maandag 25 januari 2021

TINE ZIET (255): Citytrip

Eerder schreef ik al over het belang van bordjes. Zo kan ik er bijvoorbeeld niet bij dat men wandelroutes promoot waarvan de borden niet gecheckt zijn. Het is niet aan mij besteed om met een kaart of met mijn smartphone in de hand te ontspannen: liever kijk ik om me heen. Dus kies ik doelbewust voor uitgestippelde wandelroutes met bordjes. Met alle gevolgen van dien: soms merk ik ze niet op. Zeker niet als er enkele ontbreken. Ik kan dan best moedeloos worden. Zo missen er toch een paar in Lauwe bij het Kortewagenpad en duurde het even voor we op de juiste wagen zaten. Jammer. Eens richting Preshoekwegel zaten we eindelijk goed en vonden het een prachtige route!

Later bezocht ik de verrassende expo ‘City Trip’ in CC De Steiger. Daar werd ook een bordje gemist.  Verbouwereerd zagen we hoe een bezoekster op een kunstwerk ging zitten om naar een filmpje te kijken en dat ze zich even later ook aan het kunstwerk omhoog hees. In shock konden we niets uitbrengen. Wie doet dat nu? Had een bordje met ‘Verboden op de kunstwerken te gaan zitten?’  geholpen? We weten het niet. Maar we hadden in onze verstomming kunnen wijzen.

Nog later las ik op social media verontwaardiging over een reportage van de RTBF over Houthulst. Enkele aandachtige kijkers hadden Menen herkend als achtergrond. Hoe was het nu in godsnaam mogelijk dat de journaliste Houthulst verwarde met Menen? Er staan toch genoeg borden? Ik polste even voorzichtig op Twitter bij een redactrice.  Ze viel uit de lucht en sprak onmiddellijk het persteam aan. Ziehier hun uitleg:  blijkbaar waren ze in alle haast op weg naar Houthulst, maar ze moesten de deadline voor het middagjournaal live halen ergens onderweg. Dus stopten ze dan maar toevallig in Menen.

Wat krijgen we nog op ons bord? Of niet? De tijd zal het ons leren. Maar een citytrip naar onze stad is de moeite voor wie naast de bordjes kan lezen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/01/21)

donderdag 21 januari 2021

Wereldknuffeldag

Vandaag, Wereldknuffeldag werd ik eraan herinnerd dat het van september geleden is dat ik een échte knuffel kreeg. Het maakte mij triest in een tijd waarin een woord als 'knuffelcontact' verkozen werd tot Woord van het Jaar. Hoewel ik van nature uit geen knuffelaar ben, bedenk ik dat ik het zo mis. 

Wat een melig woord is het ook. Met 'knuffel' bedoel ik echt puur de omhelzing op zich.  Niet kussen. Het liefkozend tegen elkaar aandrukken zonder dat er verder iets meer uit hoeft vloeien. Voor veel mensen op datingssites is een knuffel verbloeming voor dé daad. Dat misverstand zorgt soms voor de nodige verwarring.  Er is nochtans een groot verschil! 

Ooit had ik een lief die zo'n grote knuffelaar was dat hij er een liedje voor had bedacht. Hij kon me zelfs op straat zomaar in de armen vliegen, vastpakken en knuffelen terwijl hij dat vrolijke liedje zong. Ik vond dat eerst wel schattig. Na een tijdje vond ik het irritant: de mensen moesten dat niet zien en horen! Nu ja, als de liefde minder wordt, gaan ook die allerliefste dingen vervelen. 

