dinsdag 26 april 2022

TINE ZIET (318): Familie

Omdat mijn oom en tante het inmiddels al 51 jaar met elkaar uithouden, nodigden ze ons uit voor een feest. Het was een blij weerzien met mijn neven. Ook onze ouders waren ook zichtbaar gelukkig dat ze hun eigen neven en nichten nog eens op een vrolijke gelegenheid konden ontmoeten in plaats van op een begrafenis. De tafel van mijn neefjes en nichtjes was opmerkelijk minder uitgelaten. Het belang van het feest werd minder begrepen. Dat valt op zich zeker te begrijpen. Op hun leeftijd was ik ook nog niet zozeer met familiegevoel bezig. Maar omdat er in die jaren nog geen gsmtoestellen bestonden, waren we toch verplicht om met elkaar te praten.

Ik herinner me de jubilea van mijn grootouders waarin ik eigenlijk alleen de kroketten en de taart belangrijk vond. Of het stuntelig poseren voor een groepsportret. Of later toen ik ouder was, de tegenzin om mee te moeten aan een tafel die me opgelegd was. Nu ik ouder word, het is frappant, voel ik meer verwantschap en verbondenheid met wie (na al die tijd zonder elkaar) naast me zit. Familie is toch meer en meer onder gelijken. Dat uit zich in gemeenschappelijke kwaaltjes bijvoorbeeld. Of in eenzelfde kinnenbak. Een accent. Een tic met de vingers om de mond. Bovenal in al die herinneringen of opgerakelde verhalen waar ik lang geen weet van had. Of bijna was vergeten.

Op het feest was trouwens een raséchte verhalenverteller die enthousiast voor de tafels sprong en een verhaal uit de doeken deed dat hij zelf van een ander had gehoord. Ogen lichtten op. Mondhoeken krulden naar boven. Verhalen waar of niet: ze zijn nooit overbodig. Vaak gaan ze over de afwezigen. Ze leiden stilaan van oor tot oor een eigen leven. Ze worden opgeslorpt, wat aangeblazen en tot een volgende bijeenkomst meegedragen. Al is er op elk feest wel ergens een ongemak, waarover spontaan door iedereen wordt gezwegen. Dat kan alleen in een familie.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/04/22) 

dinsdag 19 april 2022

TINE ZIET (317): Ballen

Zondag was ik één van de vele aanwezigen op ‘Gevleugelde Stad’ in Ieper. Eindelijk weer écht straattheater! Het wemelde op de Vestingen van allerlei mensen die nood hadden aan spektakel in de buitenlucht. Er was zon en er waren talrijke acts. Wij waren er vooral om naast de obligate parfumwolken sfeer op te snuiven. We lieten ons zonder programma door wat we zomaar tegenkwamen verrassen.

Wat mij vooral opviel was dat zoveel acts ballen toonden. Jongleerballen. Er waren zelfs ook petanqueballen. Heel veel harige knotjes, haarballetjes als het ware op het hoofd. De meest gewaardeerde exemplaren waren toch de spreekwoordelijke ballen. Om als schriele maar pezige vrouw schijnbaar vlotjes gitaar te spelen rechtstaand op de schouders van je partner in crime. Om die reus ook zomaar eens op je eigen schouders te torsen. Dat valt enorm te bewonderen. Verwondering is dan ook waar het bij straattheater om draait.  Luisteren naar de reacties van de omstaanders bewijst dat ook. “Goede schmink zeg!” “Mooie man, hé!” “Wat een spieren!” Het zit hem ook in de collectieve ingehouden adem als een vrouw de lucht wordt ingegooid voor een salto, in de hoorbare opluchting als ze in de juiste armen terechtkomt of in de gemeenschappelijke gniffel om een visuele grap.  We leven inmiddels wel in een tijd waarin we enorm verwend zijn als het om spektakel gaat. Met jongleerballen gooien is nu eenmaal minder spectaculair dan met mensen. Zeepbellen zijn ook maar tijdelijk. Muziek maken met glazen doen we toch allemaal? Maar een nummer van ABBA toveren uit een bakfiets vol glazen is toch iets indrukwekkender.

Vergelijk het met vuurwerk. We verwonderen ons niet langer over één pijl in de lucht. Het moet veel en almaar meer. Het gaat om de kleuren, de muziek, het tempo: show!  We openen steeds minder onze mond, staan almaar minder verstomd, zien vaker de sissers. Terwijl op dit niveau elke bal slechts na jaren van oefenen voor de kritische leeuwen van een publiek wordt gegooid.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 15/04/22) 

maandag 11 april 2022

TINE ZIET (316): Volière

Vorige week kwam ik enkele keren in aanraking met ziekenhuizen. Het wat en waarom, doet er voor dit stukje niet echt toe, dus laten we dat maar achterwege. Ook zonder kennis van eventuele ziekteverschijnselen kan elke lezer wellicht vermoeden dat dit geen plezierreisje betrof.  

