maandag 30 augustus 2021

TINE ZIET (284): Vonk

Als collega’s en leerlingen me straks zullen terugzien in het nieuwe schooljaar heb ik voor het eerst in tijden bitter weinig te vertellen over mijn zomer. Terwijl ik andere jaren kon vertellen over avonturen in een vrachtwagen of over mijn gênante vuurdoop op een stand-up-comedy-podium in Riga. Over kleine verrassende reisjes en rare stoten. Nochtans heb ik niet stilgezeten. Ik heb heel veel samen met vrienden en vriendinnen gedronken en gegeten. Daarvoor moet je eigenlijk wel zitten. Ook ging ik vaak op reis in ontelbare Scandinavisch vergezichten met series en films. Lui vanuit mijn zetel. Natuurlijk waren er ook echte uitstapjes. Wel opvallend weinig.  Is dat erg? Nee. Dat is niet erg. Waarom zou het? Het was niet eens saai.

Wat wel iets lastiger was, was dat er weinig creativiteit  tot bloei gekomen is deze zomer. Er was een project in de Nieuwe Tuinwijk, dat eind september te zien zal zijn in het buurthuis in de Berkenlaan, waarin enkele ouders met mij spraken over dingen die ze belangrijk vinden. Intens was dat. Er waren repetities en enkele optreden met DE SPLEET.  Een fijne uitlaatklep die snakt naar meer en meer. In stilte werkte ik ook aan andere opdrachten. Verder was het extreem kalm in die creatieve jacuzzi van mij. Dat is ook niet erg. Ik maak me er verder ook geen zorgen over. Maar het wringt wel voor iemand als ik daar ik al jaren energie put uit zotte zomerprojecten. Het komt wel goed. Dat weet ik wel. Je kan toch niet genezen van ‘een hoek af’?

De gedachte aan de lessen die straks weer zullen doorgaan, doet me vermoeden dat het niet zo lang meer zal duren voor ik weer de zin vind tot een gekkigheidje. Ik voel het aan mijn dikke teen: straks ben ik weer helemaal doodnormaal.  Nu ik ziek op mijn bank lig, weet ik: nog heel even niet. Nog enkele uren zwelgen in de traagheid van de dagen voor deze juf opnieuw met vonken schiet.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 27/08/21) 


maandag 23 augustus 2021

TINE ZIET (283): Omweg

Op een dag word je wakker en lijkt je stad wel één gigantische bouwwerf. Van ’s morgens heel erg vroeg denderen machines over de wegen en dampt de geur van vers asfalt op. Een goede zaak natuurlijk dat men werkt aan vernieuwde wegen en dat op verschillende plaatsen her en der over onze stad verspreid. Je kan niet steeds de oude vertrouwde weggetjes bewandelen in dit leven. Dat onze auto niet meteen in onze broekzak past bij het parkeren, is natuurlijk een nadeel. Gelukkig is er een plein in de buurt waar auto’s nog welkom zijn onder de bomen. De douche aan vogelpoep moet je er helaas wel bijnemen. Maar kijk eens aan: er is de regen die zelfs de meest hardnekkige vlekken doet verdwijnen. We zouden er zowaar chagrijnig van kunnen worden. We proberen het niet te doen. Want het kan nog altijd erger. Een blik op de nieuwssites zegt genoeg. Hier is tenminste nog vooruitgang. En vrede.

Zaterdag bijvoorbeeld bevond ik me in de prachtige tuin van De Living in Lauwe. Mijn gezelschap en ik hadden er maar liefst drie asfalt-omleidingen moeten voor nemen om er te kunnen zijn. Dat was het meer dan waard. The Whodads zorgden voor zomer tussen de oren. Een zorgeloos zalig feest waarbij het moeilijk was om niet te bewegen. Al blijft het raar om niet van tafel naar tafel te gaan om bij te kletsen. Of een praatje aan de toog te maken. Jullie mogen het gerust weten: als het om plezier gaat, maak ik graag wat omwegen. Om te parkeren liever niet. En ook ’s ochtends ben ik aangenamer rechttoe rechtaan. 

Ook mijn kat houdt van zonder poespas. Slechtgezind kijkt ze me op dit eigenste ogenblik aan. Omdat haar rust verstoord wordt door het geronk van vrachtwagens en asfaltdragers. Ik ken die blik. Alsof ik de schuldige ben. En dat ben ik natuurlijk ook. Iedereen die op onze wegen rijdt, maakt ze ook kapot. Wie daarentegen nooit eens buitenkomt, mist ontegensprekelijk elk pad.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 20/08/21) 


maandag 16 augustus 2021

TINE ZIET (281): Vakantiegevoel

Vorige week hoorde ik mezelf bij de bakker een bananentaartje vragen. Ik voegde eraan toe: “Voor wat extra vakantiegevoel.” Alsof ik me moest verantwoorden voor deze aankoop. De bakkersvrouw lachte en nam een doosje en vulde het met het gevraagde gebak. Achter mij stond een meneer. Hij kon zijn chagrijn niet verbergen achter zijn mondmasker. “Tegenwoordig doet een mens niets anders dan eten en drinken”, beet hij ons toe. Het klonk wat aanvallend. Ook de bakkersvrouw vond dat, want ze keek verbouwereerd. “Wat moeten we anders?” voegde ik eraan toe? “Op reis gaan”, antwoordde hij en kon een zucht niet verstoppen. De bakkersvrouw antwoordde dat ze dat nu toch niet echt zag zitten om naar het buitenland te gaan. “Ik ook niet”, zei de man, “maar mijn vrouw…” “Om te eten en te drinken?” vroeg ik. Hij knikte bedroefd en hij vroeg om alle stokbroden die er nog waren.

Ik verliet de bakkerij met twee broden en een doosje zoete zonde. Eenmaal thuis zat de kat spinnend op mij te wachten. Alsof ze ook een lekkernijtje verlangde. En dat deed ze natuurlijk ook. Dat is de aard van elk beestje. Frieda heeft geen nood aan vakantiegevoel of bananentaart: voor haar is het leven sowieso vakantie. Als ik maar thuiskom en haar aandacht geef. Af en toe tonijn of een stukje echte kip. Dan is ze opeens toch een beetje op reis.

Reizen hoeft voor mij niet dit jaar niet echt. Soms verlang ik evenwel naar een huisje in het bos. Waar mijn kat in een boom op mij wacht als ik bloemetjes ben gaan plukken. Misschien zou ik na verloop van tijd wel zelf mijn eigen taartjes kunnen bakken als ik er een tijdje woon. Maar wat zou ik de verhaaltjes bij de toonbank missen. De blik van mensen rondom mij heen. De warmte van een lach. Zelfs achter een obligaat mondmasker. Dus voorlopig moeten jullie het hier nog met mij doen. En als ik wat chagrijnig word, gooi me dan alsjeblieft wat lekkers toe.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 07/08/21) 

TINE ZIET (282): Gemak

Deze week fietste ik met een bosje zonnebloemen in mijn fietstas naar Sint-Eloois-Winkel naar pennenvriendin Lucette. Natuurlijk had ik ook met de auto kunnen gaan, maar ik had haar vorige zomer al beloofd langs te fietsen, dus vond ik dat het me maar moest lukken op twee wielen. Ook al houdt dat bepaalde risico’s in.  Banden lopen ontzettend snel leeg door onverwachte dingen op de weg bijvoorbeeld.  Of zadels zitten goed tot ze opeens na een aantal kilometers een marteltuig blijken. Allemaal al proefondervindelijk ervaren op zeer korte termijn.

Ja, het is misschien ongelooflijk maar ik fiets nog steeds op een fiets die minstens 20 jaar oud is. Ik voel me stilaan een zeldzame diersoort op de weg. Terwijl de meesten me elektrisch voorbijrijden, doe ik het nog volledig op eigen kracht. Wellicht haal ik niet het tempo dat bij deze tijden past. Ik fiets zowaar op mijn gemak.

Eenmaal bij Lucette haalde ze een champagnefles uit de koelkast. Ze was dan ook heel erg blij me na meer dan een jaar schrijven voor het eerst in haar tuin te zien zitten. Ik werd prinsheerlijk ontvangen en we babbelden alsof we elkaar al veel meer gezien hadden. Ook al was dit slechts de tweede maal.

Op de terugweg had ik bijna pech. Het koelde af en er druppelden geregeld wat regenspetters op mijn lijf. Bovendien zat de wind dik tegen. Gelukkig had ik alle kracht die ik nodig had opgedaan bij mijn bezoekje aan Lucette. Opgeladen energie. Misschien een beetje door de champagne, maar zeker door het feit van haar nog eens te hebben gezien en samen zo veel te hebben gelachen.

Het blijft één van de mooiste dingen die ik uit de pandemie zal  blijven halen: brieven schrijven kan het echt van virtuele vriendschap halen. Brieven schrijven wordt in het Engels zo treffend ‘snailmail’ genoemd omdat die vorm van communicatie net iets trager gaat. Net zoals ik fiets dus. Dat is oké. Dat mag.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 13/08/21) 

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....