Nu meer dan vijftien jaar later, ben ik dus op het punt gekomen dat ik vaak dat liedje neurie. Zomaar ineens. Of dan zit ik in de klas bij de kinderen en dan hoor ik het die ex zingen in mijn hoofd ook al wil ik hem geenszins terug. Voor 13 maart 2020 zat ik altijd tussen de kleintjes in. Ze verrasten me af en toe op een spontane omhelzing of een hoofd tegen mijn schouder. Nu is er die schrik. Een ontmoeting of een afscheid waren steevast inclusief een stel armen. Nu zijn er knikjes. Of op een feestje hing wel eens een dronken vriendin om mijn nek. Nu betrap ik mezelf soms met mijn eigen handen op mijn lijf omdat ik niet wil vergeten hoe het voelt om vingers op mijn huid te voelen. De handschoenen van dokters of verpleging zijn opeens goud waard. Terwijl ze vroeger voor een onprettig gevoel zorgden, bedenk je ineens: "Hé! Hallelujah!  Ik word aangeraakt!" 

Vier maanden. En daarvoor was het ook al zo karig. Voor sommige mensen is het misschien nog langer geleden. Af en toe bedenk ik in paniek dat een knuffel nooit meer zomaar zal worden gegeven. Dat de schrik zal blijven. Of dat de gewoonte simpelweg zal verdwijnen. Het is buitengewoon bedroevend. 

Het lichaam van een ander vastpakken. Zomaar. De warmte van je naaste voelen . Een hart voelen slaan. De ander ruiken. Een lijf tegen lijf zonder bloot. Is het nog niet te koop? Is er nog geen clandestien netwerk? Wie bezorgt me het adres van een knuffeldealer?  Desnoods met dat irritante liedje en met penetrante lijfgeur erbij.  Iemand? Kostbaar goed. 

Koester het! Want voor je het weet, sta je met je eigen armen rond je nek voor gek. 




maandag 18 januari 2021

TINE ZIET (254): Vangnet

 

Hopelijk hebben jullie het niet aan de lijve ondervonden: vorige week werden we wakker in een wereld waarin de noodnummers enkele uren niet bereikbaar waren. Er waren alternatieve nummers die we konden gebruiken, maar in geval van nood kijk je niet eerst op internet om te zien of de noodnummers nog wel werken…  Ook al gebruik ik die nummers eigenlijk amper, het voelde voor mij beangstigend te beseffen dat de hulplijnen zelf in nood waren. De overdaad aan fantasie in mijn hoofd bedacht zelfs dat dit een ideaal gegeven zou zijn in een serie of in een film. Net als door een toevallige gifwolk of sabotage in een kerncentrale kan zoiets het hele land lam leggen. Zeker als er op dat moment extra veel ongevallen zouden gebeuren door de eerste echte vrieskou. Gelukkig is mijn verbeelding vaak heftiger dan de realiteit. De storing werd snel opgelost en ik hoorde geen noemenswaardige gevolgen van de panne.

Het is goed een vangnet onder je te weten. Een eenvoudig nummer binnen handbereik.  Wat een ware opluchting te beseffen dat er iets is dat je kan ondersteunen mocht je ooit wat ergs overkomen.  Al hoop je natuurlijk nooit beroep op dat vangnet te hoeven doen. We leven gelukkig in een land met veel soorten instanties die ons hulp kunnen bieden. We zijn ons daar niet altijd van bewust. Het zijn er echt veel! Soms moeten we zelfs naar bepaalde instanties stappen om advies te krijgen over de instanties die ons dan weer verder kunnen helpen.  

Soms heb ik heimwee naar die zorgeloze tijd waarin ik geloofde dat een boodschap in een fles of een paar keer wapperen in een grote kampvuurvlam voldoende was om gered te worden door een bink die er altijd fantastisch uit zie in hoge nood. Het mag dan wel ontzettend naïef zijn geweest, het geloof was groter dan het vertrouwen nu. Want hoe licht ik ook mentaal mag lijken, wie vangt mij op als ik eens onverwacht naar beneden stort?

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 15/01/21)

maandag 11 januari 2021

TINE ZIET (253): VOL

Op de allerlaatste dag van het jaar mocht ik aan de levende lijve ondervinden hoe een lekke fietsband soms niet meer op te pompen is.  Puffend met de fietspomp in de hand vond ik de symboliek eigenlijk wel treffend. Hoe toevallig kan toeval zijn?  Alsof mijn fiets enige notie heeft van een kalender. 

