Het is me eigenlijk nog niet zoveel overkomen dat ik zodanig van mijn melk was na een theatervoorstelling dat het voelde alsof mijn ingewanden zich grondig van de ene locatie naar de andere hadden verplaatst. Zaterdag was het eindelijk nog eens zover. Dit na de voorstelling: ‘Mijn broer: the Walrus’ van Colette Goossens op het kunstenfestival Gebroed in CC De Steiger.
Men zou zich kunnen afvragen waarom ik een woord als
‘eindelijk’ toevoegde. Er is toch niets fijns aan een verhuis van organen? Zelf
vind ik het heerlijk om te voelen dat ze er nog allemaal zijn en dat ze na een
tijdje weer gewoon gaan werken. Sommige mensen zoeken dat gevoel op met een
benjisprong. Of een ritje op de achtbaan. Zelf verkies ik het gemak van een
theaterstoel. Of een harde bank in een museum. Of een grasveld om achterover in
te vallen. Maar een theaterstoel zit na
al die maanden op mijn eigen stoel toch zo comfortabel! Of behaaglijk ongemakkelijk
in dit geval. Terwijl de jonge actrice zo intens en hard haar publiek
deelgenoot maakte van een persoonlijk en diep rouwproces bedacht ik dat het
zonde was dat niet hele wereld in de zaal zat. Enkel wat gegadigden die jong
artistiek talent wilden ontdekken op een zaterdag. Ook een dag later, bleek de
opkomst voor talent een zeldzame walrus te zijn in de zee van overaanbod. Voor
Villa Buurvrouw mocht ik schrijfster Femke Vindevogel interviewen. Ook zij
bezit het talent om met haar woorden een lichaam als het ware binnenstebuiten
te keren. Pijnlijk verleden dat ongegeneerd naast hoopjes confetti beweegt. Er
is lef voor nodig.
Daarom wil ik mijn liefde verklaren aan de walrussen op deze
planeet die ondanks het feit dat ze hun habitat zien smelten boven water komen
als ze iets menen te zien waar ze zich ongemakkelijk tegenaan kunnen schurken met
hun borstelsnor. Als zij er niet zouden zijn: was er wellicht minder beweging
in de zee.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 29/04/22)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten