zondag 27 februari 2022

TINE ZIET (310): Angsthaas

De laatste maanden, jaren zelfs, verzamel ik hazen bij de vleet. Ik verstop ze angstvallig onder mijn bed. Volgens mij begon de collectie met vliegtuigen die opeens door torens vlogen. Ineens loerde gevaar dichterbij. Een haas sprong geschrokken op mijn schoot. Voortaan keek ik met die loebas op mijn schouder naar boven als ik een vliegtuig zag. Ik herinner me daarna een vette haas bij het zien van de tsunami op de televisie. Al begon het misschien veel eerder toen ik met schrik bij de juf ging staan omdat een jongen uit de kleuterklas graag onder onze rokjes keek.

Mijn hele leven ben ik nog nooit echt een held geweest: ik zag de hazen voordien wel voor schattige konijntjes aan en zag geen verder gevaar.  De laatste tijd groeit mijn collectie mottige exemplaren wel erg snel aan. Een pandemie is heel gevaarlijk. Hop daar is er één! Regen kan opeens ook hier vernietigend zijn. Daar is er weer één! Om van stormen die we opeens een naam gaan geven maar te zwijgen. Angst zwelt in hoge mate aan!

Wat begon met een angstig over de schouder loeren, een occasionele nachtmerrie,  voelt nu als drukken op een borst. Een hijgen in de nek. Een almaar harder kloppen van een hart. Een paar handen om een nek. De hazen worden hariger en groter en ze stinken verschrikkelijk uit hun bek.

Soms denk ik dat iemand doelbewust dat leger beesten op me afstuurt. Omdat ik dringend meer onder mijn bed moet kijken en omdat het misschien genoeg is geweest om het leven domweg zonder angst te leven. Er is wat te vrezen! Al weet ik erg zeker dat dit geen persoonlijke afrekening is: wellicht zijn er nog veel meer collectioneurs. Hebben jullie ook een verzameling?  We zouden met onze meest zeldzame exemplaren naar buiten kunnen treden. Misschien kunnen we zelfs hazen ruilen. Al denk ik, weet ik bijna zeker: de grootste angsthaas dat ben ikzelf. Onbeschut pas ik onder geen enkel bed. 

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/02/22) 

maandag 21 februari 2022

TINE ZIET (309): Feestpolitie

Gisteren zwaaide een man me naar de kant van de weg. Helaas was het niet voor die liefdesverklaring waar ik al mijn hele leven op wacht. Hij had een lichtgevende sabel dus ik wist meteen hoe laat het was. Hij stelde zich voor als “Hallo, Feestpolitie!”. Kwam dat even goed uit! Ik had net een fijn weerzien gehad met vrienden. Dus ik had zin om bij wijze van spreken vrolijke serpentines in de man zijn gezicht te blazen. Hij stopte eigenlijk praktisch meteen een toestel in mijn mond en vroeg me daarin zo hard mogelijk te blazen. Omdat ik van mijn melk was en omdat mijn gordel wellicht niet eens was los geklikt, lukte dat niet meteen. Ook een tweede en een derde keer had ik net te weinig adem. De man werd er zowaar kregelig van en dacht waarschijnlijk dat ik met opzet adem achterhield, vooral omdat mijn lachje in ongemakkelijke situaties hem misschien een andere indruk gaf dan wat het toestel uiteindelijk aantoonde: mijn adem was veilig.

Daarna vroeg hij mijn papieren. Die haalde ik met een vlotte beweging uit. Helaas voor mij zat er ook een oud bewijs van autoverzekering tussen. Dat kreeg hij eerst in handen. Toen ik hem vertelde dat ik wel degelijk in orde was, maar dat hij wellicht een verkeerd papier had, geloofde hij me niet. Hij begon al aantekeningen te maken en vroeg me naar mijn brandblusser. “Brandblusser?” dacht ik in paniek. Zonder verpinken begeleidde ik hem naar mijn koffer waar ik een vervallen brandblusser aanwees. Hij begon een preek, maar ik onderbrak hem omdat ik intussen mijn adem had hervonden. “Mag ik voor alle zekerheid nog eens kijken voor dat papier van de verzekeringen? Dat is echt ok!” Hij gaf toe. Toen vond ik in het bundeltje dat hij in handen had gehad ook het nieuwste exemplaar. De agent reageerde merkbaar ontgoocheld. Met een waarschuwing kwam ik er vanaf.

Iedereen doet gewoon zijn werk. Maar ik wens de man in kwestie toch de liefde toe die hem doet kietelen tot een glimlach. Of misschien zelfs verleiden tot een feest.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 18/02/22) 

maandag 14 februari 2022

TINE ZIET (308): Kat op een zak

Deze week betrapte ik me er op dat ik aan de kassa van het warenhuis een papieren zak vroeg en dat ik dat uiteindelijk niet om ecologische redenen deed. Alhoewel, na verloop van tijd verhuist de zak naar de oud-papier-afdeling en mag daar dienst doen als drager van het klein papier. Natuurlijk is het handig om er mijn boodschappen mee naar huis te dragen. Eerlijk waar: eigenlijk heb ik de zak puur en alleen maar gevraagd om na de boodschappen platgestreken op tafel te leggen.  Ik heb per toeval ontdekt dat ik er mijn kat Frieda erg gelukkig mee maak. Op haar oude dag wordt ze elke dag wat nukkiger, dus elk geluk is goed. Om één of andere reden heeft een papieren zak op tafel hetzelfde effect op Frieda als een reisje op mij.  Zo zit ze nu ritselend naast me en waant zich in een grote zonnige tuin vol merels en katers. Ze wentelt en draait en mekkert daarbij en kijkt zo liefdevol naar mij.