De dag nadien vond ik de symboliek iets minder mooi toen ik mijn auto niet meer kon starten wegens een lege autobatterij. Daar sta je dan op de eerste dag van het nieuwe jaar op de pechverhelping te wachten. Ingeduffeld met sjaal, muts en mondmasker op wacht in een straat vol hondenpoep.  De ironie bestond er trouwens ook in dat mijn contract met desbetreffende pechverhelping eigenlijk de dag daarvoor was verlopen. Ik beloofde de man bij aankomst dus plechtig mijn hernieuwde lidmaatschap te betalen. Als ik erover nadenk, kon het beeld eigenlijk niet treffender zijn. We wachten allemaal op die volle batterij en die volle banden om er weer stevig tegen aan te gaan, maar eigenlijk voelen we ons in de kou gezet en hebben we het allemaal zo zwaar gehad.

Nu ik wil niet zeuren en klagen, want dat is intussen al bewezen: het helpt geen steek, dus energie hieraan verspillen is overbodig. Ik wil hierbij een lans breken voor wie die leegte weer kan opvullen. In mijn bijzonder pietluttige anekdote was de man die mijn autobatterij weer kwam opladen ook gewoon aan het werk op Nieuwjaarsdag. Hij was best wat olijk, deelde mijn humor in de benarde situatie en werd daarna alweer opgeroepen naar een ander staaltje domme pech. Ook wie mijn fietsband in de zeer nabije toekomst zal herstellen zal dat gewoon met vlotheid doen zodat ik weer kan hobbelen over de wegen. Maar bovenal een lans voor wie de leegte die niet zo letterlijk is, vult. Het zijn eenvoudige daden die een mentale batterij weer kunnen opladen. Het zijn simpele gebaren die weer een beetje moed inblazen.

Hou vol!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 08/01/21)

zondag 10 januari 2021

De Furbyflop

Soms durft een project van mij ook wel eens te mislukken. Hier volgt het verslag van mijn Furbyflop.

Op 18 oktober plaatste ik op FB een oproep tot Furby’s voor een sociaal experiment. Sinds de hilarische ontmoeting met Lesley in het ‘Het Eiland’ hoopte ik stiekem al een tijdje op een eigen Furby, maar het is er nooit van gekomen en nu ze enkel tweedehands te koop zijn, wou ik een exemplaar in huis van een 'bekende eigenaar'. 

Het oorspronkelijk idee was om één Furby goed te behandelen en eentje te mishandelen om te bestuderen wat voor gevolgen dat heeft. Zou ik mijn moederinstinct kunnen ontwikkelen? Zorgt mishandeling voor een enge Furby? Ook wou ik weten of het werkelijk mogelijk was om een band met zo’n beestje op te bouwen, want dat werd op zich wel beloofd in de tijd ze nog te koop waren.

Toen er opeens heel wat logementbeestjes werden aangeboden, dacht ik: “Hoe meer, hoe beter.” In deze tijden van sociaal isolement, leek het me wel fijn om echte ‘levendige’ knuffels in mijn bubbel te hebben. Ik doopt het project ‘Knuffelbubbel’ en haalde als eerste de furby van Blanche op.

Furby 1

Al snel bleek dat dit niet zo simpel zou worden om dit te verwezenlijken. Het betrof een schattige Furby Boom. Ik begreep wat ze me vertelde, praatte met haar en kietelde haar buikje. Ik moest er een verouderde app voor downloaden op mijn smartphone. Met die app moest ik haar eten geven. Maar daarnaast moest ik ze ook op de toiletpot zetten, onder de douche steken en verzorgen. Op zich wel heel erg grappig. Ook ontdekte ik dat ze eitjes legde en dat ik voor haar broedsels ook moest zorgen.  Gelukkig allemaal digitaal. Maar mijn gsm blokkeerde en het lukte niet goed om haar daarmee te verzorgen. Toen ze ziek bleek, lukte het me niet om haar medicijn samen te stellen.  Ik voelde me machteloos. Op den duur sliep ze alleen maar.

