De laatste maanden, jaren zelfs, verzamel ik hazen bij de
vleet. Ik verstop ze angstvallig onder mijn bed. Volgens mij begon de collectie
met vliegtuigen die opeens door torens vlogen. Ineens loerde gevaar dichterbij.
Een haas sprong geschrokken op mijn schoot. Voortaan keek ik met die loebas op
mijn schouder naar boven als ik een vliegtuig zag. Ik herinner me daarna een
vette haas bij het zien van de tsunami op de televisie. Al begon het misschien
veel eerder toen ik met schrik bij de juf ging staan omdat een jongen uit de
kleuterklas graag onder onze rokjes keek.
Mijn hele leven ben ik nog nooit echt een held geweest: ik
zag de hazen voordien wel voor schattige konijntjes aan en zag geen verder
gevaar. De laatste tijd groeit mijn
collectie mottige exemplaren wel erg snel aan. Een pandemie is heel gevaarlijk.
Hop daar is er één! Regen kan opeens ook hier vernietigend zijn. Daar is er
weer één! Om van stormen die we opeens een naam gaan geven maar te zwijgen.
Angst zwelt in hoge mate aan!
Wat begon met een angstig over de schouder loeren, een
occasionele nachtmerrie, voelt nu als
drukken op een borst. Een hijgen in de nek. Een almaar harder kloppen van een
hart. Een paar handen om een nek. De hazen worden hariger en groter en ze
stinken verschrikkelijk uit hun bek.
Soms denk ik dat iemand doelbewust dat leger beesten op me afstuurt. Omdat ik dringend meer onder mijn bed moet kijken en omdat het misschien genoeg is geweest om het leven domweg zonder angst te leven. Er is wat te vrezen! Al weet ik erg zeker dat dit geen persoonlijke afrekening is: wellicht zijn er nog veel meer collectioneurs. Hebben jullie ook een verzameling? We zouden met onze meest zeldzame exemplaren naar buiten kunnen treden. Misschien kunnen we zelfs hazen ruilen. Al denk ik, weet ik bijna zeker: de grootste angsthaas dat ben ikzelf. Onbeschut pas ik onder geen enkel bed.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/02/22)