wat een spieren!” Het zit hem ook in de collectieve ingehouden adem als een vrouw de lucht wordt ingegooid voor een salto, in de hoorbare opluchting als ze in de juiste armen terechtkomt of in de gemeenschappelijke gniffel om een visuele grap.  We leven inmiddels wel in een tijd waarin we enorm verwend zijn als het om spektakel gaat. Met jongleerballen gooien is nu eenmaal minder spectaculair dan met mensen. Zeepbellen zijn ook maar tijdelijk. Muziek maken met glazen doen we toch allemaal? Maar een nummer van ABBA toveren uit een bakfiets vol glazen is toch iets indrukwekkender.

Vergelijk het met vuurwerk. We verwonderen ons niet langer over één pijl in de lucht. Het moet veel en almaar meer. Het gaat om de kleuren, de muziek, het tempo: show!  We openen steeds minder onze mond, staan almaar minder verstomd, zien vaker de sissers. Terwijl op dit niveau elke bal slechts na jaren van oefenen voor de kritische leeuwen van een publiek wordt gegooid.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 15/04/22) 

maandag 11 april 2022

TINE ZIET (316): Volière

Vorige week kwam ik enkele keren in aanraking met ziekenhuizen. Het wat en waarom, doet er voor dit stukje niet echt toe, dus laten we dat maar achterwege. Ook zonder kennis van eventuele ziekteverschijnselen kan elke lezer wellicht vermoeden dat dit geen plezierreisje betrof.  

Omdat ik eigenlijk over vrolijke dingen hoor te schrijven, beschrijf ik het ziekenhuis hier verder  als een ‘volière’. Kwetterend kleurig! Feit is: je laat jezelf in goede handen achter die het gewoon zijn te zorgen voor anderen. Onder elke ziekenhuisschort of ziekenhuislamp schuilt uiteindelijk een soort van klein bang vogeltje dat ervan droomt om zo snel mogelijk weer naar huis te vliegen. Wie zorgt, zorgt met dezelfde handen voor een bonte specht, een sierlijke zwaan en een knorrige kalkoen. Mijn respect voor wie dat kan, is afgelopen dagen toch enorm gegroeid. Zonder verder in veel detail te treden kan ik toch beamen dat er sapperdepietjes veel lastige vogelsoorten bestaan! Sommigen klauwen of pikken met hun snavel.  Andere maken het geluid van de witte klokvogel (zoek maar eens op!). Toch verdient elk gekwetst vogeltje een eigen lieve zorg. Elk bed vergt een andere aanpak. Een goede verpleegster,  dokter, ambulancier, switcht van manier in één handomdraai. Knap!

Wat opvalt is dat veel zieke vogeltjes vaak de andere vogels in de buurt niet opmerken. Men ziet dan alleen zijn eigen kooi. Dat is jammer. Maar het is ook volkomen te begrijpen.  Elk ziekig bekje zingt zoals gebekt.  Welke vogelsoort ik zelf ben?  Ik zou het echt niet weten. Een leraar vergeleek me ooit eens met een straatmus die ook gewoon een kraai kon zijn. Dat maakte me niet echt gelukkig. Simpele duif. Onnozel kiekske. Er is op geregelde tijdstippen in mijn leven eenvoudig pluimvee in mij gezien. Ornithologen, verzamel u! Gelieve mij dringend en met spoed te determineren voordat de vogelgriep me nog eens velt.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 08/04/22) 

dinsdag 5 april 2022

TINE ZIET (315): Hond

Nu de zon weer in het land is, werden mijn wandelschoenen hardhandig opgepoetst. Mijn fiets kreeg een onderhoud bij de fietsenmaker. Opeens is er weer moed en zin om te wandelen en te fietsen. Niet alleen doet de beweging me goed en hoef ik er geen dure brandstof voor te betalen. De buitenlucht is niet te versmaden om bij te tanken en op te laden. Aan de terrasjes, de Leieboorden en aan de wandelpaden te merken, was ik niet de enige die daar zo over dacht. De benen laten zich bij sommigen weer gretig ontbloten. De mouwen worden opgestroopt en de zonnebrillen zijn weer het pronkstuk voor onze ogen en op onze hoofden. Dat het nog geen zomer is, is duidelijk als de wind zich laat voelen. We vervloeken dan ons optimisme en krijgen het toch ineens te koud natuurlijk. Want wie denkt nu ook aan een jas of dikke trui als het lente is?

