Gisteren verzamelde ik in een doos de plantjes die ik afgelopen schooljaar goed heb verzorgd in mijn klas in Moorsele. Wat blijkt? De vijf potjes waren nog volop groen en springlevend. Sommigen waren warempel verdubbeld qua omvang. Bij deze is dus bewezen dat ik het wel degelijk kan. Thuis lukt het me al mijn hele leven niet zo goed. Cactussen gaan rotten. Kamerplanten krijgen bruine randen. Zelfs vetplantjes gaan er slapjes bij hangen. DE blijvers zijn meestal nep. Wellicht heeft de plek van de stek invloed op het groeiproces. In mijn klas stonden ze als echte zonnekloppers achter ramen die mooi de zon konden vangen. Of werden ze mooier door al dat lesplezier?
Inmiddels zijn de
plantjes op goed geluk verpot naar een grotere pot. Stekjes van de sanseveria
heb ik apart verplant. Ik neuriede er warempel een vrolijk liedje bij. Mijn
moeder die dit zal lezen, zal er ongetwijfeld ontroerd een traan bij plengen
terwijl ze fier kijkt naar haar eigen balkon. “Eindelijk lukt het de jongste ook
om wat extra groen te kweken zonder dat ik moet reanimeren!” Zou ik dan
eindelijk toegetreden zijn tot de volwassenwereld? Natuurlijk moet ik nog niet te voorbarig
juichen. Ze moeten deze zomer overleven. Verder groeien. Niet te scheutig met
water. Ook niet te karig. Bovenal dus vooral die plek vinden waar ze nog groter
kunnen worden.
Straks verpot ik mezelf samen met hen naar een nieuwe stek.
Dat het er een prachtige oase mag worden vol krukjes groen. Ik hoop er zelf ook nog meer te bloeien. Hoopvol
kijk ik de toekomst tegemoet. Schenk me gerust wat extra potjes of een
afstammeling van jouw trouwe keukenplant. Hoe meer flora rondom mij, hoe meer
ik me - zelfs met hangers - weet omarmd. En wie weet, ga ik er na enige tijd
ook tegen praten. Als de kat ze intussen niet gulzig heeft opgepeuzeld en
uitgespuugd.
Leven in het groen, we zouden het allemaal meer moeten doen.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 01/07/22)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten