vrijdag 30 april 2010

Wat ze nu weer aan de hand heeft:

het gevoel in een verhaal te bewegen
zachte hand op schouderblad dat voor
de verandering niet stokt en valt

een tong die zonder stokken een microfoon aantikt
zwakke plek die spontaan meerstemmig oplicht

de adem in haar keel die niet weet wat in en uit
als in een droom haar vingers door de zuignaphuid

en iemand met een blik maar dan net iets anders

zondag 18 april 2010

Droom 9

Ergens zijn op het afgesproken moment.
Op blote voeten grassprieten tellen, omdat wie zou komen, nog niet is.
Opnieuw moeten beginnen. Blijkbaar tel je nog maar tot drieëndertig.
Na 15x 33 heel diep zuchten. Tot je in het bloementapijt verdwijnt.
Je afspraak op zien dagen. De roos boven je hoofd gebruiken als een vlag.
Niet gezien worden. Nooit.
Na 2x33 je afspraak op een boom zien schrijven: ik was op tijd en veel te mooi.
Hem de boom in denken. Dat zien gebeuren. Jezelf dood zien bloeien tot je zweeft.

Droom 8

Ik woon nog thuis. Opeens gaat de bel. De man van een vriendin. Hij is kwaad. Noemt me een schande voor het land. Ik ben gesignaleerd in zijn stad met een man aan mijn arm. Niet de mijne. Niet de zijne. Gewoon een man. En de week daarna zat ik zomaar in een restaurant mét wijn en een andere man. Hij slaat me razend in elkaar en roept: "En dan moeten wij maar kinderen maken, omdat jij een hoer wil zijn!" Mijn gezicht bloedt. Mijn kleren zijn aan stukken en in vlekken. Mijn vader troost me met de woorden: "Zou je niet eens vandaag aan een écht leven beginnen?"

Droom 7

Ik heb een auto. Wie niet? Ik rij rustig mijn auto in een ondergrondse parkeerplaats. Daarbij een muziekje. Dan opeens komen van links, rechts, achter en voor de zogenaamde 'autoterroristen'. Ze zetten zoveel vaart en zoveel druk dat mijn auto platgewalst wordt onder hun lijven. Ik kan ontkomen. Samen met alle andere automobilisten van de wereld. We zitten in een vergaderzaal en horen de terroristen onze auto's tot dunne plaatjes slaan en weten dat wij de volgende zijn om te worden uitgerold als omelet. We trillen als een riet. Want een omelet worden om vier wielen dat willen we niet. We eisen een fiets.

Droom 6

Ze kuste in haar droom iemand die ze in het ware leven onuitstaanbaar vindt.

Eens wakker veegde ze met weerzin haar lippen schoon aan het ijskoud venster.
De postbode lachte.

Droom 5

Wie is toch die man die vannacht in al mijn dromen voorkwam?

De nacht van zaterdag op zondag telt voor mij altijd al veel dromen.
Voor het eerst had mijn nacht een rode draad.

In elke droom die ik maakte, figureerde dezelfde man.
Hij had donker haar. Lachte niet. Nooit eerder heb ik hem gezien.
Elke keer zei hij slechts één zin: "Herken je me dan werkelijk niet?" en verdween.

Dan droomde ik weer verder. Werd wakker en dacht: Nee, ik herken je niet... Wie ben jij toch? Ik hernam een nieuwe slaap en stond weer even oog in oog met hem.
Even dacht ik nog: Ik neem een net mee en vang hem, zodat hij langer blijft.
Maar door de mazen van mijn slaap ontglipte hij me keer op keer.

Droom 4

Een mallemolen, zo ervaar ik de laatste tijd mijn dromen.

Ik droom met in mijn achterhoofd dat ik het al eerder droomde.
Mijn stem van bovenuit kan perfect vertellen wat er zal gebeuren.
Alleen verrast het mij dat ik opeens een hand een mond aanbied.
Dat het er niet meer toe doet dat ik middenin een achtervolging zit.

Dat het draait en maalt en almaar verder gaat,
merk ik aan de rimpels in mijn lakens.

Droom 3

Naar het schijnt dromen alle meisjes op een dag van paarden.Vannacht mijn eerste paardendroom.

Overal paarden. Ik moest me door hun poten een weg naar het einde van de tunnel weten te vinden want daar stond om één of andere rare reden mijn handtas onbewaakt. Dat lukte natuurlijk niet. Ik werd tot moes geplet en mijn handtas vloog de lucht in. De paarden leken het grappig te vinden. Mijn moes lachte ook. Groenig.

Ik haat paarden.

Droom 2

Vannacht kropen ze uit hun graf. Dat deed me nogal weinig.

Natuurlijk was ik blij ze allemaal terug te zien. Het is leuker aan een volle tafel taart te eten. Maar het leek me maar verstandig dat niet te laten blijken. Blijven konden ze toch niet.