Waarom ik dit deze week in de krant schrijf? Omdat ik meer en meer tot de constatering kom dat ik soms gewoon liever wat meer als Frieda wil zijn. Niet dat ik spinnend ga kronkelen op een papieren zak. Ook al leert de ervaring mij dat alles kan in dat verrassende leven van mij. Soms heb ik gewoon eens als vanouds zin in doodeenvoudig geluk.  Ik oefen af en toe. In slechts één koekje bijvoorbeeld. Of maar één glas wijn. Ik stuntel met de verwarming minder warm en meer gewoon eens thuis. Het helpt. Al blijft er altijd wel die honger naar meer die ik me in de loop van de jaren nota bene zelf heb aangeleerd met dank aan een almaar uitdijend assortiment. Eens een ander geurtje. Zin in een ander soort brood.  Ik verwens hartgrondig de verwende snol in mij.  

Al wat ik wil voor Valentijn is een doodgewone papieren zak. Een aai op mijn bol. Of ja, na al die maanden zonder warm water: een dampend schuimend bad met een simpel geutje liefs daarbij. Wat maakt dat idee me blij!

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/02/22) 

maandag 7 februari 2022

TINE ZIET (307): Hoofdkantoor

Elke keer als ik naar mijn moeder ga, kan ik heel goed de bus van het ziekenfonds zien. Ik heb daar verder geen zaken mee, maar vandaag wapperde een blad op de plaats van de bus. Nieuwsgierig als ik ben, was ik benieuwd naar de boodschap die op dat blad stond. Er stond geschreven dat de bus er voortaan niet meer is en dat de briefjes in de bussen van de aangrenzende gemeentes welkom zijn. Fijn voor wie mobiel is. Voor wie het lastiger heeft, is het natuurlijk weer een hindernis in het leven van elke dag.

Het excuus dat er nog weinig briefjes worden uitgereikt, houdt geen steek: in de tijd dat ik het briefje zag wapperen zag ik zeker meer dan twintig mensen voor een verdwenen bus staan. De meesten te voet. Even naar de andere bussen wandelen of fietsen, is misschien gezond maar niet iedereen gegeven. 

Eerder schreef ik hier al over wegtrekkende bankfilialen en geldautomaten. Dat mensen die hun hele leven gewerkt en gezorgd hebben ineens in de kou staan als ze niet in de buurt van hoofdkantoren wonen of geen internetgebruikers zijn. In dit geval vind ik het eerlijk gezegd nog kwalijker. Ziekenfondsen zijn er toch net om mensen te helpen als ze door één of andere omstandigheid ineens niet meer zo gezond zijn? Ik begrijp de hang naar mooiere en moderne kantoren. Ik begrijp dat het financieel misschien niet haalbaar is om kleine kantoren open te houden. Evenwel zouden er in deze situatie toch betere oplossingen kunnen zijn? Een vrijwilligersdienst die briefjes ophaalt uit vaste brievenbussen bijvoorbeeld?

Ik zou het nog kunnen hebben over zorginstanties, vrijwilligersdiensten voor zieke en vereenzaamde mensen bij hun personeel en vrijwilligers die de druk zo opdrijven om alles elektronisch en met grotere tijdsdruk af te werken zodat ze het niet meer zien zitten om te zorgen. Het is buitengewoon bedroevend: een hoofd dat het almaar meer wint van het hart.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 04/02/22) 

dinsdag 1 februari 2022

TINE ZIET (306): Opgeruimd

Sinds ik mijn lege flessen en glazen bokalen stante pede in mijn fietstas steek, gebeurt het wel eens dat ik rammelend door de straten van Menen fiets. Dat duurt gelukkig nooit lang: het opvallende en confronterende geluid zorgt ervoor dat ik op tijd en stond langs een glasbak passeer. In tegenstelling tot voor dit lumineus idee, stockeer ik geen tientallen exemplaren meer op mijn koertje. Alles verdwijnt wekelijks in een geschikte container op mijn weg naar de winkel. Het past in mijn voornemen om meer op te ruimen en alles wat minder onbewust te verzamelen in mijn huis.

Wie me bezoekt, zal het in eerste plaats niet merken: maar er is een wijziging gaande in mijn huishouden. Zo bevat mijn koelkast amper nog producten die geopend schimmel staan te vergaren. Op een zondag kan het nu zomaar ineens gebeuren dat ik mijn oven met een reinigingsproduct sta te behandelen. Elk stapje in de goede richting is een stapje vooruit.

Dat huishoudkunde niet in mijn lessenpakket zat, valt hier meermaals te betreuren.  Ja, ik heb nog een lange weg te gaan. Maar het doet me goed te merken dat ik het almaar minder kan verdragen dat er iets op de grond ligt wat er niet hoort of dat ik meer en vaker de dweil erbij haal. Een specialist zal ik nooit worden. Toch kon ik me niet van de indruk ontdoen dat er in de Bruggestraat iets gebeurd  was maandag. Niet alleen rook het er erg opvallend naar een benzinestation. Ook bemerkte ik een vreemde substantie op toen ik er voorbij fietste. De neiging om mijn dweil erbij te halen, had ik gelukkig niet: ik had ook wel erg lang bezig kunnen blijven want het stookoliespoor was niet klein.

Gelukkig werd het door anderen opgeruimd. Met de nodige professionele materialen. Ik moet ook niet te snel lopen in dat schoonmaakproces. Onherkenbaar heb ik weinig aan mezelf. Ook mijn huis moet opspeurbaar blijven. Hoe vind ik anders mijn bed terug?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/01/22) 

TINE ZIET (415): Fratsen

Het is hier de laatste weken een beetje stil geweest. Dit omdat mijn lichaam op de alarmknop ging staan. Rusten werd obligaat. Mijn kat Frie...