maandag 30 maart 2020

TINE ZIET (212): Zien


Er was een tijd, nog niet zolang geleden, waarin ik gruwelde van videogesprekjes. Dat komt wellicht omdat ik een datingsiteverleden heb, waarin de vraag “zullen we de camera inschakelen?” blijkbaar gelijk stond met één of ander oneerbaar voorstel. Inmiddels is het op zeer korte termijn en wellicht ook noodgedwongen één van mijn favoriete bezigheden geworden. Meer zelfs: het kan me echt wel ontroeren als ik opeens een leerling, een collega, een vriend of vriendin zie!

In het begin lette ik nog op: ik zorgde voor een opgeruimde achtergrond en ik besteedde aandacht aan mijn uiterlijk alvorens ik een dergelijk gesprek aanvaardde. Nu zit ik in de fase waarin het me eigenlijk niet zo veel kan schelen omdat de functie wel heel erg vertrouwd begint te worden. Daarin schuilt natuurlijk een gevaar: schroom is toch een filter die noodzakelijk blijft als je je met je camera blootgeeft.

Ik bedacht het toen ik mezelf bij het dagelijks telefoongesprek met mijn moeder hoorde zeggen: “Als je wat hoort: ik zit gewoon op het toilet.” In dit geval was er gelukkig geen camera ingeschakeld maar het automatisme waarmee ik nu een videogesprek aanvat, belooft me toch wat gênante momenten op te leveren.

Ook de effectjes die mogelijk zijn bij bepaalde appjes, leken me heel lang puberaal. Kinderachtig zelfs. Het leek me idioot om me als volwassen mens in een echte conversatie konijnenoren aan te meten en mijn ogen te laten uitpuilen. Inmiddels ben ik in die fase waarin ik mijn vrienden al durf te begroeten met een hond als kapsel of met bloed dat uit mijn ogen stroomt. Al was het maar omdat het voor een breuk zorgt in de dag. Een breuk van het lachen. Het blijft zo belangrijk.

De kans zit er natuurlijk dik in dat ik ooit weer gruwel bij het idee van een videoconversatie. Probleem is dat er gegarandeerd fotografisch of zelfs filmisch bewijs zal zijn van mijn huidige gewaagde exploten. Neem die dan gerust met een korreltje zout. Nood breekt wet. Gezien worden en mogen kijken: het doet echt wel deugd.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 27/03/20)

maandag 23 maart 2020

TINE ZIET (211): Samen


Het zijn rare tijden. Vorige column geurde nog zorgeloos naar carnaval en confetti terwijl de alarmbel werd geluid.  Dat kon ik onmogelijk weten: er is een deadline en geen glazen bol. Al werd het natuurlijk wel voorspeld.  Probleem is natuurlijk dat er zoveel wordt geprognosticeerd via allerlei media. Het is geen sinecure om de meest realistische toekomst uit al die orakels te zeven.

Graag zou ik ervan uit gaan dat er tegen de publicatiedatum van dit schrijven een middel werd gevonden om onze coronazorgen in de kiem te smoren. Al is dat natuurlijk een utopie. We zullen samen sterk moeten staan ondanks onze angst voor het onbekende. We moeten vertrouwen op de medische kennis van de mensen in de zorg en de maatregelen die de overheid voor ons neemt. Ook al zijn die allesbehalve fijn.  We zullen creativiteit aan de dag moeten leggen. Solidair moeten zijn.

Veel ‘moeten’ voor een maatschappij waarin alles berust op een ‘mogen’ en ‘kunnen’.  Maar ook hier ‘kunnen’ we meer dan ‘moet’. Al denken we – ook ik – vooral aan onze eigen situatie, is het meer dan ooit de tijd om ons in de schoenen van de ander te verplaatsen. Hoedje af voor al dat zorgend personeel. Goeie moed voor wie moet sluiten. Beterschap voor wie eenzaam (of minder eenzaam) is en niet naar buiten mag. Sterkte aan wie opeens van achter glas naar kleinkinderen moet zwaaien. Courage aan de werkers. De vakkenvullers. Schouderklopjes voor wie in de soep zit. Speekselmedailles voor kinderen en ouders die de muren op zich af zullen zien komen. Een hart onder de riem voor wie verantwoordelijkheid durft op te nemen. Virtuele knuffels voor wie angstig naar de wereld kijkt.

Ik beken: ook ik heb in het begin het virus met een mopje weggelachen. Daarna werd ik kwaad omdat leuke dingen opeens niet meer konden doorgaan. Toen werd ik radeloos en angstig. Bij een eenvoudig hoestje geraakte ik in paniek. Hoe ik mij als dit verschijnt zal voelen, weet ik niet.  Hopelijk denk ik tegen dan minder aan die ik. En mag ik de kracht van een WIJ SAMEN ervaren.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 20/03/20)

maandag 16 maart 2020

TINE ZIET (210): Carnaval


Zondag stond ik net als andere jaren paraat voor de carnavalsstoet op de hoek van de Koningstraat en de Weststraat. Het is niet echt een druk punt, dus dat wil zeggen dat ik een goed overzicht heb van alles wat passeert. Toen de bellenman van Wervik passeerde, stond ik er nog alleen. Algauw kwamen er mensen uit de buurt bij. Sommigen bleven vanuit hun deurpost of uit het raam foto’s en filmpjes maken, anderen kwamen ook effectief tot de nadars om snoepjes te vangen of gewoon om te kijken. Jess FM had mij gevraagd of ik live verslag wou uitbrengen via de telefoon wat knap lastig bleek met een trommelkorps en de bulderende beats van carnavalskrakers naast de oren.

Ondanks mijn kritische kijk, moet ik bekennen dat ik het een hele fijne stoet vond. Er waren echt spectaculaire wagens. Er waren originele knipogen naar verschillende stadsbesturen. Kleurrijke kostuums. Er was bovenal enthousiasme. Stadsambassadrice Sofie gooide me een handvol zoetigheid toe. Ik werd met een WC-borstel en roze wangetjes gezegend. De Prins van de Derde Jeugd van Poperinge wou met me op de foto.  Ik ontdekte dat de pofbroek blijkbaar weer helemaal in is en ontmaskerde enkele leerlingen en andere bekenden ondanks hun camouflagepoging.

Tot spijt van wie het benijdt: het fijnste van de stoet dit jaar was niet de stoet zelf. Ook niet het feestgedruis achteraf, want ik bleef braaf binnen. Er was een spontane babbel achteraf met een man uit de buurt die wegens gezondheidsredenen nog amper naar buiten komt maar voor de Carnavalsstoet graag een uitzondering maakt. Uit nostalgische redenen. Hij vertelde dat hij zelf jarenlang in een fanfare speelde en dat het hem dus erg veel doet als er dus een fanfare voorbij marcheert. Het was een onverwacht en welgekomen gesprek terwijl de straat werd opgeruimd. Ik zwaaide hem uit met de uitgesproken hoop hem volgend jaar weer op dezelfde plek te zien. Hij hoopte met mij mee.

Het mooiste aan Carnaval zijn schone ontmoetingen en verhalen die als confetti blijven plakken. Die neemt geen enkele Groene Ridder of windstoot mee.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 13/03/20)


zondag 15 maart 2020

#schrijfelkedageenbrief

2015 was voor mij het brievenjaar. Daarin schreef ik elke dag een brief. Aan bekenden en wildvreemden. In deze heftige Coronatijden kan ik minstens vijf weken niet voor de klas staan. Het leek het me nuttig en zinvol om deze actie van onder het stof te halen. Het betreft een klein gebaar dat wel degelijk verschil kan maken.

Speciaal voor wie in quarantaine zit. Of voor wie geen bezoek meer mag ontvangen. Laat het postadres en enkele korte woordjes uitleg achter in mijn mailbox.

Wil je zelf ook gewoon meeschrijven? Goed idee! Laat dan ook iets weten!




maandag 9 maart 2020

TINE ZIET (209): Vivace


Vorig weekend zag ik leerlingen vol enthousiasme en energie op het podium van GC Forum staan. In hun rug gesteund door de puike muzikanten van de Jeugdharmonie Wervik en dirigent Benjamin Verstraete. Zelf zat ik met de nodige spanning aan de zijlijn met de tekstbrochure in de hand. Klaar om te souffleren en weg te springen in geval van nood. Het doet altijd deugd te zien dat leerlingen begeesterd voor een publiek staan. Dat ze zelfs letterlijk groeien terwijl ze in het spotlicht staan. In de klas tonen die leerlingen zich vaak wat stiller. De luidste leerlingen worden dan altijd een beetje stiller.

