Afgelopen zondag zat ik met een gamel vol hutsepot en worst
in een pittoresk bruin cafeetje in Wervik het einde van een intense
krokusvakantie te vieren. Het was een week vol uitersten. De uitschieters waren
ongetwijfeld een ritje in een Porsche, geslaagde optredens en het winnen van
een paar witte sokken. Soit, als ik straks vijfenveertig word, kan ik
onmogelijk beweren dat het stilaan een saaie boel begint te worden. Het is een
bizar idee te beseffen dat ik nu toch zeker al de helft van mijn leven achter de
rug heb. Want de kranige gezondheid van mijn meme zaliger heb ik toch niet
geërfd, vrees ik.
De hutsepot was zout, maar ik liet het me smaken. We hadden
er in bont gezelschap een wandeling op zitten in de miezerige regen. Onze
kleren waren nat. Ik had reservekousen van een vriendin aangetrokken omdat de
mijne doorweekt in mijn rugzak zaten. Hier op deze plek was het niet belangrijk
of de sokken al dan niet matchten met mijn trui. Hier was iedereen gewoon
schroomloos zichzelf. Ik kon me eigenlijk geen betere plek wensen om terug in
de realiteit te springen.
Misschien voelt het vreemd dit als dit podiumbeest neer te
schrijven: hoe graag ik ook de show steel, het voelt nooit verkeerd om in een
gezelschap gewoon mezelf te kunnen zijn. Hoe ouder ik word, hoe belangrijker
dat toch is. Met de juiste vrienden om je heen, zou het vanzelf moeten lukken. Maar
leuker nog is dat er plaatsen zijn die mensen spontaan zichzelf laten zijn. Het
zijn zeldzame plekken die geen reclame nodig hebben om te bestaan.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 01/03/24)