dinsdag 29 juni 2021

TINE ZIET (277): Droom

Vorige week stond ik onbezonnen aan te schuiven voor mijn eerste vaccin. Aanschuiven is niet het juiste woord. Ik parkeerde mijn fiets, zet mijn mondmasker op en ik mocht meteen naar binnen na de obligate verplichtingen. Om eerlijk te zijn kon ik eigenlijk in één vlotte beweging naar de wachtzaal. Het was pas in de wachtzaal dat ik goed besefte dat er toch veel mensen in 15 minuten passen, want de wachtruimtes waren allemaal best goed gevuld en om de minuut stond wel iemand op om te vertrekken.  Er heerste een rustige sfeer en alles liep ordentelijk en vlot.

Dat was het dan, dacht ik toen ik op mijn fiets kroop. Hier heb ik nu zo lang op gewacht. Ik herinner me dat ik spontaan begon te neuriën. Natuurlijk viel ik later in vreemde zweterige slaap. Een slaap die me toch anderhalve dag naar mijn matras bleef trekken. Het was in één van die zweterige slaapjes dat ik droomde van een zomervakantie waarin ik al mijn tanden verloor, maar dat niet meer achter mijn mondmasker kon verstoppen. Iedereen lachte behalve ik omdat ik de lege holte in mijn mond niet durfde te tonen. Het was een zomer die ik zo snel mogelijk zag verdwijnen maar omdat de burgemeester besloot dat het in onze stad nu voortaan weer een stad van leute en plezier moest zijn, werd de zomer er met drie maanden verlengd. Iedereen was euforisch. Die drie extra maanden werd mijn mond een bezienswaardigheid. Ik werd tentoongesteld in alle zomerbars. Billenkarren stond in de rij om dat grote zwarte gat te zien na zoveel gruweltijd.   Kinderen probeerden er zand in te gooien als ik ergens stond te geeuwen.

Ik zou geen dromen moeten delen hier. Er is altijd wel ergens een gedegen dromenlezer die er iets in ziet dat heel mijn ziel in z’n blootje zet. Ik noem het zelf: schrik na de prik. Na de tweede komt het wellicht weer terug dat gebit. Dat mag ik hopen. Na verloop van tijd zou ik toch als een zandzak lopen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/06/21) 

maandag 21 juni 2021

TINE ZIET (276): Druk

Wie me de laatste weken ziet of hoort, weet dat ik momenteel een pletwals in mijn lijf heb. Dan heb ik het niet eens over mijn gewicht. Er zit een soort van stress in mijn lijf. Een druk die voor extra lange tenen zorgt. Dat komt niet alleen door de laatste loodjes schooljaar die extra zwaar doorwegen. Het komt ook door het plotse besef dat alles en iedereen weer op volle krachten wil draaien, maar dat ik het misschien wel ben verleerd. Of zo.

Projecten die door de pandemie in één of andere comateuze slaap terecht gekomen waren, worden weer wakker geschud. Familiefeesten moeten voor de zomerkampen worden ingehaald. Uitgestelde etentjes worden ineens zo snel mogelijk opnieuw bepaald. Vragen om op te treden en om samen te werken schuiven weer mijn richting uit. Hoewel het meestal allemaal leuke dingen zijn, voelen ze toch als veel te veel en soms – echt waar – ook als verschrikkelijk ongemak.

Begrijp me niet verkeerd: ik hou  van mijn familie en mijn vrienden. Ik kan niet wachten om weer op een podium te staan en naar cultuur te gaan kijken.  Maar na maanden stilstand is mijn leven wat geconditioneerd aan werken, wandelen, wekelijks een stukje schrijven voor deze krant, thuis alleen met mezelf en de kat, een bezoekje aan mijn moeder, essentiële aankopen en heel af en toe een repetitie of een occasioneel ander terugzien. Nu komt er als het ware een tsunami aan prikkels op mij terecht. Als een kleine dreiging. Het is ineens veel te gezellig druk. Bovendien is er ook nog eens de angst: Pas ik nog in een feestjurk?

Het doet me ineens ook goed beseffen dat ik voor maart 2020 blijkbaar een agenda had die uit z’n voegen barstte. De personen die me nu “Nee.” horen zeggen, moeten weten dat ik dat niet met volle enthousiasme doe en dat ik daar zelfs mezelf mee verbaas maar dat ik van harte hoop voorzichtig wat te kunnen plomberen voordat onherstelbare schade wordt gemaakt.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 18/06/21) 

maandag 14 juni 2021

TINE ZIET (275): Bank

Graag wil ik iets schrijven over banken. Daarmee doel ik niet op die exemplaren om op te zitten na een verkwikkende wandeling. Ik heb het over het financieel instituut dat we vertrouwen in zake onze eigen spaarcenten. Ze verdwijnen opmerkelijk. Zo verhuisde het filiaal van de bank van mijn moeder naar een andere gemeente. Omdat ze geen auto rijdt en momenteel slecht ter been is maar bovenal niet online leeft, zag ze zich genoodzaakt om haar geld naar een andere bank over te zetten. Eén bank die voorlopig nog wel in haar dorp gelooft. Vraag is: hoelang nog voor die ook verdwijnt?

Domiciliëringen moesten opnieuw aangevraagd worden. Nieuwe handtekeningen gezet. Gewacht op een nieuwe bankkaart. Aangezien haar nieuwe bank niet elke dag open is, duurt alles ook wat langer dan normaal. Ze is ook ziek geweest. Met het gevolg dat ze al een paar boetes gekregen heeft omdat ze te laat betaalde. Ze vraagt ook niet graag om hulp hiervoor. Ik vind dat sneu.

Hoe is het in godsnaam mogelijk dat banken een hele generatie burgers over het hoofd ziet? Mensen die al heel hun leven sparen (de grootste spaarders notabene!) worden aan hun lot overgelaten. Ze moeten opeens vertrouwen op anderen om hun eigen geldzaken af te handelen omdat ze een echt leven leiden in plaats van digitaal. Aangezien de geldautomaten ook verdwijnen en er nu ook geld gevraagd wordt om geld af te halen bij de bank sta ik vaak met de kaart van mijn moeder aan een automaat. Uittreksels krijgt ze ook niet meer. Als ik van slechte wil zou zijn, kon in onopgemerkt extra geld afhalen voor mijn eigen portemonnee. Bejaarde mensen zonder kinderen moeten hun zorgkundigen met die taak belasten. Het is enorm bedroevend dat onze maatschappij blijkbaar zo snel verandert dat het voor een groot deel van onze bevolking onmogelijk is om mee te draaien.

Een hele generatie die het verdient om zorgeloos op een bankje in de zon te zitten, blijft in de kou. Ik begin alvast een stiekeme rekening onder mijn matras. Uit voorzorg.

 (verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/06/21) 

maandag 7 juni 2021

TINE ZIET (274): Artistielastiek

Leerkrachten in het kunstonderwijs worden geacht creatief te zijn. In deze tijden net iets meer. Een heel jaar mochten de leerlingen dramastudio bijvoorbeeld amper bewegen en was hun expressie voor de helft verborgen achter mondmaskers. Een hele uitdaging! Alsof een rij-instructeur  iemand moet leren rijden met een stuur in de handen zonder de rest van de auto erbij. Daarenboven werden groepjes opgesplitst, waardoor ze minder lessen kregen en geen connectie meer hadden met de anderen.

Toen ik merkte dat er een zomerbar kwam op de speelplaats van één van de vestingsplaatsen waar ik werk, kreeg ik het schitterende idee om de ouders uit te nodigen aan die tafeltjes van de bar en de leerlingen te laten optreden rond de tafels. Dat werd helaas niet goedgekeurd. Met ons soort onderwijs volgen we niet de maatregelen van cultuur, niet de klassieke maatregelen van onderwijs en zeker niet die van horeca. Op een terrasje zitten mag. Optreden voor 50 personen voor een podium ook. In het DKO liggen de maatregelen dus net iets anders.

Zo is publiek in de klassen niet mogelijk. En creatief zijn we. Zo zag ik raamconcerten: leerlingen die piano speelden met de ramen open en ‘bubbels’ die moesten reserveren om voorbij dat raam te komen. Een collega stelde smalend voor om oudercontacten te organiseren op een terrasje. Helaas moet dat weer virtueel.  Zelf ga ik met enkele collega’s langs tuinen en drempels van de leerlingen thuis en laat hen daar een korte voorstelling spelen.  Toen ik dat voorstelde aan de leerlingen waren ze in de eerste plaats wat ongemakkelijk. “No way!” Maar na een tijdje werden ze toch enthousiast. Blij eindelijk nog eens voor publiek te kunnen staan.

Zelf heb ik 21 klassen die allemaal een andere aanpak vergen. Maatregelen verschillen van groep tot groep. Ik fiets. Ik film. Ik monteer. Ik stuntel. Ik mail. Ik app. Met alle plezier maar die rekbaarheid raakt op.  Ook bij de collega’s. Daarom: DKO verdient echt een terechte pluim voor ‘artistielastiek’.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 04/06/21) 

TINE ZIET (415): Fratsen

Het is hier de laatste weken een beetje stil geweest. Dit omdat mijn lichaam op de alarmknop ging staan. Rusten werd obligaat. Mijn kat Frie...