Wat me vooral opgevallen is afgelopen dagen is er dat er precies veel meer honden rondlopen. Ik weet niet of mijn observatie klopt. Het zou logisch zijn te bedenken dat mensen bubbelsgewijs meer behoefte hadden aan een viervoeter om te aaien. Misschien ben ik gaandeweg ook meer beginnen letten op dat kwispelend gezelschap. Niet dat ik zelf de behoefte voel om met een poepzakjesrol te wandelen. Nee, liever loop ik met de handen vrij. Sinds ik regelmatig melige hondenfilmpjes bekijk en Thuur, de kolos van een vriendin zo graag in mijn buurt verdraag, voel ik me meer aangetrokken tot die keffende of blaffende haarballen. Het is inmiddels trouwens zover gekomen dat ik de hond in mezelf aan het ontdekken ben. Voor een nakende performance oefen ik tot ergernis van mijn buren in hond-zijn. En wat blijkt: het gaat me zo goed af dat ik mijn staartbeentje voel kriebelen. Alsof het reikhalzend verlangt naar een staart.

Alle gekheid op een stokje: lente doet zijn werk! Bij het bloeien van de magnolia’s worden we allemaal wat leuker gekker.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 01/04/22) 

maandag 28 maart 2022

TINE ZIET (314): Robot

Er zijn weinig momenten waarop ik me zo onbeholpen voel als op dit eigenste moment. Een tijdje terug kocht ik een nieuwe smartphone en ook al zegt iedereen dat het een makkie is om alles over te zetten, verkoos ik toch een rustig moment om die te installeren. Welaan! Dat rustig moment was enkele dagen geleden. Nog steeds lukt het me niet om een paar essentiële apps te herinstalleren die me zogenaamd vlotjes door deze draadloze en handige maatschappij moeten loodsen. Tegen de tijd dat jullie dit lezen hoop ik weer helemaal aangesloten te zijn zodat ik tenminste weer vlotjes betalingen kan uitvoeren. Op dergelijke momenten vervloek ik de vooruitgang. Maar bovenal mezelf. Hoe komt het toch dat ik zelfs niet in dat ‘makkie’ slaag. Hoe doen mensen dat die regelmatig een nieuw toestel kopen? Hoe gaat dat met mensen die nog klungeliger zijn dan ik (ja, die zijn er!). Bovenal bedenk ik dat ik zo snel gewend ben geraakt aan die gemakjes, dat ik het als een handicap ervaar dat ik momenteel niet zo mobiel ben als voorheen. Het gaat niet alleen om betalingen. Het gaat om officiële handtekeningen via een app. Het gaat om bewijzen dat ik ik ben en geen robot. Wat een absurd gegeven dat laatste! Al begrijp ik het natuurlijk wel: de vooruitgang heeft ons in gehaald.

Terwijl we vroeger bedachten dat in de toekomst mensen in robots zouden veranderen, laten we ons omringen door robots in huis en in de tuin om onszelf weer meer een beetje mens te voelen. Terwijl de robot het huis stofzuigt, kunnen we gezellig wijnen of gaan sporten.  We hoeven niet meer op te staan om aan de thermostaat de draaien of muziek te laten afspelen. We hoeven onderweg geen kaarten meer te lezen. Met een enkele touch op afstand worden we op onze wenken bediend! Een simpele robot om al die vermaledijde apps in één oogwenk te herinstalleren, ho maar! Weet iemand beter dan jezelf dat je geen robot bent?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/03/22) 

Triptiek Moniek: Tweede Paneel

  Begin vorige zomer werd ik 'verkozen' tot nieuwe seizoenscolumnist van Cultuurcentrum De Steiger. In december 2023 verscheen het t...