maandag 31 mei 2021

TINE ZIET (273): Genoeg

In het huis waar ik ben opgegroeid, hing er een barometer met een hertenkopje aan de muur. Ik weet niet waar dat gebleven is, maar als kind kon ik er heel gefascineerd naar kijken. Het ging hem in de eerste plaats over dat gewei natuurlijk.  Toen ik de functie van een barometer meer begreep en Armand Pien niet meer met aardappels en lipstift op het scherm verscheen, keek ik toch met meer interesse naar de wijzer van dat ding. Een weersvoorspeller in huis! Stel je voor!

We zijn inmiddels zoveel jaar later en ik heb nog nooit met zoveel wanhoop naar de weerapp op mijn smartphone gekeken als afgelopen weken. Zal het regenen of niet? Het blijft de hamvraag bij alles wat we (proberen te) plannen. We kunnen wel een paar keer zeggen: “Weer of geen weer, we maken er het beste van.” Na een tig aantal keer, werkt die redenering niet meer.  Een regenjas blijkt vaak toch te lekken. Een lievelingsparaplu raakt opeens stuk. Of: goeie moed geraakt een keer op. 

Zo vond ik mezelf moedeloos op mijn plat dak in de gietende regen met een emmer in de hand. Ik bedacht dat er net teveel water op stond en wou het water naar beneden gieten.  Dat deed ik. Wat ik niet wist, was dat mijn kat Frieda de regen in was gelopen en dat ze nu de inhoud van die emmer over zich uitgekletst kreeg. Mocht iemand dit met een drone gefilmd hebben, het zou een hit geworden zijn op YouTube, maar nu was het een absoluut dieptepunt in de relatie tussen mij en mijn kat. Op een gewone dag, zou dit hilarisch geweest zijn, maar in die hoogdagen vol regenval was het ook de spreekwoordelijke druppel in mijn gemoed.

Neerslag doet mijn bloembakken goed. Het zorgt voor een mooie aanvulling van dat karige grondwater waar afgelopen maanden weer over gesproken werd. Voor mijn onzichtbare barometer en stekelige gewei is het genoeg, lijkt me. De bodem kan er weer tegen. Zonnedansjes! Desnoods verplicht in bikini! Nu!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/05/21) 

dinsdag 25 mei 2021

TINE ZIET (272): Kamperen

Eén van de meest gezongen liedjes in mijn kindertijd ging over kamperen. Ik  betrapte me er vaak op dat ik het uit volle borst zong: “Ja, kamperen is de mooiste zomersport, waardoor je steeds maar jonger wordt.” Afgelopen weekend heb ik daar vaak aan gedacht en ik ben tot de ontdekking gekomen dat het niet meer klopt. Ik ben namelijk nog eens gaan kamperen. Samen met een vriendin had ik al een hele tijd geleden dat weekend in camping In De Nachtegaal in Westouter geboekt, nadat we er eens voorbij gewandeld hadden op een van onze wandeltochten.

Geboekt is geboekt. En weer of geen weer. Daar vertrokken we samen op avontuur. We kwamen in een kleine mooie vintage caravan terecht. Aangezien we allebei geen kampeerders zijn, hadden we ons natuurlijk niet goed voorbereid. Zo hadden we aan wijn, restaurantjes en wandeltochten gedacht bijvoorbeeld, maar niet aan het materiaal dat een goede kampeerder standaard op zak heeft. Het feit dat ik dit nu kan schrijven, bewijst dat we het overleefden. Hoera! Jonger ben ik er toch niet van geworden. Al had dat misschien meer met de huidige omstandigheden te maken en het feit dat het nog lang geen zomerweer is.  

’s Avonds eten op een terras mag dan wel lekker smaken: warm krijg je er niet van. Eenmaal je je niet meer kan verwarmen, is het lastig om te slapen in een koude caravan.  Handdoeken drogen niet. Laat ons vooral niet te veel zeuren, want fijn was het eigenlijk wel om nog eens te giechelen op een camping. Trouwens ’s nachts een uil horen oehoeën boven het dak van je caravan heeft z’n charmes. Oog in oog staan met een eekhoorn tijdens een boswandeling en een fazant zien opstuiven: het is fantastisch om te ervaren.  In je pyjama over het terrein strompelen: nostalgisch.

Maar ook afzien. Dat klopt. Naast het wandelen, blijft kamperen zelf natuurlijk ook een sport. Een sport waardoor je voelt dat je toch ouder wordt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 21/05/21) 

maandag 17 mei 2021

TINE ZIET (271): Vrijheid

Ideaal terrasweer was het niet afgelopen dagen. Toch gok ik dat er weinig geklaagd werd hierover. De voorbereiding naar de grote heropening voelde alsof het na maanden eindelijk zomer was: lachende gezichten en een voelbare opgeluchte adem waaronder de straten en pleinen meer kleur kregen. Dat viel nog meer op zaterdag en zondag zelf. Afgeladen terrassen brengen duidelijk meer leven. De kans om eindelijk nog eens uit ons eigen kot een flesje te kraken, het verlangen naar een vers getapte pint, het blij terugzien met mensen naast de eigen bubbel. Er werd hier zo erg naar uitgekeken!

Zelf heb ik nog geen terrasje gedaan. Dat zal niet lang meer duren. Straks mag ik samen met DE SPLEET de aftrap geven van CC ZomerKaffee in CC De Steiger en daar zijn nog wel wat repetities voor nodig als je enkele maanden niet mocht repeteren.

