maandag 22 november 2021

TINE ZIET (296): Pelikaan

Gisteren zag ik een prachtige opname van een grote zwerm hongerige pelikanen in een meer in Israël. Een indrukwekkend jaarlijks terugkerend fenomeen. Duizenden en duizenden vogels maken daar een collectieve tussenstop op hun route van Europa naar het zuiden. Ze komen daar op kracht: rusten even en doen zich te goed aan de vis. Oorspronkelijk vraten ze alle vis uit het meer op, wat natuurlijk problematisch was voor de lokale visboeren. Men heeft er wel wat op gevonden: meermaals per week worden er gedurende deze periode vrachten vis die niet verkocht raken in de winkels in het meer gestort. Zo is er geen verspilling en laten de pelikanen de vissen in het meer met rust.   

Het beeld deed me even in jaloezie wegdromen. Gedachten als ‘Was ik maar een pelikaan’  en ‘‘Bofkonten! Jullie mogen tenminste nog zonder beperking vliegen en schranzen naast elkaar!’ schoten door mijn hoofd. Het lijkt het me toch wat om naar de zon te kunnen vliegen op eigen vleugels. Weg van hier. Ook het idee van dat gezellig samen te kunnen genieten, kan prachtig lijken. Anderzijds gruwelde ik van het idee om me in een kudde op afgedankte vis te storten.  Die vissen in het meer zijn toch veel lekkerder en verser? Ik was dus als het ware maar even jaloers. Maar ik was jaloers, dat geef ik grif toe.

Dat is het probleem van jaloezie. Ook al ben je het maar even: het vreet. Net als spijt overigens. Het vreten en vreten gaat almaar door. Omdat wij geen pelikanen zijn, hebben wij geen keelzak. Omdat wij geen hamsters zijn geen wangzakken. Omdat wij geen duiven zijn,  hebben wij geen krop. Omdat wij geen koeien zijn geen zeven magen. Nee, wij zijn mensen en vreten onszelf tergend op met alles wat wel mag en alles wat we hadden kunnen mogen. Wij hebben stilaan geen meer meer dat ons verbindt.

Er is in de toekomst wel hoop: het is een feit: ooit zullen we ons samen hartgrondig gaan schamen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 19/11/21) 

Geen opmerkingen:

TINE ZIET (420): Belofte

 Sinds ik in een interview heb verklapt dat ik aan het roman werk, krijg ik af en toe eens de vraag of het nu al wat wordt. Ik moet dan eerl...