Vorig weekend zag ik mezelf met een spreekwoordelijke bel in de hand naar het testcentrum in de Rijselstraat stappen. Voetje voor voetje. Ik was ook echt ziek: dus dat was ongetwijfeld één van de redenen waarom ik zo traag stapte. Maar ik was vooral op mijn hoede om zeker niemand tegen te komen tijdens deze ‘walk of shame’. Niet alleen omdat ik me beschaamd voelde, vooral ook omdat ik zeker niemand wou besmetten mocht ik positief blijken. Het is raar dat ik verwantschap voelde met de lepralijders die verplicht werden om met een kap op het hoofd en met een bel in de hand rond te lopen, zodat iedereen aan de kant kon gaan en de zieke kon mijden als de pest. Nu zo vreemd is dat natuurlijk niet. Het is precies toch alsof het je eigen schuld is. Ben je positief getest rijzen de vragen: Ben je niet voorzichtig genoeg geweest? Heb je je niet aan de maatregelen gehouden? Daarenboven werd ik geconfronteerd met mijn verantwoordelijkheid. Ik maakte lijstjes op met mensen die ik had kunnen besmetten en voelde me al een dodelijk wapen. Wellicht ben ik niet de enige.
Er zijn duidelijk
ook andere mensen. Mensen die in het testcentrum zelf bijvoorbeeld niet eens duidelijke richtlijnen lezen. “Maar ach, het is toch gezelliger met meer?” “Ik
ga toch echt niet buiten wachten, hoor!” en “Mijn man die mag toch ook wel mee?”
In die maximum zes minuten dat ik er was, rolden mijn ogen bijna uit hun
kassen. Terwijl de dokter aan de lopende band testen moest afnemen en de stoel
keer op keer moest ontsmetten en de onthaalbediende streng en geduldig moest
optreden voelde ik me zieker en zieker worden. Als men in dergelijke risicovolle
ruimtes niet eens voorzichtig is, hoe moet het dan als al het leuks weer zachtjes
mag?
Toen ik een
vriend later het resultaat liet weten, reageerde hij: “Jammer! Jij bent normaal toch altijd positief?” Ja,
dat klopt meestal. Soms zie ik het wel eens negatief en voel me weer voorlopig
veilig.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 26/03/21)