dinsdag 31 mei 2022

TINE ZIET (323): Sporthart

Vorige week stond ik onverwacht aan de meest passieve kant van het Grensloopparcours. Als toevallige supporter. Samen met de buurvrouw kwamen we tot de ontdekking dat we onze vrienden en kennissen amper herkennen in een looptenue. Niet alleen de outfit maakt het verschil. Ook de kleur in het gelaat. Vooral de manier van lopen zijn we niet gewend te zien. Verschillende looppasjes bij de vleet! Ik ben de laatste die hierop commentaar zal geven: als ik loop heb ik altijd de indruk dat alle huizen om me heen meetrillen op het stokkerige ritme van mijn benen. Het is een van de vele redenen waarom ik het niet vaker doe. Een andere veel belangrijkere reden is dat het onmogelijk een goede zaak is voor mijn lichaam: enkel- en kuitblessures zijn mijn deel. Net zoals niet op elk potje een dekseltje past, is ook niet elk lichaam geschikt om te rennen op de straat.

Dat is maar goed ook. Er zijn supporters nodig want het vergt moed en uithouding om tien kilometer te lopen. Al lijkt het voor sommigen een piece of cake. Het zal wellicht ongelooflijk klinken, maar lopen was vroeger één van die weinige sporten in de L.O.-les waarin ik niet de slechtste was. Dit vooral omdat ik lang kon lopen.  Puffend. Bleek. Zeurend over de milt. De uithouding was toen sterker zodat het langer duurde voordat ik aan de kant zat. Nu ja, de conditie was stukken beter. De huisarts was tot de ontdekking gekomen dat ik een sporthart had. De leerkracht geloofde het niet omdat ik slecht de bal kon vangen en trillend op de evenwichtsbalk stond. Ze was even vergeten dat dagelijks meer dan tien kilometer naar school en tien terug ook sporten is. Het is haar vergeven want inmiddels is haar verwachting uitgekomen: ik kan het niet meer en sta de hele wedstrijd aan de kant met een zere steek in mijn zij. Het sporthart is samen met dat verloren dekseltje gaan racen in een of andere woestenij.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 27/05/22) 

maandag 23 mei 2022

TINE ZIET (322): EHBO

Gisteren moest ik opeens gereanimeerd worden. Dit in een les EHBO. Een hulpvaardige en zorgzame collega vond me stikkend op de grond na het verorberen van een koekje. Ze probeerde eerst vruchteloos het Heimlich manoeuvre op me uit. Van de instructeur moest ik verder stikken tot bijna-dood zodat ik even later vervangen werd door een beenloze pop die hartmassage kreeg van mens en machine. Om eerlijk te zijn vond ik dit een heftige ervaring. Ook al was het louter een rollenspel. Zo empathisch ben ik dus dat ik me bleef inleven. Ik zag gewoon mezelf liggen met die pads op mijn borstkas. Na haar pompen, schoten andere collega’s te hulp.  Bedoeling was dat we allemaal onze reanimatietechniek zouden oefenen. Zo gebeurde het dus dat ik mezelf als laatste over mijn denkbeeldige ik zag hangen om me ritmisch nieuw leven in te pompen. Later bleek dat ik een allergische reactie had gehad en dat alleen een snelle injectie adrenaline me had kunnen redden.

Allemaal simulatie waarvoor ik me vrijwillig had aangemeld. Want eerste hulp bij ongevallen hoe ging dat ook alweer? Niet alleen het noodnummer veranderde. In de tijd dat ik het aangeleerd kreeg waren er nog geen AED-machines in het stadsbeeld. Ook werd toen nog aangeraden om hartmassage af te wisselen met mond-op-mondbeademing. Dat werd nu ten stelligste afgeraden. De zekerheid dat je een medemens in dergelijke gevallen gewoon moet helpen, is gebleven. Ik kan het iedereen eens aanraden om de basistechnieken op te frissen. Al is het maar dat ik me straks veilig voel als ik me overdadig in de koekjesdoos stort of fietsend op mijn bek ga. Voor een dode duif in mijn straat was het te laat. Alsook voor zoveel anderen die in de droevige rubriek van deze krant staan. We halen allemaal zoveel mogelijk uit het leven dat we krijgen. Meestal werken we op natuurlijke adrenaline. Maar wie geeft mij in geval van nood weer adem?

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 20/05/22) 


maandag 16 mei 2022

TINE ZIET (321): Slak

Het is inmiddels geen geheim meer dat ik deze zomer ga verhuizen. Geen paniek: deze rubriek verhuist niet mee, want ik blijf gewoon in Menen wonen. Als alles goed gaat woon ik straks in een écht huis, zoals ik het blijf noemen. Nu, het is natuurlijk een fijn idee om een nieuw fris hoofdstuk te beginnen in een andere buurt. Overal waar ik iets over dit project vertel, reageert met: “Tof!” “Proficiat!” Ik moet het ook toegeven: ik vind het zelf een fijne gedachte om straks een nieuwe thuis te hebben Al vraagt het enorm veel. Dan bedoel ik niet louter financieel. Want je betaalt niet alleen het huis, de verhuis en de rompslomp eromheen, maar ook ander meubilair lonkt. Daarnaast is het niet eenvoudig om als alleenstaande artistieke  linkshandige chaoot rechtop te blijven staan tijdens al het geregel en het gepieker. Want hoe mooi de nabije toekomst ook lijkt, gepieker is een feit. Maakte ik wel een goede beslissing? Is het wel een goed moment? Welk meubilair kan ook daar nog mee? Vorige week bijvoorbeeld herontdekte ik het containerpark. Ik mocht weer aan de levende lijve ondervinden dat zelfs afval sorteren geen sinecure is. Gelukkig werd ik er goed geholpen.