In feite vind ik vuur in mensen altijd fijn om te zien. Je hoeft het niets eens te begrijpen om gegrepen te worden. Met hart en ziel achter de dingen staan die je zegt en doet, werkt aanstekelijk. Je smaakt meteen dat je eten met passie werd klaargemaakt. Je bent zelfs geneigd om de pannenset echt wel te kopen, als die marktkramer je onstuimig aanspreekt om eens in zijn richting te kijken. Ik zal jullie zelfs iets meer vertellen als iemand me veel bevlogenheid zou vragen om naar Alaska te vertrekken, dan zou ik het waarschijnlijk zelfs doen. Vuur in mensen, maakt mij warm en doet me vaak smelten.

Eén van de meest begeesterde personen die ik ooit gezien heb, is deze week helaas overleden. Ik ontmoette hem voor het eerst toen ik zestien was. Als beginnend dichteresje keek ik met grote ogen naar de bellenman van Kortrijk. Wat kon die brullen! Later zag ik hem zijn eigen werk voordragen. Toegegeven: ik begreep het niet. Al was het overduidelijk dat dit met hart en ziel was. Heel veel later zag ik hem vol overgave het achtste strijkkwartet van Dmitri Sjostakovitsj dansen in een huiskamer in Gent. Ik wist niet zo goed wat ik zag.  Dat dit bevlogen was, was een feit. P.A.C. was een kunstenaar. Gepassioneerd door muziek, woorden, boeken en mensen. Dat het verdomd stil zal zijn in Kortrijk en omstreken zonder zijn bel. Maar een van de voordelen van levendigheid is dat het blijft hangen. Hoe dan ook.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 06/03/20)

maandag 2 maart 2020

TINE ZIET (208): Evolutie


In deze tijden van vooruitgang durf ik nog wel eens te vloeken. Hoewel de technologie ook voor mij vaak een handig hulpmiddel is, heb ik soms wel bedenkingen over of dat nu wel allemaal wel zo noodzakelijk is. Ik herinner me nog goed dat ik ooit luidop gezegd heb dat ik nooit een gsm moest hebben. Tot de dag waarop ik er eentje gratis aangeboden kreeg nadat ik puffend op school was gearriveerd, om daar voor de zoveelste keer tot de ontdekking te komen dat ik weer niet verwittigd was over het feit dat een docent afwezig was. Tja, omdat ik geen telefoon had op mijn kot, zat ik niet in de telefoonketting.

Later wou ik geen smartphone want ik wou niet te afhankelijk zijn van internet. Haha! Ik bleef koppig aan mijn papieren agenda vastplakken en blijf verzot op echte brieven. Al ervaar ik dat ik almaar minder zin heb om postzegels te gaan halen in het postkantoor. Toen Google Streetview gelanceerd werd, stond ik daar wat weigerachtig tegenover. Moet iedereen mijn huis zien? En wat met privacy? Onverwacht ontdekte ik er zowaar troost in, toen mijn broer een jaar na het overlijden van mijn vader gezien had dat mijn vader daar nog gewoon de brievenbus aan het metselen was. Het werd een jaarlijkse gewoonte om virtueel ons ouderlijke huis op te zoeken op mijn vaders verjaardag. Een paar jaar na zijn overlijden, ontdekte ik dat er andere foto’s waren. Hij was nog steeds te zien, maar metselde niet meer. Hij stapte voorzichtig weg. Wat natuurlijk een prachtige symboliek in zich draagt.

Vorige week was het weer zover. Met een bang hartje tikte ik mijn oud adres is. Mijn moeder woont er enkele maanden niet meer. Het huis herbergt alleen nog herinneringen en behangpapier. En zowaar - echt waar! -  alsof Google Streetview dat weet: mijn vader is helemaal verdwenen.  Opgelost.

Het is natuurlijk toeval. Al blijft het toch bijzonder. Gelukkig heb ik nog een foto van de oude foto. Die moet ik maar voor alle zekerheid eens laten ontwikkelen. Evolueren moet, maar doet niets af van een gemis.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/02/20)

TINE ZIET (415): Fratsen

Het is hier de laatste weken een beetje stil geweest. Dit omdat mijn lichaam op de alarmknop ging staan. Rusten werd obligaat. Mijn kat Frie...