Tegelijk met de opluchting weerklinken ook verzuchtingen van mensen die het eigenlijk niet zien zitten want corona is helaas nog niet verdwenen en de cijfers zijn niet zo gunstig. Bij die mensen is er schrik. Dat valt natuurlijk ook te begrijpen. Daarnaast is er ook de angst om weer tussen anderen te moeten komen. Jij weet van jezelf of je oplet of niet. Of anderen dat doen, is een zaak die je maar moet vertrouwen. Dat voelde ik zelf afgelopen week toen ik in gang in de winkel ongemakkelijk werd van het aantal mensen dat ik moest passeren om bij mijn gewilde product te komen.  Ik betrapte me erop dat ik een sluiproute wou nemen, maar die bracht hetzelfde resultaat te weeg. Dus hield ik mijn adem  in toen ik me alsnog door de gang wurmde want ik had geen zin om op een andere dag terug te moeten komen. Ik moet ook toegeven dat ik dacht: “Als jij straks dat terrasje wil doen of weer eens op restaurant wil gaan, zal je nog vaak je adem moeten inhouden…” Alsof adem inhouden helpt.

Laten we op onze passen letten, terwijl de vrijheid lonkt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 14/05/21) 

zondag 9 mei 2021

TINE ZIET (270): Instinct

Vorig weekend geraakte ik toch lichtjes in paniek toen ik de krant in handen kreeg. Alles stond in het teken van het moederschap. Even vreesde ik dat ik Moederdag zou zijn vergeten. Voor alle zekerheid vroeg ik het toch aan mijn vriendin die moeder is. Ze stelde me gerust en garandeerde me dat ik niet te laat was om alsnog iets te regelen voor mijn moeder.

Vorig jaar op Moederdag konden we eindelijk nog eens langsgaan. Ik herinner me de opluchting van toen. We mochten weer kopen, mochten op bezoek en hopen op een samen. In een jaar tijd is veel gebeurd. Te veel. Helaas geen samen. Ik zou over mijn eigen moeder kunnen schrijven. Dat deed ik al vaker. Soms zijn er echter zaken die niet op papier moeten worden gelezen, maar tussen de regels worden begrepen. Dat ik blij ben dat mijn moeke dit nog kan lezen, is misschien toch het belangrijkste om mee te geven.

Ooit zei een collega mij dat ik eigenlijk geen goede juf kon zijn voor de jongste leerlingen, omdat ik  geen moeder ben. Dat kwetste me toen en nog steeds.  Ik kan het niet vergeten. Het klopt dat ik geen moederkloek ben, maar maakt me dat een mindere juf?  Is elke moeder dan een goede juf?  Mijn huishoudhulp heeft het steevast over ‘mama’ als ze over mij tegen mijn kat praat. Het klopt wel dat ik Frieda bemoeder, maar ik zie haar meer als een vriendin dan als mijn dochter.

Wat een persoon tot moeder maakt?  Ik weet het soms niet zo goed. Feit is dat ik geen kinderen baarde. Niet omdat ik een hekel aan ze heb, maar omdat ik geen samen vond om er hand in hand naar te verlangen. Op een dag besef je dat je hoe dan ook een moeder voor bijvoorbeeld je eigen moeder wordt. Gewoon vanzelf. Omdat iemand haar eigenlijk ook eens bemoederen moet.  Dat gaat met vallen en opstaan. Soms gaat dat slecht. Soms gaat dat goed. Soit: er is een instinct. Heel misschien is het dat, wat met moederschap wordt bedoeld.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 07/05/21) 

maandag 3 mei 2021

TINE ZIET (269): Vanouds

Nu de Paaspauze voorbij is, wordt alles in gereedheid gebracht voor een terugkeer naar vanouds. Al lijkt dat vanouds toch saaier en vergt het creativiteit om die bevrijding op een veilige en reglementaire wijze te vieren. We moeten blijven tellen met wie we afspreken. We worden geacht op onze klok te blijven kijken en afstand is nog steeds een norm. Daarom dat het voor mij niet als een bevrijding aanvoelt. Wel voelt het als een opluchting: een welkom licht aan het einde van de tunnel. Het kan weer! Yes!

Evenwel: om de horeca echt te steunen lijkt het me noodzakelijk dat ik een bubbel van drie kan vinden waar ik bij kan aansluiten. Anders is mijn komst op het terras eigenlijk bij voorbaat al verlieslatend voor de uitbater.  Tenzij ik voor vier drink.  Wat zelfs mij overdreven lijkt. Bovendien zou ik met mijn allenigheid kwade blikken kunnen oogsten bij een volle bubbel die nog een tafel wil scoren. Ik zou hierbij een oproep kunnen doen naar een vaste horecabubbel van drie. Dat lijkt me toch al te wanhopig.

Daarenboven ben ik nogal kritisch. Zo wil ik niemand in dat gezelschap die zeurt over de prijs die gestegen is. Geen enkele crisis wordt opgelost met lagere prijzen. Dat is een nuchter feit. Ook is me op gaan vallen dat ik lichtjes panikeer als ik merk dat mijn gesprekspartner na al die maanden nog niet weet men een mondmasker op correcte wijze moet dragen. Als dat nog geen gewoonte is geworden, vraag ik me af uit welke kelder mijn gezelschap is gekropen. Ook heb ik de laatste maanden zoveel gehoord over vaccinaties en besmettingen dat ik het gewoon eens over koetjes en kalfjes wil hebben. Of over schaapjes mijn part. Als we na al die tijd nog eens uit ons kot mogen komen, laten we het C-woord dan vooral niet al te vaak vallen.

Laat ons kameraadschap vieren met een K. Binnen de perken en met mate. Als we flink zijn, kan het misschien ooit nog als weleer.   

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 30/04/21) 

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....