Zij leken op hun beurt ook niet echt tevreden. De taart was stuk voor stuk ...een hapje lievelingstaart. Had ik zelf nauwkeurig uitgekozen. Ze likten ongelukkig hun blauwe lippen. Op de vraag of het misschien niet smaakte, antwoordde meme Martha: "Jatoet, maar we zijn moe - zo moe. Laat ons in het vervolg maar slapen."

Mijn keel gleed langzaam toe.

Droom 1

Deze nacht mocht ik eindelijk binnenwandelen in het huisje van Simonne.

Zij was een bijna-buurvrouw in mijn kindertijd. Omdat ze heel klein was en krom liep, dacht ik altijd dat ze een heks was. Later hoorde ik dat ze oma was en dat ze haar kleinzoon hadden opgegraven. Ze leek me steeds gevaarlijker...
Ze is al een paar jaar dood en haar huisje staat al een hele tijd te koop met gesloten luikjes en hoge distels in de tuin. Als ik eens passeer, zie ik haar in gedachten altijd uit haar deurtje komen.

Vannacht stond haar voordeur open en ik wandelde binnen met knikkende knieën. Het was donker en kil. Ach, het viel allemaal mee. Allemaal lege taartendozen en verse klodders slagroom in het huis. Simonne was vast dat soort vrouw dat elke dag een taart bakte voor bezoek dat nooit kwam... De heks was vast een dotje.

Deze morgen lag haar huis in stukjes neer.

donderdag 8 april 2010

De steen spreekt:

Nooit gedacht dat ik U kon laten roepen.
Of dat dat dan zo makkelijk ging.
En nu staat U hier en de woorden haken als kleine hengsels in mijn keel.
Maar ik wil en zal ze sleuren voor uw voeten. Tot U ze ziet.
Daar gaan we dan. Want veel tijd heeft U vast niet.

(perst en trekt - wurgt en beeft)

Waarom.
Ik.
Altijd.
En.
Waarom.
Nooit.

Vergeef me het zicht. Maar minder rood kreeg ik ze niet te pakken.
En meer woorden? Ik vond er geen.

U weet dat ik van dansen hou. Niet in orde. Niet in vaste vorm.
U weet dat ik vaak lach. Dat is van ver te horen. Dat is echt zo.
U weet ook dat ik lief kijk en dat ook stiekem ben.

Maar U weet dan ook dat iets hier weegt. Dat iets zich door mijn leden sleept.
En waarom begrijp ik niet. Wat deed ik dan verkeerd?

Ik zou tot genezing kunnen smeken. Maar ik aanvaard het lot om zwaar te zijn.
Wat ik dus van u wil weten: Waarom laat u mij dansen als ik voor wie kijkt, blijf staan? Waarom mag ik lachen als dat niet is toegestaan? En waarom toch, kijk ik zo lief naar wie keer op keer mijn botten breekt?

Als ik dit alles weet, denk ik wellicht eens minder dan ik spreek.
Word ik misschien lichter in mijn lijf en in mijn geest.

zondag 4 april 2010

Hoe jezelf te klonen: les 1

Wie alleen de storm trotseert, wordt meer.

Eerst en vooral de rust waarmee je de zaal betreedt.
Het gemak waarmee je naar een doel afstapt. Blokkeert.

Dan maar dichter bij muziek die gaten boort.
Jouw leden stoer. De ogen minder droog.

Het lijf het lijf maar laten. Het slibt langzaam dicht.
Je lacht. Het maakt je blik niet minder zout.

De frisse lucht opzoeken. Daar een blik. Een klik.
Onuitgesproken neem je hem in kielzog mee.
Als de klanken hoogtes raken, stijg je samen uit. Zweeft.
Dit is niet echt. Je bedenkt het. Denkt hij meer?

Hierna er even uit. Toch nog eens een doel opzoeken.
Je schudt een hand. Spreekt plannen uit die jezelf doen verbazen.
Daarna is je contact opnieuw gestoord tot een zucht op het toilet.

Je herpakt je, gooit je in een groep die teveel dronk om muziek te horen zonder oren.
Je vermengt je dan maar met de andere kant van het publiek. Maar ook daar zal je je storen aan de grote monden van het bier. Dan maar in een hoekje. Dan maar weer jezelf opzoeken. Tot in de toppen van de tenen schaamte kweken. Maximaal stagneren.

Tenslotte dan maar je boze hakken de vloer instampen.
Uitgeput een paal aanklampen en zonder boe of ba een goed concert uitlopen.
Omdat wie je was bij binnenkomst, in niets meer lijkt te reageren.

Nergens regent het niet in kop.
Ergens loop je als manke kat de snelweg op.

TINE ZIET (447): Euforie

Er zijn weinig dingen die zo kunnen opladen als een wandeling. Zeven jaar geleden had ik dit nog een uitspraak gevonden die bij de dagtrippe...