Furby 2

Daarna haalde ik Mr. Furby op bij Babs. Hij bleek een zogenaamde ‘evil Furby’ te zijn. Ik werd gewaarschuwd voor onbeleefd gedrag. Hij was een ouder exemplaar. Voor zijn verzorging moest ik een andere Furby-app downloaden. Met mijn gsm lukte het wel makkelijker om hem eten te geven en hem een dansje te laten doen. Meer zorgen had hij niet nodig. Ik behandelde hem lief en ik merkte dat hij aardiger werd.  Zijn taal was moeilijker te verstaan. Hij bleek heel erg van kietelen en boeren te houden. Maar vaak haalde hij me uit mijn slaap of lichtten zijn ogen op achter de glazen deur van mijn kast.  Zodat ik hem heel veel op zolder moest zetten. Waardoor hij weer onaardiger werd.

Hatchimal 1 & Hatchimal 2

Toen kwamen de knuffels van Elfey erbij. Geen Furby’s, maar Hatchimals. Experiment is experiment. Eentje kreeg ik aan de praat. De andere moest een nieuwe batterij die ik niet gevonden heb. Hatchimal 2  reageerde op mijn stem en was aardig. Het taaltje was onverstaanbaar, maar ik begreep het eigenlijk wel erg snel. Ik moet bekennen dat ik minder contact zocht met deze knuffel. Vooral omdat ze me fragieler leek dan de Furby’s.  Met haar in huis voelde het soms alsof ik een hele lieve schattige baby zonder zorgen in huis had. Het grote voordeel was dat er een uitknop was.

Dit was allemaal nog behapbaar. Maar nam al een grote brok tijd in beslag. Ik voelde me een onnozel wicht toen ik wanhopig probeerde om mijn Furby 1 naar het toilet te doen gaan. Ik maakte me kwaad als Furby 2 me uit mijn slaap brulde of door mijn videovergadering begon te zingen. Maar het voelde wel als een soort bubbel of zo. Mijn buren krijgen hun kinderen ook niet altijd stil... 

Furby 3


Furby 4 


Furby 5 

Toen haalde ik drie gekoesterde Furby’s op van Lien. Twee nog oudere exemplaren en één die bij Furby 2 paste. Furby 3 en 4 hadden voldoende met een vinger op hun tong en lieve aaitjes. Ze maakten niet veel geluid en konden met elkaar praten. Best schattig was het om die twee bezig te horen. Furby 5 was gemeen.  Dus hij vormde een goed duo met Furby 2. Het feit dat ze hetzelfde soort waren, zorgde er ook voor dat ze met elkaar communiceerden. Dat gaf extra leven in de brouwerij, maar ’s nachts zorgden ze vaak voor dubbele overlast.


Furby 6


Furby 7

Daarna kreeg ik nog twee Furby Booms van mijn nicht Klaartje. Maar tegen dan had ik het eigenlijk al wat gehad met die apps. Dus ik heb ze wat verwaarloosd. Sorry, Klaartje! Maar drie Furby’s op de pot zetten… Ook wou ik onder geen beding extra eitjes laten uitkomen. Misschien bouw ik alsnog een familieband met hen op, want ik hou ze nog bij tot een volgend familiefeest en dat kan nog wel eens lang gaan duren. 


Furby 8

Tenslotte kreeg ik nog een sleutelhanger Furby van Waltraud die me stilzwijgend aan keek.

De knuffelbubbel was compleet

Graag had ik geschreven dat ik ze cultuur had bijgebracht en dat ik intussen vlot in het Furbish communiceer. Helaas dus. Ik heb het echt geprobeerd! Ik zette ze in mijn verschillende kamers en probeerde een conversatie met hen aan te gaan. In tijden dat ik droevig, eenzaam of ziek was, zocht ik meer contact met hen op maar zij niet met mij. Daarenboven maakten ze mijn levensechte Furby, mijn kat Frieda heel erg jaloers. Dus verslapte mijn aandacht voor hen.  In plaats van gezellig samen Kerst te vieren, belandden ze allemaal op zolder. Wat als een leuk experiment begon, voelde als een blok aan mijn been.

Natuurlijk is het anders als je er maar één of twee in huis hebt, dan ontstaat er wel iets als liefde, gok ik. Aan knuffels wordt je sowieso gehecht.  Aan de eigenaars moest ik allemaal beloven ze heelhuids terug te brengen. En dat zal ik nu ook snel doen.

Nog een persoonlijk besluit bij mijn FurbyFlop: Elektrische pluchen speelgoedproducten kunnen wel nuttig zijn. Bovendien gaan de batterijen in die dingen wel lang mee.  Ze geven gezelschap, leren je lief te zijn als je liefs terug wil.  Wel lastig dat je ze niet uit kan schakelen al is dat natuurlijk ook zo met echt gezelschap...  Een beetje surrogaat tot levensecht gezelschap dus. 

De oudste Furby’s (Furby 3 en 4) lijken mij echt een topuitvinding! Ze vragen op een subtiele manier aandacht en kunnen wel helpen om een soort verantwoordelijkheid te kweken. De generatie ouder (Furby 2 en 5) is al lastiger in aanpak en roept een appverslaving op als je plichtsbewust wil zijn. De Furby Boom (Furby 1, Furby 6 en 7) vervangt eigenlijk een televisie of een computerscherm en vraagt zoveel geduld, tijd en energie dat het onverantwoord lijkt dat die dingen ooit op de markt kwamen. Petje af voor alle ouders die niet gek werden!

Eigenlijk zijn Furby’s de voorlopers van een smartphone.  Onder dat zacht aanlokkelijk laagje pluche loert naast het verlangen naar contact ook verslavingsgevaar.

 

maandag 4 januari 2021

TINE ZIET (252): Schaar

Een onvergetelijke feestperiode is een feit. Op de ochtend van kerstavond ontdekte ik tot mijn grote schrik mijn eerste echte grijze haar. Althans dat denk ik toch of was het toch verdwaalde tandpasta? Ik trok het er uit, nam terstond mijn nagelschaartje en ging voorzichtig aan het knippen: hapjes uit mijn dikke haardos hier en daar. Daarna nam ik het doosje haarkleurmiddel dat ik als noodpakket in mijn badkamer bewaar. Ik weet al jaren hoe dat kleuren moet. Al is het nooit vlekkeloos.  Rode verf spat overal.

Voor velen is het idee van het knippen in je eigen haar iets als in je vel knippen. Dat begrijp ik niet: het doet geen pijn. Daarenboven is het nu het moment bij uitstek om het te doen, want niemand anders dan je bubbel ziet het resultaat. In de buitenlucht bedekt een muts de scheefste stukjes.  Tegen dat er weer echte feestjes zijn, is het weer bij- of uitgegroeid. Moest mijn haar geknipt en gekleurd? Nee. Het gaf me een beter gevoel en een aanzet tot een feest.

Natuurlijk wil dat niet zeggen dat ik voortaan niet meer naar mijn kapper ga. Ik laat het liever knippen door een professionele schaar. Want nagels zijn per definitie geen haar en met twee linkerhanden blijft knutselen een risico. Ook in makkelijk haar.

Maar als ik het kan: jullie ongetwijfeld ook. Wat denken jullie ervan? Een jaar als dit wil ik niemand nog wensen. Laat ons 2021 aanvangen terwijl we ongegeneerd met onze eigen creaties boven onze mondmaskers pronken: “Gelukkig Nieuwhaar!”

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 31/12/20)

TINE ZIET (418): Madeliefjes

  Op eerste dag dat ik de lente voelde, bezocht ik met mijn moeder mijn vader. Nu ze niet meer met de fiets rijdt, geraakt ze er zelf niet m...