Omdat mijn oom en tante het inmiddels al 51 jaar met elkaar uithouden, nodigden ze ons uit voor een feest. Het was een blij weerzien met mijn neven. Ook onze ouders waren ook zichtbaar gelukkig dat ze hun eigen neven en nichten nog eens op een vrolijke gelegenheid konden ontmoeten in plaats van op een begrafenis. De tafel van mijn neefjes en nichtjes was opmerkelijk minder uitgelaten. Het belang van het feest werd minder begrepen. Dat valt op zich zeker te begrijpen. Op hun leeftijd was ik ook nog niet zozeer met familiegevoel bezig. Maar omdat er in die jaren nog geen gsmtoestellen bestonden, waren we toch verplicht om met elkaar te praten.
Ik herinner me de jubilea van mijn grootouders waarin ik
eigenlijk alleen de kroketten en de taart belangrijk vond. Of het stuntelig
poseren voor een groepsportret. Of later toen ik ouder was, de tegenzin om mee
te moeten aan een tafel die me opgelegd was. Nu ik ouder word, het is frappant,
voel ik meer verwantschap en verbondenheid met wie (na al die tijd zonder
elkaar) naast me zit. Familie is toch meer en meer onder gelijken. Dat uit zich
in gemeenschappelijke kwaaltjes bijvoorbeeld. Of in eenzelfde kinnenbak. Een
accent. Een tic met de vingers om de mond. Bovenal in al die herinneringen of
opgerakelde verhalen waar ik lang geen weet van had. Of bijna was vergeten.
Op het feest was trouwens een raséchte verhalenverteller die enthousiast voor de tafels sprong en een verhaal uit de doeken deed dat hij zelf van een ander had gehoord. Ogen lichtten op. Mondhoeken krulden naar boven. Verhalen waar of niet: ze zijn nooit overbodig. Vaak gaan ze over de afwezigen. Ze leiden stilaan van oor tot oor een eigen leven. Ze worden opgeslorpt, wat aangeblazen en tot een volgende bijeenkomst meegedragen. Al is er op elk feest wel ergens een ongemak, waarover spontaan door iedereen wordt gezwegen. Dat kan alleen in een familie.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 22/04/22)