Vrienden bieden me aan om te helpen. Bij het verhuizen zelf, zal ik die hulp ferm kunnen gebruiken. Alsook bij het versjouwen van groter gerief naar het containerpark. Wat me in dit stadium gewoon had kunnen helpen, was een vak op school dat me door dit hindernissenparcours had kunnen helpen. De Stelling van Pythagoras en de vegetatie bij de taiga helpen me niet hierbij. Een vak als “Hoe georganiseerd te leven op eigen benen?” was geen luxe geweest. Met daarin waarschuwingen voor agressieve vastgoedmakelaars bijvoorbeeld. Of een handleiding om op efficiëntere wijze een auto te vullen. Niet iedereen werd als geslepen en handige Harriëtte geboren. Een huisje op een slak verzetten, is niet vanzelfsprekend.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 13/05/22) 


maandag 9 mei 2022

TINE ZIET (320): Dertig

De bordjes zaten al een tijdje verstopt in plastic zakken, maar uiteindelijk werden ze als een ware surprise onthuld. Ook al werd zone 30 aangekondigd, het was toch even schrikken dat het onze stad menens is! Wie me kent, weet dat ik geen snelheidsduivel ben. Ik doe al veel te voet en laat mezelf meer en meer op mijn fiets uit.  Aangezien die nog op mijn eigen slome paardenkracht rekent, is er weinig gevaar dat ik al fietsend ooit te snel zal rijden. Toch mocht ik al ervaren dat die aanpassing me op vier wielen heel veel inspanning zal vragen. Begrijp me niet verkeerd: ik vind het top dat er iets gedaan wordt aan die auto’s die achteloos ook door mijn straat razen.  Dat ik zelf nu meer met een panische blik naar mijn snelheidsmeter zit te staren in plaats van op de weg, is nog maar één van gevolgen van de actie.

Het voelt als rijden in de sneeuw, terwijl het buiten gewoon dertig graden is. Als iedereen zich nu ook effectief gaat aanpassen, rijden we straks collectief in een trage statige stoet naar onze bestemming. Dat schept een mooie band. Als er een handvol enkelen zijn die de regels aan hun laars van hun zware voet zullen lappen, voorspel ik gevaarlijke inhaalmanoeuvres en meer verkeersagressie.  Gelukkig bezit ik geen glazen bol. Mijn voorspellingen zijn slechts het venijnig product van mijn meest kritische hersenkronkels. 

Toen ik gisteren met onzekere blik naar mijn dashboard zat te kijken, zag ik bijvoorbeeld de schoonheid van de maand mei niet. Geobsedeerd door wegmarkeringen en verkeersborden keek ik naar cijfers. Terwijl de focus daarvoor gewoon op de andere weggebruikers lag. Het zal nog een tijd duren dat het in een systeem ingeslopen is, want de fiets roept meer en meer de stevige kuiten naar buiten. Dat is misschien maar goed  ook: dan zie ik tenminste de bloesems en de bloemen en kan met eigen ogen zien dat die vogels heerlijk fluiten!

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 06/05/22) 

maandag 2 mei 2022

TINE ZIET (319): Walrus

Het is me eigenlijk nog niet zoveel overkomen dat ik zodanig van mijn melk was na een theatervoorstelling dat het voelde alsof mijn ingewanden zich grondig van de ene locatie naar de andere hadden verplaatst. Zaterdag was het eindelijk nog eens zover. Dit na de voorstelling: ‘Mijn broer: the Walrus’ van Colette Goossens op het kunstenfestival Gebroed in CC De Steiger.

Men zou zich kunnen afvragen waarom ik een woord als ‘eindelijk’ toevoegde. Er is toch niets fijns aan een verhuis van organen? Zelf vind ik het heerlijk om te voelen dat ze er nog allemaal zijn en dat ze na een tijdje weer gewoon gaan werken. Sommige mensen zoeken dat gevoel op met een benjisprong. Of een ritje op de achtbaan. Zelf verkies ik het gemak van een theaterstoel. Of een harde bank in een museum. Of een grasveld om achterover in te vallen. Maar een theaterstoel  zit na al die maanden op mijn eigen stoel toch zo comfortabel! Of behaaglijk ongemakkelijk in dit geval. Terwijl de jonge actrice zo intens en hard haar publiek deelgenoot maakte van een persoonlijk en diep rouwproces bedacht ik dat het zonde was dat niet hele wereld in de zaal zat. Enkel wat gegadigden die jong artistiek talent wilden ontdekken op een zaterdag. Ook een dag later, bleek de opkomst voor talent een zeldzame walrus te zijn in de zee van overaanbod. Voor Villa Buurvrouw mocht ik schrijfster Femke Vindevogel interviewen. Ook zij bezit het talent om met haar woorden een lichaam als het ware binnenstebuiten te keren. Pijnlijk verleden dat ongegeneerd naast hoopjes confetti beweegt. Er is lef voor nodig.

Daarom wil ik mijn liefde verklaren aan de walrussen op deze planeet die ondanks het feit dat ze hun habitat zien smelten boven water komen als ze iets menen te zien waar ze zich ongemakkelijk tegenaan kunnen schurken met hun borstelsnor. Als zij er niet zouden zijn: was er wellicht minder beweging in de zee.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 29/04/22) 

Triptiek Moniek: Tweede Paneel

  Begin vorige zomer werd ik 'verkozen' tot nieuwe seizoenscolumnist van Cultuurcentrum De Steiger. In december 2023 verscheen het t...