Op eerste dag dat ik de lente voelde, bezocht ik met mijn
moeder mijn vader. Nu ze niet meer met de fiets rijdt, geraakt ze er zelf niet
meer. Het spontane idee bleek schitterend te zijn. Toen we de trapjes bestegen,
kwamen we oog in oog te staan met een mooie zee van gras met daarin paardenbloemen
en madeliefjes. Een fijne verrassing was dat zeg!
Hoe dichter we bij mijn vader kwamen, hoe meer bloemen we
zagen. Prachtige tuintulpen bijvoorbeeld. Narcissen. Op de plaats van eerder
weggehaalde graven waren extra bollen geplant. Het deed ons wat. Allerheiligen
in lentevorm. Speciaal aangelegd door de groendienst van de stad Waregem. Elke
zerk was door die geweldige overdaad aan extra groen duidelijk met zorg in de
bloemetjes gezet. Zelfs de zerken die nooit bezoek krijgen. Zo zou het op elke
rustplaats mogen zijn, bedacht ik.
En zeg nu eens eerlijk: lieve mensen die een lege plek aan
tafel blijven, verdienen beter dan jaarlijks eenmalig de tristesse van bleekwater,
herfstasters en chrysanten. Namelijk: dit: badend in een zee van groen met madeliefjes
en narcissen. Omdat ze lief waren en we ze blijven missen.
In mijn droom maakte ik een bloemenkransje zoals ik klein
was en legde het op mijn vaders bed. Een lentekroon van witte bloempjes. Mocht
hij zich na al die jaren eens vervelen dan kan hij de bloemblaadjes één voor
één uittrekken met zijn grote handen terwijl hij denkt: “Er is geen twijfel
mogelijk dat er liefde blijft.” En dit ook door anderen op alle andere zerken.
Dat er ondanks al die knagende afwezigheid in een hart nog genoeg aan lente is.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 12/04/24)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten