maandag 29 maart 2021

TINE ZIET (264): Negatief

Vorig weekend zag ik mezelf met een spreekwoordelijke bel in de hand naar het testcentrum in de Rijselstraat stappen. Voetje voor voetje. Ik was ook echt ziek: dus dat was ongetwijfeld één van de redenen waarom ik zo traag stapte. Maar ik was vooral op mijn hoede om zeker niemand tegen te komen tijdens deze ‘walk of shame’. Niet alleen omdat ik me beschaamd voelde, vooral ook omdat ik zeker niemand wou besmetten mocht ik positief blijken. Het is raar dat ik verwantschap voelde met de lepralijders die verplicht werden om met een kap op het hoofd en met een bel in de hand rond te lopen, zodat iedereen aan de kant kon gaan en de zieke kon mijden als de pest. Nu zo vreemd is dat natuurlijk niet.  Het is precies toch alsof het je eigen schuld is. Ben je positief getest rijzen de vragen:  Ben je niet voorzichtig genoeg geweest? Heb je je niet aan de maatregelen gehouden? Daarenboven werd ik geconfronteerd met mijn verantwoordelijkheid. Ik maakte lijstjes op met mensen die ik had kunnen besmetten en voelde me al een dodelijk wapen. Wellicht ben ik niet de enige.

Er zijn duidelijk ook andere mensen. Mensen die in het testcentrum zelf bijvoorbeeld niet eens duidelijke richtlijnen lezen.  “Maar ach, het is toch gezelliger met meer?” “Ik ga toch echt niet buiten wachten, hoor!” en “Mijn man die mag toch ook wel mee?” In die maximum zes minuten dat ik er was, rolden mijn ogen bijna uit hun kassen. Terwijl de dokter aan de lopende band testen moest afnemen en de stoel keer op keer moest ontsmetten en de onthaalbediende streng en geduldig moest optreden voelde ik me zieker en zieker worden. Als men in dergelijke risicovolle ruimtes niet eens voorzichtig is, hoe moet het dan als al het leuks weer zachtjes mag?

Toen ik een vriend later het resultaat liet weten, reageerde hij: “Jammer!  Jij bent normaal toch altijd positief?” Ja, dat klopt meestal. Soms zie ik het wel eens negatief en voel me weer voorlopig veilig.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 26/03/21) 

dinsdag 23 maart 2021

TINE ZIET (263): Verrassing

Zondag was een speciale dag. Naast het feit dat ik een videoclipje heb opgenomen met een lege mayonaise-emmer op mijn hoofd ontmoette ik voor het eerst mijn pennenvriendin Lucette. Ik schreef al eerder over haar. Onze correspondentie startte ongeveer een jaar geleden, toen ik een oproep had geplaatst tot adressen van mensen in quarantaine en mensen die het moeilijk hadden. Ik kreeg haar adres van haar kleindochter omdat ze haar achtentachtigjarige verjaardag voor het eerst zonder feest had moeten vieren. We begonnen een briefwisseling die me week maakt en een bijzondere vriendschap werd aangewakkerd. Haar stickertjes en haar woorden vallen ongeveer tweewekelijks in mijn bus. Ze schrijft altijd dat ze het zal begrijpen dat ik geen tijd meer zal hebben om haar terug te schrijven en dat ze me graag ziet. Ik beloofde ooit langs te gaan met bloemen, maar durfde niet door de coronamaatregelen. Met Kerst stuurde ze me een foto van zichzelf bij de kerstboom en op oudjaar hoorde ik voor het eerst haar stem aan de telefoon. Nu ze negentachtig jaar werd, werd geregeld door haar familie dat ik haar op een veilige manier zou komen begroeten als verrassing. Ik ben in mijn hele leven nog niet vaak een cadeau geweest, maar het voelde toch een beetje als uit een taart springen.  

Het maakte me oprecht blij haar eindelijk eens in levende lijve te zien.  Ook voor haar en haar familie was het gedenkwaardig. Er werden enkele foto’s van ons gemaakt die dan in de familieapp werden gedeeld. In de loop van al die maanden is ze namelijk vaak over mij gaan praten. De correspondentie leidt haar af van een toestand die zo anders is dan ze gewend is.  Haar dochters voorzien haar van briefpapier en vragen naar mij. Nu kunnen ze ook een gezicht op mij plakken.

Zonder deze rare tijden had ik dit moeten missen. Ik sta daar vaak bij stil. Soms niet genoeg. Er is wat er is. Soms durf ik dat geluk te noemen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 19/03/21) 

maandag 15 maart 2021

TINE ZIET (262): Sloop

Blijkbaar kan ik geraakt worden door huizen die met bulldozers uit elkaar gehaald worden. Dat mocht ik deze week ervaren. Ook al heb ik weinig connectie met de gebouwen op zich. Behalve dan dat ik ze afgelopen jaren regelmatig voorbij wandelde. De grote sloop in de Rijselstraat is aan de gang en ik betrapte me op tranen toen ik een stuk van Maxim’s Collection naar beneden zag komen. Ik stond er welgeteld één keer in de paskamer op verzoek van een vriendin die dacht dat ik overdreef als ik stelde dat ik in niets zou passen en een modderfiguur zou slaan in een jumpsuit.  Na dat bezoek gaf ze me overigens helemaal gelijk. Meer emotie hangt er niet aan dat enige bezoekje vast en toch maakten tranen deze week mijn mondmasker nat. Het vooruitzicht van de nieuwe brug mag dan nog wel fantastisch zijn, de mistroostigheid van het grijpen naar iets wat altijd zo stevig leek en in stukken valt, doet mij blijkbaar pijn.