Omdat ik eigenlijk over vrolijke dingen hoor te schrijven, beschrijf ik het ziekenhuis hier verder  als een ‘volière’. Kwetterend kleurig! Feit is: je laat jezelf in goede handen achter die het gewoon zijn te zorgen voor anderen. Onder elke ziekenhuisschort of ziekenhuislamp schuilt uiteindelijk een soort van klein bang vogeltje dat ervan droomt om zo snel mogelijk weer naar huis te vliegen. Wie zorgt, zorgt met dezelfde handen voor een bonte specht, een sierlijke zwaan en een knorrige kalkoen. Mijn respect voor wie dat kan, is afgelopen dagen toch enorm gegroeid. Zonder verder in veel detail te treden kan ik toch beamen dat er sapperdepietjes veel lastige vogelsoorten bestaan! Sommigen klauwen of pikken met hun snavel.  Andere maken het geluid van de witte klokvogel (zoek maar eens op!). Toch verdient elk gekwetst vogeltje een eigen lieve zorg. Elk bed vergt een andere aanpak. Een goede verpleegster,  dokter, ambulancier, switcht van manier in één handomdraai. Knap!

Wat opvalt is dat veel zieke vogeltjes vaak de andere vogels in de buurt niet opmerken. Men ziet dan alleen zijn eigen kooi. Dat is jammer. Maar het is ook volkomen te begrijpen.  Elk ziekig bekje zingt zoals gebekt.  Welke vogelsoort ik zelf ben?  Ik zou het echt niet weten. Een leraar vergeleek me ooit eens met een straatmus die ook gewoon een kraai kon zijn. Dat maakte me niet echt gelukkig. Simpele duif. Onnozel kiekske. Er is op geregelde tijdstippen in mijn leven eenvoudig pluimvee in mij gezien. Ornithologen, verzamel u! Gelieve mij dringend en met spoed te determineren voordat de vogelgriep me nog eens velt.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 08/04/22) 

dinsdag 5 april 2022

TINE ZIET (315): Hond

Nu de zon weer in het land is, werden mijn wandelschoenen hardhandig opgepoetst. Mijn fiets kreeg een onderhoud bij de fietsenmaker. Opeens is er weer moed en zin om te wandelen en te fietsen. Niet alleen doet de beweging me goed en hoef ik er geen dure brandstof voor te betalen. De buitenlucht is niet te versmaden om bij te tanken en op te laden. Aan de terrasjes, de Leieboorden en aan de wandelpaden te merken, was ik niet de enige die daar zo over dacht. De benen laten zich bij sommigen weer gretig ontbloten. De mouwen worden opgestroopt en de zonnebrillen zijn weer het pronkstuk voor onze ogen en op onze hoofden. Dat het nog geen zomer is, is duidelijk als de wind zich laat voelen. We vervloeken dan ons optimisme en krijgen het toch ineens te koud natuurlijk. Want wie denkt nu ook aan een jas of dikke trui als het lente is?

Wat me vooral opgevallen is afgelopen dagen is er dat er precies veel meer honden rondlopen. Ik weet niet of mijn observatie klopt. Het zou logisch zijn te bedenken dat mensen bubbelsgewijs meer behoefte hadden aan een viervoeter om te aaien. Misschien ben ik gaandeweg ook meer beginnen letten op dat kwispelend gezelschap. Niet dat ik zelf de behoefte voel om met een poepzakjesrol te wandelen. Nee, liever loop ik met de handen vrij. Sinds ik regelmatig melige hondenfilmpjes bekijk en Thuur, de kolos van een vriendin zo graag in mijn buurt verdraag, voel ik me meer aangetrokken tot die keffende of blaffende haarballen. Het is inmiddels trouwens zover gekomen dat ik de hond in mezelf aan het ontdekken ben. Voor een nakende performance oefen ik tot ergernis van mijn buren in hond-zijn. En wat blijkt: het gaat me zo goed af dat ik mijn staartbeentje voel kriebelen. Alsof het reikhalzend verlangt naar een staart.

Alle gekheid op een stokje: lente doet zijn werk! Bij het bloeien van de magnolia’s worden we allemaal wat leuker gekker.

(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 01/04/22) 

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....