maandag 25 oktober 2021

TINE ZIET (292): Onbehaaglijk

Zaterdag had ik met een vriend afgesproken in Gent. We zouden eindelijk nog eens samen op de lappen gaan.  Het liep al mis toen ik de trein twee volle minuten te vroeg zag wegrijden. Toen kreeg ik het gezelschap van een man die net als ik op een stipte trein had gerekend. Hij had er een wandeling op zitten in Rekkem. Eerst voelde ik de drang om hem te negeren en me een uur in mijn boek te verstoppen. Uiteindelijk legde ik het boek naast me neer en had een gesprek met hem.  Hij nodigde me al uit voor een volgende wandeling en gaf me informatie over zijn wandelclub. Hij had geen verkeerde bedoelingen. Hij was duidelijk gewoon op zoek naar een babbel. 

In Kortrijk stapte hij af. Daar vulde de coupé zich met jongeren die op weg waren naar een festival. De sfeer zat er duidelijk in. Heel even dacht ik dat ze net als ik ook gewoon blij waren om nog eens samen uit te gaan. Het duurde niet lang voor ik een onbehaaglijk gevoel kreeg. De feestbeesten zorgden voor loeiharde feestmuziek, hadden lak aan de mondmaskerplicht, ze trommelden hardhandig op de ramen, schreeuwden uitgelaten en klepperden met de tafeltjes. Ze dronken sterke drank en haalden zelfs openlijk hun drugs tevoorschijn. Bij elke halte kwamen er meer bij. Ook al lieten ze de andere mensen in de coupé met rust: de vanzelfsprekendheid waarmee ze de hele trein inpalmden was buitengewoon choquerend. Toen iemand hen erover aansprak dat ze asociaal waren, moesten ze bekennen dat ze dat eigenlijk wel waren, maar dat ze toch in de meerderheid waren. De conducteur bleef wijselijk weg. Mensen stapten vroeger uit de trein.  De muziek werd nog harder gezet. Ik stapte af in Gent, maar zij moesten nog helemaal tot in Antwerpen.

De man die ik normaal zou negeren, bleek natuurlijk geen lastpak te zijn. Het gezelschap waarin ik me eerst herkende, bleek een bende beschonken onbeschofteriken te zijn. Niets is wat het lijkt, maar ik weet het weer: onbehaaglijkheid is een letterlijk adembenemend gevoel. 

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/10/21) 

maandag 18 oktober 2021

TINE ZIET (291): Druk druk druk!

Afgelopen week heb ik mezelf een paar rake schoppen toegediend. Nu het ‘gewone’ leven weer zo normaal begint te worden, betrapte ik er mezelf op dat ik opeens een druk voel om alles weer snel snel te moeten doen. Zo heb ik plannen om mijn werkkamer wat gezelliger te maken met een extra zeteltje, een leeslamp en een platenspeler met een bak vol plaatjes. Na een slechte nacht vond ik mezelf al op allerlei sites zoeken naar nieuwigheden. Alsof ik vergeten was dat ik ooit zorgvuldig moest sparen voor nieuwe cd’s en tickets om naar een fuif te kunnen. Ik voelde een druk om die werkkamer zo snel mogelijk om te bouwen. Tegelijk bedacht ik wat ik nog allemaal moest doen voor de vergadering later die week. En dat ik toch dringend wat beter hoor te fluoresceren als ik ’s avonds na het werk naar huis fiets.  Oh ja, en ook af en toe eens immosites checken op je weer maar nooit. Er moeten ook nog een stapel kleren naar de kringloopwinkel. Opeens besefte ik het: “Nee! Zo gaan we het niet doen, Tine! We gaan niet terug naar voorheen!”

Ok. De nostalgie van de kroketten vorige week mag gerust de nostalgie van plaatjes worden. Dat hunkeren naar simpele dingen uit het verleden hoort bij mij nu eenmaal bij de herfst of mijn leven tout court. Maar die druk om meteen te moeten kopen, om zoveel mogelijk te kunnen doen in één uur,… die kan ik eigenlijk missen als kiespijn. Daarenboven leert de actualiteit me dat ik dringend meer moet sparen voor alle extra kosten die me straks boven mijn hoofd hangen. Ervaring leert me trouwens ook dat de tijd vliegt en dat we ondanks alle snufjes en uitvindingen toch maar één leven hebben en dat me dat me wel wat waard is.

Dus als die kamer volgende week nog niet gezelliger is wat dan nog? Die kleerkast geraakt ooit wel opgeruimd. Vandaag nog even niet. Want het is vergadering, weet je wel? Wat moest ik daar ook weer allemaal voor doen?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 15/10/21) 

maandag 11 oktober 2021

TINE ZIET (290): Kroket

Vorig weekend is het eindelijk nog eens van gekomen om met ons vijven te gaan eten. Al een heel decennia proberen we toch op bepaalde verjaardagen samen te komen met ons gezin van weleer. Zonder schone zus, schoonbroer en kinderen. Niet om te roddelen of omdat we de ‘aanhang’ niet leuk vinden. Gewoon als vanouds met moeder, broers en zussen aan één tafel. Ook al zitten we inmiddels allemaal op een andere stoel, het heeft iets vertrouwelijks om net als vroeger samen te eten. Dat onze moeder ons verbindt samen met dat gemis om een vader die er niet meer is, is natuurlijk een feit. Deze keer was het misschien net iets intenser. Er is in een jaar tijd dan ook heel wat gebeurd.

We zaten aan een ronde tafel en net als vroeger waren we bijna allemaal te laat. Al had dat vooral te maken met de gekozen locatie. Niemand van ons was er al eerder geweest: we moesten tussen de rukwinden en stortregen door nog zoeken in een buurt die ons niet meer vertrouwd was. Mijn moeder en ik hadden pech: we liepen het meest verkeerd. We hielden ons dapper vast aan onze paraplu en voelden de diepte van enkele regenplassen. Maar we kwamen niet als laatste aan.

In een nostalgische bui vroeg ik als enige het ene gerecht dat met aardappelkroketten werd geserveerd omdat me dat toch altijd aan de wat chiquere familiefeesten doet denken. Mijn broers grabbelden elk een kroket uit mijn schaaltje. Dat was niet erg: er was nog steeds kroket genoeg voor mij alleen. Zo’n restaurant was het gelukkig wel. In het verleden werd ik al vaker bedrogen door een portie kroketten. Alsof vier miezerige nootjes genoeg zijn om mij onder te dompelen in die nostalgie van jubilea en communies! Nee, als je moet beknibbelen op puree en paneermeel, serveer het dan niet!

Daar zaten we op ons best. Gniffelend om wat er werd gezegd. Ik durf het bijna niet te schrijven. Natuurlijk doe ik het toch. We waren bijna koket.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 08/10/21) 

dinsdag 5 oktober 2021

TINE ZIET (289): Verkopen

Toen ik daarnet thuis kwam van een deugddoende wandeling in het Preshoekbos, stopte een jonge man zijn auto en stapte zelfverzekerd mijn richting uit. Uiteindelijk gaf hij me zelfs zijn kaartje. Heel even voelde ik me uitverkoren in een film met happy end. Tot ik besefte dat hij als makelaar niet op mij uit was, maar op mijn huis. Ook goed, dacht ik net te laat. Mijn huis moet ik toch ooit wel kwijt. Mezelf liever nu nog niet meteen. Er valt in dit leven nog zoveel te fantaseren over mannen die me in een of andere hartstochtelijke opwelling hun kaartje overhandigen bijvoorbeeld.  Al is dat helemaal niet meer van deze tijd. De enige kaartjes die me nu nog meestal bereiken, zijn die exemplaren die mijn auto beloven te kopen.  Alsof het in dit leven zo makkelijk gaat om spullen te verkopen.

Het is een stiel apart. Zelf slaag ik er niet zo goed in om wat dan ook van mezelf van de hand te doen. Daar ben ik gelukkig lang niet de enige in.  Laatst kreeg ik nog een brief in mijn bus die me een geloof als een huidcrème probeerde aan te smeren. Met een aanlokkelijk flyertje  en een handgeschreven enveloppe.  Zou dat eigenlijk daadwerkelijk kunnen werken? Zouden er  écht mensen zijn die na het ontvangen van zo’n brief over een andere god gaan nadenken? Wellicht wel. Wat heeft het anders voor zin?

In mijn bescheiden ervaring vind je nooit wat je nodig hebt zomaar anoniem in je brievenbus of tussen je ruitenwisser van je wagen. Het staat normaal ook niet zomaar onaangekondigd op je stoep. Nee: om te vinden moet je zelf gaan zoeken en vergelijken. Of gewoon heel goed kijken. Een simpele blik kan je enorm verrijken. We verleren het beetje bij beetje vind ik.  Zo zoeken veel vrienden een restaurant aan de hand van de recensies op het web, terwijl ik liever passeer, kijk en ruik. Op goed geluk. Al gaat dat niet altijd zoals het moet. Soms zijn zintuiglijke receptoren ook een enkel keertje stuk.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 01/10/21) 

vrijdag 1 oktober 2021

Herfstproject: ontmaskerd!


Hoe symbolisch kan het zijn? Bij het begin van de herfst mogen op de meeste plaatsen de mondmaskers af. Eindelijk ontmaskerd! Of toch niet?

Voor sommigen is het in de loop van al die maanden een handig lapje geworden waardoor je je minder hoeft te schamen voor gebit, pukkels, beugel, onderkinnen. Ook was het handig om eventuele gniffels achter te verbergen, ongegeneerd te geeuwen. Wat nu gedaan met al die ongewenste schroom?

In de loop van deze herfst wil ik me engageren tot het volgende: verklap mij je grootste schaamlapje. In alle vertrouwen, dat beloof ik plechtig, zal ik er een verhaaltje over schrijven en het bij je thuis komen voorlezen. Op die manier neem ik eigenlijk de rol van mondmasker over en absorbeer de grootste gêne.

Bij je thuis? Ja! Er is genoeg digitaal en van op een afstandje gezwaaid en verteld! Face to face! Ook omdat ik er deze keer wél iets voor in de plaats durf te vragen. Iets wat enkel lijfelijk kan. Ik moet me zelfs verstouten om het te vragen. Mijn wens: vraag me voor minstens één dansje naar keuze ten dans. Zonder camera en zonder pottenkijkers. Dat moet je mij dan wel in wederdienst beloven. Want inmiddels is het zo lang geleden dat ik niet in mijn eentje danste, dat ik me werkelijk zal schamen als het toch weer eens zal gebeuren zo'n pas de deux en plein public. En dat willen we toch niet?

Deze actie is geldig tot het wintert.

Jullie weten me te vinden! 

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....