Het moet evenwel geweldig zijn om zo’n bulldozer te bedienen. Dat bedacht ik ook. Want wat een macht en wat een kick te slopen. Begrijp me niet verkeerd. Ik koest geen grammetje ambitie om als een Miley Cyrus aan een sloopkogel te bengelen. Daar ben ik dus te gevoelig voor. Het zou me gewoon verschrikkelijk machtig lijken om met een sloophamer als het ware total loss te gaan: te vernietigen en te verpulveren gewoon omdat het mag. Er zit blijkbaar ook een stiekeme stoomwals in mij die snakt naar wat onschuldige averij. Vrees niet: ik raak niet aan gebouwen of ander materiaal. Eerder richt ik mij op herinneringen en ideeën. Of het simpelweg elimineren van een gevoel. Of misschien zou ik me willen uitleven op een virus dat  op zijn beurt al zoveel gaten sloeg. Een verdict. Een eenvoudig resultaat. Of een moordzaak. Een vooroordeel. Een haat.

Dus let in het vervolg maar op je tellen als je aan me vraagt: “Ca va?” en ik antwoord: “Ja, dat gaat.”

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 12/03/21) 

dinsdag 9 maart 2021

TINE ZIET (261): Dikke duim

Maandag moesten mijn leerlingen elkaar complimenten geven. Het viel me op hoe moeilijk kinderen het daar mee hebben. “Jij hebt mooie veters!” of “Je hebt mooie kleren!” was het meest te horen. Iemand zei zelfs: “Je hebt mooie zolen.” Ik vond dat confronterend. Blijkbaar is dat uiterlijk allesbepalend. Het moeilijkste aan de oefening was dat ze ook zichzelf een compliment moesten geven. De meesten dachten er een tijdje over na en vonden van zichzelf dat ze toch goed zijn in iets. Iemand kwam niet verder dan: “Ik heb een mooie trui aan.” Nochtans zijn ze in mijn lessen al gewend aan showen en durven. Eigen lof heeft nog altijd een vreemde geur. Met deze oefening voelden ze zich behoorlijk in hun blootje gezet.

Het is niets nieuws. Als iemand me vroeger met iets complimenteerde voelde ik altijd een soort ongemak en vroeg dan aarzelend: “Vind je?” Later dacht ik dat er dan iets van me verwacht werd in ruil. Gedurende al die jaren, heb ik het echt leren appreciëren. Heel soms durf ik zelfs: “Ja, hé!” te zeggen want dan weer arrogant overkomt, maar zo bedoel ik het eigenlijk niet. Een aantal zomers geleden schreef ik openlijk lofuitingen op het raam van de mensen of plakte een compliment op mensen hun trui.  Daarom dat ik het belangrijk vind om dergelijke oefeningen aan mijn leerlingen te geven op complimentendag.  Je ziet ze glunderen als ze “Dank u” zeggen. Sommigen groeiden zichtbaar enkele centimeters.

Ook ik deelde vanzelfsprekend dikke duimen uit en kreeg er terug. Ik ben inmiddels al tot een leeftijd gekomen waarop ik geen moeite heb om een pluim uit te delen of op mijn eigen hoed te steken. Hoe om te gaan met complimenten is natuurlijk wel een ander paar mouwen. Dat blijft raar op elke leeftijd. Zeker als een elfjarige tegen je zegt: “Je bent snel.” en hij het niet over mijn tempo heeft.  Dan bloos je toch onverwacht door dat mondmasker heen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 05/03/21) 

maandag 1 maart 2021

TINE ZIET (260): Magie

Het is nu echt een feit: niemand ontsnapt aan zijn eigen coronaverjaardag.  Wie ongeluk heeft, krijgt er misschien zelf nog een tweede bij. Hoe ouder ik word, hoe minder magie ik voel bij die herdenking van het doorknippen van die streng en dat eerste geblèr. Toch blijven er steevast bepaalde verwachtingen hangen aan zo’n dag die niet in dat vervloekte coronakader passen.  Wanneer kan ik bijvoorbeeld nog eens tussen vrienden dansen? Of wanneer word ik nog eens verpletterd onder een overdosis plakkerige zoenen? Of wanneer moet ik niet meer kiezen wie ik zie en wie niet? 

Nu ook mijn dag in zicht is, trakteerde een vriendin me vorig weekend op een uitje in het Brugse Ommeland. In ruil voor mijn onbetaalbaar gezelschap en twee wandeltrajecten van in totaal 27 kilometer kreeg ik lekker eten, een overnachting in een B&B, een heerlijk ontbijt en twee dagen babbelpret! Het was enorm fijn om er na een bewogen periode eens uit te zijn. Een perfect cadeau dus! Maar bovenal is het de moeite die ze deed die onbetaalbaar is.  Ze dacht aan mijn verjaardag en was creatief om me te verrassen. Niet zo evident in een periode waarin we toch vooral in eigen navel kijken.

Ik wil met dit schrijven niet nog meer van die verrassingen in de wacht slepen. Ik zal mijn eigen jaarwisseling niet treurig zijn als het uiteindelijk een gewone dag blijkt.  Meer wandelingen kunnen mijn voeten trouwens even niet aan.  Alhoewel: ze popelen om de feeërieke wandeling te maken waarop stad Menen en CC De Steiger ons trakteert vanaf vandaag. Op drie historische gevels wordt tot midden maart elke dag een magisch verhaal geprojecteerd. Ideaal voor een sfeervolle avondwandeling. En hoewel ik me ondanks de extra jaarring bijlange nog geen historische gevel voel,  projecteer ik heel graag de hoop dat de moeite en de magie blijvend gekoesterd worden. Tot ver na de verjaring van de pandemiefeiten.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 26/02/21) 

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....