Afgelopen week ging ik met een vriendin wandelen rond Bergelenput. We hadden onszelf allebei wat moeten pushen om onze wandelplunje aan te trekken. De lucht voorspelde niet zoveel goeds en de paadjes gingen gegarandeerd modderig zijn. Toen we uiteindelijk toch de moed gevonden hadden om onze wandelschoenen aan te trekken, trokken we het autoportier achter ons dicht en gingen op pad. Boven ons pakten bijna meteen de wolken zich samen en ter hoogte van de brasserie begon het behoorlijk te regenen. “Dan toch eerst een koffie?” vroegen we aarzelend. We gaven toe aan die drang. We stapten de zaak binnen en bestelden. De ober had voor een hartje op mijn koffie verkeerd gezorgd. Dat zorgde meteen voor een lach op ons gezicht. De hemel klaarde daarna effectief op en we vertrokken.
Tijdens ons rondje rond de put werd de lucht langzaamaan
blauw en het zonnetje brak door. We stapten goedgemutst over de glibberende
paadjes. We vergaten het grijze. Eenmaal ons rondje was afgelopen gingen we
nogmaals de brasserie binnen om iets te eten. Na het eten vroeg ik nog een
koffie verkeerd aan de ober. Hij waarschuwde me dat de koffie er anders zou
uitzien. Wellicht omdat een collega de koffie zou maken. Ik lachte en zei
plagerig dat ik net nog een koffie verkeerd vroeg voor het extra hartje erbij.
Hij bloosde een beetje en zei dat hij het misschien toch wel kon regelen. Ik
zag hem inderdaad zelf achter de koffiemachine kruipen om me alsnog van een nog
mooier hartje te voorzien.
Soms is dàt genoeg om de zon te zien doorbreken. Jezelf in
beweging verplichten. Ondanks dreigende
koude lucht. Onverwacht een koffie
bestellen aan iemand die wat extra moeite doet om je aan het glimlachen te
krijgen. Het werkte op dat moment wonderwel: opgelucht stapten we terug naar de
auto. Het was zelfs aanstekelijk: aan de kleine vijver gekomen, schaterden de kikkers uitbundig met ons mee.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 28/03/23)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten